Project "klassenstrijd", deel 1 - ontwikkeling van het kapitaal
Machinerie
Sjarrel Massop
Het constante kapitaal heeft in het kapitalisme een geweldige ontwikkeling doorgemaakt. Het bestaat uit a) productiemiddelen: grondstoffen en hulpstoffen, b) arbeidsmiddelen: gereedschappen en machines, deze worden niet in het product opgenomen, maar wel ingezet in het productieproces. Bij de ontwikkeling van het kapitalisme, vooral over het kapitaal, gaat het bij uitstek om de ontwikkeling van de arbeidsmiddelen die de arbeider/ster gebruikt in het arbeidsproces. Beginnend bij de mechanisering van de arbeid: de aandrijfkracht en het verwerkingsmiddel, later komt daar de automatisering bij. Marx spreekt dan al over de machinerie. (1)

ArtRevisited.com
Een illustratie. Een kapitalist wil tafels maken. Hij koopt daarvoor hout, lijm en spijkers als productiemiddelen en dus onderdeel van het constante kapitaal. Hij koopt ook een zaag, een schuurmachine, een lijmklem, een hamer en een nijptang: de arbeidsmiddelen, ook onderdeel van het constante kapitaal. Daarnaast koopt hij het arbeidsvermogen van een timmerman en kan het productie- en arbeidsproces zijn gang gaan.
Levende en dode arbeid
De waarde van het eindproduct wordt bepaald door de verhouding tussen de inzet van zowel kapitaal (c) als arbeid (v). Het surplus of meerwaarde is dus ook de weerspiegeling van de verhouding kapitaal/arbeid in het productieproces. Hoe meer kapitaal, hoe minder arbeid – hoe minder, relatief gezien, meerwaardevorming. Het surplus is voor de kapitalist. Deze is niet geïnteresseerd in het product, de tafel, nee slechts in het surplus. Daarmee kan hij zichzelf onderhouden en zijn kapitaal laten groeien.

Fabrieksarbeidster ongeveer 1914-1918
Een belangrijke nuance van Marx is het onderscheid tussen levende en dode of geobjectiveerde arbeid. Een hamer of een lijmklem is ook het resultaat van een productieproces, voorafgaand aan de productie van de tafel. In die hamer is dus een hoeveelheid waarde opgenomen. Arbeid in het 'arbeidsmiddel hamer als een object, waardoor die hamer waarde krijgt. Die waarde is bepalend voor de totstandkoming van de prijs van het product (2). Belangrijk is dat de waarde van een product bepaald wordt door de verhouding van de arbeidsmiddelen (gedeeltelijk dode arbeid) en de levende arbeid. De arbeidsmiddelen of machinerie verhogen de arbeidsproductiviteit, maar niet de waarde van het product die bepaald wordt door de verhouding tussen kapitaal en arbeid.
Conclusie: De stijgende productiviteit leidt niet automatisch tot een surplus.
Smith, Marx, Luxemburg
Adam Smith (1723-1790) ging er met de arbeidswaardeleer vanuit dat de waarde van een geproduceerd product slechts afhing van de inbreng van de levende arbeid (v). Karl Marx daarentegen heeft die arbeidswaardeleer aanzienlijk verbeterd door het inzicht dat de waardebepaling van een product een samenspel is van arbeidsmiddelen en levende arbeid.
Rosa Luxemburg formuleerde het scherp in haar "Accumulatie van het Kapitaal"(3): Hier lijkt de oorspronkelijke bron van het wonderbaarlijke dogma van Adam Smith over de oplossing van de totale waarde van de maatschappelijke jaarproductie in v+m te liggen. Smith overzag dat c, als eerste onderdeel van de formule c+v+m, de noodzakelijke uitdrukking is voor het algemene maatschappelijke fundament van de kapitalistische uitbuiting. De waarde van elke waar moet dus in de formule c+v+m uitgedrukt worden.
In de formule wordt zowel m als meerwaarde alsook s surplus gebruikt, deze zijn identiek. Als het om de groei of accumulatie van het kapitaal gaat, is dus van belang daarin de rol van het constante kapitaal, vooral in de vorm van arbeidsmiddelen, te betrekken.
Vast kapitaal
Smith onderkende het belang van het vaste kapitaal, maar betrok het niet in de waardebepaling van het uiteindelijke product. Daarbij maakte hij een onderscheid tussen flexibel en vast kapitaal. Flexibel kapitaal bestond volgens hem uit de productiemiddelen zoals hout, spijkers en houtlijm en vast kapitaal uit: de arbeidsmiddelen, zaag, lijmklem, hamer, schuurmachine en nijptang.
Marx worstelde daarmee en dat bracht hem ertoe het constante kapitaal als begrip te ontwikkelen. Hij zag dat dit kapitaal in zowel zijn mechanische fase als in de meer geautomatiseerde fase van de machinerie een prominente rol speelde in het productieproces en in het waardevormingsproces. Wanneer het arbeidsmiddel opgenomen is in het arbeidsproces ondergaat het verschillende gedaanteveranderingen, waarin het hoogtepunt de machine is of beter een mechanisch systeem. (1a) Dit ontwikkelt zich later tot een automatisch systeem, waarbij het afzonderlijke arbeidsmiddel, de machine, zich verder ontwikkelt tot machinerie.
Economische betekenis
Er ontstaat een opeenstapeling van productieprocessen, waarbij in elke fase waardevorming en surplus ontstaat. Dit gegeven is uitermate belangrijk in de tegenwoordige productieprocessen. Marx omschrijft het als volgt (1b):
Bij de machine, en nog meer bij de machinerie als automatisch mechanisch systeem, wordt de gebruikswaarde, dat is de materiële kwaliteit van het arbeidsmiddel, omgevormd tot een bestaan dat aangepast is aan het vaste kapitaal en het kapitaal als zodanig. Op geen enkele wijze is de machine het arbeidsmiddel van de individuele arbeider.
Door de dominantie die het constante kapitaal krijgt over de arbeid in kapitalistische productieprocessen groeide er een grote internationale arbeidsdeling. Dit is zonder waardeverlies dat in alle fasen kan ontstaan. In de diverse fasen wordt wel telkens waarde toegevoegd door de verhouding tussen kapitaal en arbeid. (4)
Een voorbeeld. In een sweatshop op de Filipijnen worden spijkerbroeken gemaakt. Kapitaal en arbeid ter plekke bepalen de waarde van de spijkerbroek. Er ontstaat hier ook een surplus. Die broek moet in een grote boot naar Europa. Op die boot werken mensen en de boot is zelf ook een arbeidsmiddel. Het transport vormt dus waarde, toegevoegd aan de oorspronkelijke waarde van de spijkerbroek. Die boot vaart op zware stookolie, afkomstig uit Iran. Die stookolie is ook een gebruikswaarde ontstaan uit de samenwerking tussen kapitaal (arbeidsmiddelen) en arbeid. Uiteindelijk komt die broek een keer in een Europese winkel terecht. Er is dus een opeenstapeling van (re)productieprocessen waarbij er in elke fase een verhouding tussen kapitaal en arbeid en ook waardevorming plaatsvindt. (5) Dat maakt de broek veel duurder dan waarvoor hij op de Filipijnen gemaakt is. Dit verschijnsel noemt Marx de reproductie van kapitaal en arbeid, met als kapitalistisch verschijnsel dat in elke fase er een surplus ontstaat.
In tegenstelling tot de analyse van Adam Smith stellen Marx en Luxemburg nadrukkelijk dat het constante kapitaal een onderdeel wordt van het productie- en reproductieproces van het totale kapitaal (c+v). De meerwaardevorming (s) vindt in elke fase plaats en wordt bepaald door de verhouding tussen het constante kapitaal (machinerie) en het variabele (levende arbeid). Of zoals de formule van het eenvoudige reproductieschema luidt: c+v+s.

Adam Smith, Edinburgh
Jevons Paradox (6)
Groei en meer machinerie (technologie) vormen geen oplossing voor economische, sociale, milieu- en klimaatproblemen. In kapitalistische verhoudingen versterken ze juist die problemen. Dit staat bekend onder de naam Jevons paradox. Een voorbeeld. Voor de productie van meer textiel in het midden van de negentiende eeuw waren er voor de aandrijving van de weefgetouwen machines nodig die op steenkool (stoom) werkten. Waar de machinerie de arbeid zou verlichten, ontstond er een zeer omvangrijke en vervuilende kolenindustrie. Met andere woorden, de verhoging van de arbeidsproductiviteit in één sector zal tot veel meer activiteiten leiden in andere sectoren. Een voorbeeld van deze tijd. Het plan is omwille van het milieu en de CO2 uitstoot alle auto's voor 2035 op elektriciteit en/of waterstof te laten rijden. Kapitalistisch is dit een lucratieve uitdaging, maar voor het milieu wordt deze ombouw een regelrechte ramp.
De auto industrie leunt sterk op een energieverslindende staalindustrie. In de batterijen voor elektrische auto moet veel van het schaarse lithium worden verwerkt dat een complete nieuwe industrie zal worden. Bij elke omzetting van energie ontstaat er een verlies, benzine laat een auto rijden, maar maakt het ook warm, dit is energie verlies. Geschat wordt dat het opwekken van elektrische energie tot een verlies leidt van ongeveer 15 procent. Voor de productie van waterstof is elektriciteit nodig, waarbij tijdens de productie ook minimaal een verlies van 15 procent optreedt. De energiebehoefte groeit dus, wanneer we deze elektrificatie willen omzetten met minimaal 50 procent. Dat is een niveau dat nooit bereikt kan worden zonder grootschalig gebruik van fossiele brandstoffen. Zon- en windenergie zullen nooit toereikend zijn. Zeker op de korte termijn zal het voor het milieu veel beter zijn om door te rijden op benzine, vanwege deze Jevons paradox. Nog veel beter is het om het vervoer drastisch te veranderen, maar dat is zeer ongunstig voor het kapitalisme.
(1, 1a en 1b) (Machinerie site Marxist internet archief)
(2) (Value, Price and Profit, Marxist internet archief)
De titel voor deze tekst is vertaald als Loon, Prijs en Winst, de oorspronkelijke titel is Value, Price and Profit. Dat is een verschil.
(3) (Akkumulation, Marxist internet archief (duits))
(4) Marx heeft deze verhouding tussen arbeid en kapitaal de organische samenstelling van het kapitaal genoemd.(Solidariteit Extra 451-3)
(5) Reproductie is het voldoen van de verplichtingen van het constante en variabele kapitaal. Met andere woorden het betalen van de grondstoffen en de machines en de lonen van de arbeiders/sters. Hier is nog sprake van de eenvoudige reproductie, maar zoals uit het voorbeeld al duidelijk wordt is er ook sprake van uitgebreide reproductie.
(6) (Solidariteit Extra 462-3)
(7) Nog twee oudere interessante extra’s voor de thematiek Machinerie:
(Solidariteit nummer 37)
(Solidariteit Extra 291 2)
