Pensioenen en de FNV
Balans van de pensioendiscussie
Sjarrel Massop
Veertien dagen geleden schreef ik in Solidariteit dat de leiding van de FNV in de discussie over de pensioenen onzichtbaar is geworden. Daaraan kan inmiddels toegevoegd worden dat ze ook niet meer van zich laat horen. En dit, terwijl het met die discussie nog lang niet gedaan is. Minister Koolmees bereidt een wetsvoorstel voor en wil uiteraard niet vergeten worden. De kabinetsformatie stagneert en dus vertraagt de uitvoering van het nieuwe pensioenakkoord. Achter de schermen lijkt het één en ander te gebeuren, maar voor de al of niet gepensioneerden moeten we het ergste vrezen. Een goede gelegenheid om na ruim drie en een half jaar strijd de balans op te maken.
Drie en een half jaar is gerekend vanaf de start van de campagne van de FNV voor het Offensief: stop de race naar beneden en ga voor een gelijk speelveld. Leuze: voor behoud van koopkracht en echte banen. De senioren deden aan dit offensief mee voor een pensioenstrijd met vier eisen: a) bevriezing van de AOW op 66 jaar, b) indexatie van de pensioenen voor elke generatie, c) toegang tot het stelsel voor iedereen, ook flexers en zzp'ers, d) geen verslechteringen.
De balans die ik tracht op te maken, loopt langs vijf 'kritische overwegingen' met tegen de achtergrond de vier eisen.
Kritische overweging één
Nog steeds wordt getwijfeld of vakbondsleden voor of tegen het pensioenakkoord kunnen zijn. De leiding van het FNV stelt dat de leden voor het akkoord hebben gestemd en vraagt aan de (kader)leden deze instemming uit te dragen. Dat zou kunnen als er een reële vooruitgang is en er een uitzicht is op bijvoorbeeld een geïndexeerd pensioen. Maar er is geen verbetering te verwachten van de inkomenspositie van ouderen, ook niet van een aanvaardbaar pensioen voor de nog werkenden en voor de jongeren. Dus is herziening van de eerdere instemming nodig. De te beschrijven 'kritische overwegingen' maken dat duidelijk.
De eerste overweging betreft de wijziging van een uitkerings- naar een premiestelsel.
Het oude pensioenakkoord rustte op een collectief stelsel. Dat betekent dat de premies collectief vastgesteld werden en de ingelegde gelden collectief belegd. De hoogte van het aanvullende (naast de AOW) pensioen was niet afhankelijk van de ingelegde premie, maar werd berekend op basis van het verdiende salaris. Het was een uitkeringsstelsel.
Bij het nieuwe stelsel verandert dat. De beleggingen zijn nog wel collectief en worden verricht door de uitvoeringsorganen van de pensioenfondsen. Maar de pensioenopbouw volgt in het nieuwe stelsel de ingelegde premie. Dat is een wezenlijk verschil. Een gegarandeerde uitkering bestaat niet meer. Dat betekent dat er geen verschil meer is tussen een pensioenfonds en een commerciële pensioenverzekeraar. Daarmee gaat niet alleen een redelijk gegarandeerd inkomen op de helling, maar ook de zeggenschap over ons eigen geld.
Kritische overweging twee en drie
De tweede kritische overweging betreft de overgang van collectiviteit naar individualiteit.
Nog steeds houdt de leiding van de vakbeweging vast aan het idee dat het nieuwe pensioenstelsel een collectief stelsel is. Dat is gebaseerd op de gedachte dat de premies collectief belegd worden. Maar met de omvorming naar een premiestelsel, begeven de pensioenfondsen zich op het gladde ijs van de marktwerking en concurrentie. De groeiende onenigheid over de toewijzing van het enorme, opgebouwde vermogen is daarvan een illustratie. Het bestaande stelsel ging nadrukkelijk uit van de solidariteitsgedachte, maar deze is in het nieuwe stelsel losgelaten. De pensioenuitkering wordt afhankelijk van de ontwikkelingen van de financiële markten. Dat heeft helemaal niets met solidariteit te maken. Er komt wel een solidariteitsreserve, maar die term dekt de lading van solidariteit volstrekt niet.
De derde overweging heeft betrekking op de mythes van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Gesteld wordt dat de arbeidsmarkt – vergrijzing en ontgroening – langer doorwerken noodzakelijk maakt. Eerder, extra 440-1, heb ik die noodzaak ontmaskerd. De alsmaar blijvende stijging van de arbeidsproductiviteit door de technologische ontwikkelingen leidt ertoe dat er steeds minder arbeid nodig is voor een bepaald productieniveau. Een grafiek over de arbeidsparticipatie liet zien dat uitstel van de pensioengerechtigde leeftijd het voor jongeren steeds moeilijker maakt een baan te vinden. Bovendien is de regeling voor zwaar werk een aanfluiting. Afgezien van de bepaling wat zwaar werk is, kent de regeling bar weinig animo omdat ze financieel onaantrekkelijk is.
Ingrijpender is dat de economie grote veranderingen behoeft. Het klimaat moet worden ontzien, de economische groei aan kritiek onderworpen en de verdeling van de welvaart moet socialer. Dat zijn vraagstukken die in de eerste plaats aan de jongeren overgelaten moeten worden. Daarvoor hebben ze sociale zekerheid, vast werk en inkomen en goede huisvesting nodig. Langer doorwerken door ouderen maakt dat onmogelijk. Helaas is de vakbeweging met open ogen in de mythe van de vastlopende arbeidsmarkt gelopen.
Kritische overweging vier en vijf
De vierde kritische overweging heeft alles te maken met een generatieconflict.
In het oude pensioenstelsel bestond geen sociaal verschil tussen generaties. Dat is ontstaan met de individualisering van de pensioenen en de afschaffing van de 'doorsneesystematiek' (pensioen is niet afhankelijk van de ingelegde premie) die in het nieuwe stelsel spanningen oproepen tussen jongeren en ouderen. Geheel onterecht en door de leiding van de vakbeweging toegedekt met termen als 'sociaal'.
De laatste, vijfde, overweging speelt rond de betaalbaarheid van het pensioen.
Na de melkplas en de boterberg hebben we op dit moment te maken met een pensioenkluis, waar Dagobert Duck jaloers op zou zijn. Wat de gezamenlijke pensioenfondsen in kas hebben, staat in geen enkele verhouding tot de verplichtingen van vandaag en nog vele jaren daarna. Een wanverhouding die niet kleiner, maar alleen groter wordt. Gepensioneerden en nog niet gepensioneerden wordt voorgespiegeld dat met de invoering van het nieuwe stelsel de beruchte rekenrente (door de overheid vastgestelde rente, leidend voor zowel de vaststelling van het toekomstige vermogen als de toekomstige verplichtingen) zal verdwijnen. Het zogenoemde financieel toetsingskader (instrument waarmee De Nederlandsche Bank toeziet op de pensioenfondsen) heeft echter niet de functie de betrouwbaarheid van de pensioenen te vergroten, maar de fondsen rijp te maken voor de financiële markt, waar ze kunnen concurreren met verzekeringsmaatschappijen.
Balans
Aan de eisen waarmee de pensioenstrijd gestreden is, wordt op geen enkele manier voldaan in het nieuwe stelsel. De vakbeweging, de FNV voorop, heeft de leden aan het lijntje gehouden. Ondertussen is de inkomenspositie van gepensioneerden verslechterd. Indexatie is nog niet in beeld. De moties die het ledenparlement heeft aangenomen om die indexatie in het nieuwe stelsel snel te regelen, zijn door de FNV-leiding genegeerd, ze worden gewoon niet uitgevoerd.
Daarnaast slaat de regeling voor vervroegd uittreden bij zwaar werk nergens op. Het is een inkomensvermindering voor degenen die er gebruik van willen maken. Inmiddels gaat de AOW-leeftijd weer omhoog, met als enig effect dat jongeren op de arbeidsmarkt verdrongen worden.
Voor flexwerkers en zzp'ers is er een verplichte ongevallenverzekering gekomen. Het enige dat die verzekering met pensioenen te maken heeft, is dat de betrokkenen door de premiebetaling niet in staat zijn, als ze al genoeg verdienen, om zich ook nog eens te verzekeren voor de oude dag. Het nieuwe pensioenstelsel wordt een sociale aanfluiting waarvoor de leiding van de FNV mede verantwoordelijk is.
Dit alles heeft geleid tot verslechteringen en dat is onaanvaardbaar en komt voor een groot gedeelte op de rekening van de vakbondsleiding die prutswerk heeft geleverd. Daar komt bij dat de sector senioren van de FNV wel met kracht wil opkomen voor het inkomen van ouderen, maar daarin categorisch wordt tegengewerkt door diezelfde FNV-leiding. Het geduld en de redelijkheid raken op, de sector senioren zal moeten opkomen voor de belangen van ouderen en jongeren. De FNV laat dat na en daaraan moet snel een einde komen.
|