Serie "Alles over de oudedagsvoorziening" - deel 11, slot
Het pensioenvermogen van Nederland
Sjarrel Massop
Met het Nederlands pensioenvermogen is al jaren iets merkwaardigs aan de hand. Sinds de pensioenwet van 2007 stijgt het vermogen sneller dan de verplichtingen van de fondsen. De discussie gaat over de balans tussen deze twee.
Ondanks dat het vermogen al jaren sneller stijgt dan de verplichtingen, blijft de dekkingsgraad nagenoeg gelijk. Er is veel gesteggeld over de omvang van de verplichtingen die onterecht veel te hoog worden ingeschat. Met als gevolg dat het vermogen erg groot moet zijn, de omvang ervan wordt niet meer in twijfel getrokken. Het is terecht dat de discussie zich verplaatst naar de bestemming van het vermogen. Langzaam komt er zo enig zicht op wat er gebeurt achter de gesloten deuren van de uitvoeringsorganen van de pensioenfondsen.
Even een paar zaken op een rijtje.
Er is een verschil tussen vermogen en kapitaal. Kapitaal zijn alle middelen die in productieprocessen ingezet kunnen worden om daarmee winst te maken. Zo groeit het kapitaal. Vermogen is de mogelijkheid om kapitaal aan te schaffen. Pensioenfondsen hebben een groot vermogen, maar zijn geen productiebedrijven. Zij kunnen dus zelf geen kapitaal aanschaffen. Wat pensioenfondsen kunnen doen, is tegen een rente vermogen aan bedrijven beschikbaar stellen, zodat die kapitaal kunnen aanschaffen. De rente die ze daarvoor ontvangen, is dan het rendement.
 |
Docenten geven pensioenfonds ABP de laatste waarschuwing, foto: Laura Ponchel, gofossilfree.org |
Enkele gegevens
In het derde kwartaal van 2020 is de financiële positie van pensioenfondsen in Nederland verbeterd. Het pensioenvermogen steeg met €41 miljard naar €1.596 miljard. De verplichtingen stegen in hetzelfde kwartaal met €1 miljard naar 1.675 miljard. Doordat het vermogen sterker steeg dan de verplichtingen, verbeterde de financiële positie.
De bron van dit bericht is De Nederlandsche Bank. 1 De discussie over de verplichtingen blijft hier buiten beschouwing, zij het met de kanttekening dat de geciteerde trend al jaren aan de gang is en ook de laatste jaren doorzet. Het vermogen van de pensioenfondsen en pensioenverzekeraars was eind 2020 gestegen naar 2.000 miljard euro. Markant is dus dat de verplichtingen met dezelfde vaart toenemen als het vermogen groeit, namelijk met zo’n 2 miljard euro per jaar, maar dat tevens de verhouding tussen vermogen en verplichtingen gelijk blijft. Nederland wordt zo het land van het grote vermogen.
Ter illustratie enige gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: de totale verplichtingen voor het aanvullend pensioen, en dus niet voor de AOW, bedroeg in 2013: 26,5 miljard euro, in 2014: 27,1 miljard, in 2015: 27,9 miljard en in 2020 is er ongeveer een stijging naar 30 miljard euro.
Vermogensbeheer
De pensioenfondsen hebben gezamenlijk dus een groot vermogen. 2 Het ABP (overheid en onderwijs) is de grootste met 463 miljard euro. Het PFZW (zorg en welzijn) komt op de tweede plaats met een vermogen van 240 miljard euro, gevolgd door de twee metaalpensioenfondsen PMT en PME, samen 150 miljard euro. Bij elkaar vormen die vermogensbuffers dus zo’n 853 miljard euro, dat is bij elkaar ruim 2,5 keer de jaarlijkse Nederlandse overheidsbegroting.
Sinds een aantal jaren hebben de twee grootste beleggers hun vermogen ondergebracht bij aparte 'uitvoeringsorganisaties'. Voor het ABP is dat APG en voor het PFZW: PGGM. De controle over het reilen en zeilen van het vermogen lag bij de verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen. Die organen zijn buitenspel gezet. Vandaar dat de uitvoeringsorganen die ook over het beheer gaan, vrij spel hebben gekregen.
Ter illustratie. Het ABP, of beter gezegd, de APG, heeft 32 procent in aandelen belegd, 23 procent in bedrijfsobligaties, 18 procent in private equity, hedgefondsen en venture (risico) kapitalisme, 17 procent in staatsobligaties en 10 pr0cent in vastgoed. Al deze beleggingen hebben een verschillend rendement, afhankelijk van het risico dat ze aangaan. Door de lage rente renderen obligaties nauwelijks. Beleggen in aandelen is wispelturig. Zeer lucratief, maar moreel bedenkelijk, zijn bijvoorbeeld indirecte beleggingen en beleggingen in fossiele brandstoffen. Vastgoed is ook afhankelijk van de markt. Al deze activiteiten zijn van bedenkelijk allooi en dienen de samenleving niet. Zeker de aanvullende pensioenen niet. Het is in eerste instantie de opdracht deze praktijken inzichtelijk te maken en de positie van de verantwoordingsorganen als controleurs te herstellen.
 |
Ook beleggingen pensioenfondsen |
Verwerpelijk
Over het geheel is het rendement van het ABP over het jaar 2020 ongeveer 4 procent, dit is zeer constant. Omdat het vermogen groeit en het rendement stabiel is, stijgt het vermogen exponentieel, dus buitengewoon sterk, ook wel samenstelde groei genoemd. 3
Dit vermogensbeheer onttrekt zich dus aan de controle van de verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen, omdat ze ondergebracht zijn bij aparte uitvoeringsbedrijven, zoals APG en PGGM. Dat maakt het ook mogelijk dat over die rendementen zo’n 40 miljard euro per jaar aan vorstelijke bonussen en salarissen uitgedeeld kan worden. Deze lopen op naarmate de rendementen stijgen, over 2020 al tot 1,75 miljard euro per jaar. 4
Deze praktijk is verwerpelijk, zeker met de grote problemen waarvoor de wereld staat: economische crises, klimaatcrisis, energiecrisis, corona en de volstrekte ongelijke verdeling van vermogens en inkomens. Daargelaten dat de pensioenen van de deelnemers al meer dan tien jaar niet geïndexeerd zijn. Ronduit, een schande.
De kleine buffers
Naast het enorme vermogen dat Nederland heeft met de grote pensioenfondsen, is het ook een land van de kleine buffers.
De onbalans in het kleine bufferkapitalisme is dat er te grote vermogens op sommige plekken zijn die weerspiegeld worden in te kleine buffers en te weinig investering op andere plekken. Daardoor stijgt de ongelijkheid en wordt het gezond functioneren van de reële economie ondergraven.
Dit is een passage uit een bespreking van het boek van Bezemer. 5 Het kleine bufferkapitalisme betekent dat Nederlandse bedrijven erg weinig eigen vermogen bezitten. Het gevolg is dat ze niet alleen kwetsbaar zijn, wanneer het slechter gaat met een bedrijf, maar ook niet tot nauwelijks kunnen investeren uit eigen middelen. Veel bedrijven zijn aangewezen op de financiële markten en de daar opererende institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen. Daar moeten ze verhoudingsgewijs veel rente betalen.
Het gehanteerde systeem versterkt zichzelf, de pensioenfondsen bouwen een onverantwoord groot vermogen op, de bedrijven zien hun eigen vermogen nog verder slinken en de pensioenen worden niet geïndexeerd. De rijken worden erg snel nog veel rijker, de armen worden armer. Het klimaat gaat naar de gallemiezen, de economie naar de kloten, de bedrijven failliet of aan het infuus, de deelnemers aan de pensioenfondsen kunnen fluiten naar hun eigen geld.
De acties rond Shell laten zien dat er mogelijkheden zijn dit tij te keren. Een enigszins kleiner rendement houdt de pensioenfondsen ruim intact, de echte economie krijgt meer schone lucht, de pensioenen kunnen worden ge(her)ïndexeerd, we krijgen zeggenschap over ons eigen geld.
1 |
Financiële positie pensioenfondsen verbeterd - oktober 2020, www.dnb.nl
(terug)
|
2 |
Top 10 grootste pensioenfondsen van Nederland in 2020, exelerating.com
(terug)
|
3 |
Sjarrel Massop, Tegenstelling 15 - Samengestelde accumulatie, Extra 311-2
(terug)
|
4 |
Bonussen voor private equity en hedgefondsen bij ABP naar anderhalf miljard euro, fd.nl
(terug)
|
5 |
Bezemer, D. (2020), Een land van kleine Buffers, er is genoeg geld maar we gebruiken het verkeerd, Rotterdam, Pluim. Bespreking: www.blikopdewereld.nl
(terug)
|
|