Leesgroep "Heropleving Karl Marx" - sleutelbegrippen en nieuwe interpretaties - deel 8b

Marx en de arbeid in onze tijd

Sjarrel Massop

Het kapitalisme, waarvan Karl Marx op het politiek-economische vlak de grootste criticaster was en misschien nog is, heeft zich enorm ontwikkeld. Dat is zeker het geval voor de verhouding tussen kapitaal en arbeid. De arbeid heeft zich in zekere zin geëmancipeerd en de scherpste kanten van het systeem afgehaald. Maar in onze tijd zien we weer veel verslechteringen, samen te vatten als flexibilisering en precarisering. In de termen van Marx: de tendens naar de reële onderschikking van de arbeid aan het kapitaal. Zijn kritiek zou geweest zijn dat antikapitalistische krachten de emancipatie van de arbeidersklasse niet stimuleerden en als substituut een bureaucratische bovenlaag opwierp.

Na zoals in deel 8a bij Ricardo Antunes (RA) aan te sluiten 1, gaan we via het werk van Rosa Luxemburg 2 na hoe de navolgers van Marx, zonder iets nieuws toe te voegen, de ontwikkeling van de verhoudingen tussen kapitaal en arbeid interpreteerden en wat de gevolgen daarvan zijn. Luxemburg zag dat een substantieel deel van het geproduceerde niet meer geconsumeerd kon worden. De noodzaak tot groei van het kapitaal leidt tot geproduceerde overschotten die hun weg moeten vinden.

Minder arbeid nodig

RA - Terwijl sommige experts stellen dat de arbeid haar belangrijke positie in de kapitalistische samenleving verloren heeft, is wat we in plaats daarvan kunnen waarnemen een kwantitatieve reductie met kwalitatieve effecten in de productiesfeer.
Een korte uitleg. Er is minder arbeid nodig in de voortbrenging van de noodzakelijke producten voor de gehele mensheid om het bestaan van de soort te garanderen. Het belang van de mens in de productie neemt af en dat gaat gepaard met de degradatie van de arbeid. Toch stelt Antunes dat er geen wereld met mensen mogelijk is zonder dat die mensen arbeid verrichten. (Antunes is dus een 'subjectivist', zie deel deel 6.)

Abstracte arbeid blijft een doorslaggevende rol spelen in de vorming van ruilwaarden. Om dat in klassieke termen te zeggen: de geproduceerde waren zijn nog steeds het resultaat van fysieke en intellectuele activiteiten die afgeleid zijn van menselijke arbeid, in samenhang met de productiemiddelen en de technologie.

De vermindering van de subjectieve factor [de arbeid] in het arbeidsproces is relatief klein vergeleken met de objectieve factor [de machinerie bijvoorbeeld met als ultiem voorbeeld de computer]. Dat sluit de rol niet uit van de collectieve arbeid in de productie van ruilwaarden. De reductie van de levende arbeid, als gevolg van de groei van de dode arbeid, biedt de arbeider de gelegenheid om dichter bij het punt te komen van wat Marx de controleur en regelaar van het productieproces noemde. Hoewel de complete verworvenheid van deze trend is opgesloten in de ultieme logica van het kapitaal.

Tekening oude dame die shopt in winkel met artsen, huisvestiging, verpleging, dagbesteding ...
Denkbeeld, juni 2012 - Zorgethiek.nu - Josefien Versteeg

Levende en dode arbeid

Antunes introduceert hier de begrippen levende en dode arbeid. De eerste wordt gevormd door de handelingen die de arbeider verricht in productieprocessen na het arbeidsvermogen aan de kapitalist verkocht te hebben. Bijvoorbeeld timmeren, bakken, assembleren, schrijven, programmeren, enzovoort. De dode arbeid vormt zich als kapitaal of consumptiegoederen die voortkomen uit het productieproces. Wanneer die dode arbeid kapitaal betreft in de vorm van nieuwe productiemiddelen, zoals bijvoorbeeld een computer, kan het gebruik daarvan kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen hebben voor de verhouding tussen kapitaal en arbeid. De arbeidsproductiviteit wordt in de meeste gevallen hoger. Marx noemt deze verhouding de organische samenstelling van het kapitaal: de verhouding tussen constant en variabel kapitaal, oftewel de verhouding tussen dode en levende arbeid. De gevolgen daarvan noemt hij de ontwikkeling van de formele naar de reële onderschikking van de arbeid aan het kapitaal.

RA - De tegenwoordige vormen van sociale arbeid zijn steeds complexer geworden, sociaal gecombineerd en zelfs meer intensief in hun ritme en processen, In het begrijpen van deze vormen lijkt het niet mogelijk om het proces van ruilwaardevorming te minimaliseren of te ontkennen. Integendeel, de kapitalistische samenleving en haar waardewet kent meer secure arbeid en meer precaire en flexibele arbeid.
Wat hier bedoeld wordt, is bijvoorbeeld te zien in de automobielindustrie. De productie van een auto is zo ingewikkeld en er zijn zoveel machines mee gemoeid dat de mens lijkt te verdwijnen. De mens is echter zelf de ontwerper van deze productieprocessen en blijft onmisbaar voor de waardevorming. Hij of zij moet echter aan andere eisen voldoen, en is door de invoering van de machinerie eenvoudiger door anderen te vervangen. Dat maakt veel individuen in de kapitalistische samenleving uitermate kwetsbaar.

Daling winstvoet

Voor we Rosa Luxemburg introduceren, een klein intermezzo. Ricardo Antunes refereert impliciet aan de 'arbeidswaardewet'. Die wet zegt dat de waardevorming en dus ook de meerwaardevorming, of de winst voor de kapitalist, tot stand worden gebracht door de levende arbeid. Wanneer de verhouding tussen levende en dode arbeid of tussen constant en variabel kapitaal verandert, waarbij het constante kapitaal dominant wordt, dan heeft dat gevolgen voor de waardevorming: Die vermindert. Marx noemt dit in deel drie van het kapitaal de wet van de tendentiële daling van de winstvoet. Vereenvoudigd gezegd: de winst heeft de neiging om te verminderen, omdat de bijdrage van de levende arbeid in productieprocessen daalt.

Dat is een probleem dat het kapitaal moet oplossen. De individuele kapitalist probeert in de onderlinge concurrentie zijn arbeidskosten te verlagen door meer machines in te zetten. Maar het systeem van het kapitalisme ziet daardoor de winstgevendheid dalen. Om die op peil te houden, moet het systeem dus groeien, het kapitaal moet accumuleren.

Accumulatie

Marx heeft in deel twee van Het Kapitaal de reproductie van het kapitaal uitgebreid behandeld. Het komt hier op neer.
In een kapitalistisch productieproces is reproductie nodig. Dat wil zeggen dat de inzet van zowel arbeid als kapitaal moet renderen om beide in stand te houden. Een arbeider werkt voor een loon waarmee hij/zij zich, en betrokken naasten, in leven kan houden. De kapitalist stelt zijn kapitaal beschikbaar om te produceren, maar zijn feitelijke doel is winst maken, opdat hij daarmee in eigen onderhoud kan voorzien en het proces van produceren kan voortzetten.
De arbeider realiseert deze reproductie met het loon dat gelijk staat aan de sociaal noodzakelijke arbeidstijd omgezet in geld. De kapitalist doet dit door middel van de abstracte arbeid, de meerarbeid die de meerwaarde oplevert of de winst. Ook vanwege de eerder aangegeven tendens van de dalende winstvoet zitten de kapitalist en het systeem in een dwangbuis om meer en meer te groeien, de accumulatie wordt hierdoor dwangmatig.

Het gevolg is dat die accumulatie buitenproportionele vormen aanneemt. De kapitalist moet zich reproduceren, onderhouden. Daarnaast moet hij investeren in zijn productieproces om de waardevorming in stand te houden en de concurrentie met zijn collega-kapitalisten vol te houden. En dan blijft er nog een deel over.
Dat hele proces voltrekt zich in een schema dat Marx uitgebreid behandelde in deel twee van Het Kapitaal: geld - waar - meer geld. Dit schema is door Marx niet ver genoeg uitgewerkt, met name het deel 'meer geld'. Dat bestaat uit drie componenten: 1) is nodig voor het onderhoud van de kapitalist zelf, 2) houdt het proces op gang, 3) bevat een overschot in de vorm van producten die nog op de markt omgezet moeten worden in de geldvorm. Aan dat deel is Marx niet voldoende toegekomen.

Surplus

Rosa Luxemburg heeft dat opgepakt met de vraag: wie gaat dat extra deel opkopen. De kapitalist moet immers van zijn spullen af, moet zijn waren verkopen, want dat is de zin van de productie. Wie zijn de kopers? De arbeiders niet, want zij beschikken niet over de middelen, hun loon is slechts toereikend voor het eigen onderhoud. De kapitalisten onderling doen dat ook niet, zij zijn voorzien in hun eigen onderhoud en hebben genoeg financieel kapitaal om hun lucratieve proces op gang te houden. Veel navolgers van Marx stelden dat het systeem met de reproductieschema's in balans is en zich vanzelf oplost.

Dat heeft Rosa Luxemburg terecht bekritiseerd. In eerste instantie suggereerde ze dat het resterende surplus geconsumeerd kon worden door het deel van de samenleving dat niet tot de arbeidersklasse behoort, de ambtenaren bijvoorbeeld. Ook dat voldeed echter niet, deze bevolkingsgroepen ontlenen hun inkomen bijvoorbeeld aan belastingheffing en maken al deel uit van de reproductie van de arbeidersklasse (loonbelasting) of worden door de kapitalisten (vennootschapsbelasting, omzetbelasting, enzovoort) gefinancierd.
De uitweg die Rosa Luxemburg vond, is het beschikbaar stellen van het overtollige kapitaal aan het deel van de wereldsamenleving dat nog niet leeft onder de dwang van het kapitalisme. Oftewel het ultieme kapitalisme, het imperialisme. Langzaam maar zeker, maar in een steeds hoger tempo, kapitaliseert de gehele wereld onder de druk van de noodzaak in het systeem om te groeien. Dit proces stopt niet bij de landen die nog niet gekapitaliseerd zijn, maar werkt ook in op die delen van de al kapitalistische wereld die zich daaraan nog onttrokken hebben. Dat is wat we bijvoorbeeld marktwerking in de zorg noemen.

Vrije arbeid

Rest de vraag, hoe dan wel de subjectieve factor arbeid zich op eigen kracht kan emanciperen. Ricardo Antunes geeft een deel van het antwoord.

RA - Sommige formuleringen die Marx heeft aangeboden, vormen een belangrijk vertrekpunt wanneer we een alternatief bekijken dat in staat is om een kapitalistische samenleving met zijn enorme sociale beperkingen kan overkomen. Daarvoor moeten ten minste twee claims betrokken worden voor de arbeidersstrijd, tegenwoordig op een wereldschaal.
1. Het gevecht voor de reductie van de arbeidsdag, om werkloosheid te beperken. Dat leidt ons tot de volgende vitale kwestie; wat en voor wie moet er geproduceerd worden?
2. Het recht te kunnen werken voor iedereen is een noodzakelijke vraag. Niet, omdat we waarde hechten aan vervreemdende arbeid, loonarbeid. Deze moet uitgeroeid worden met het einde van de kapitalistische samenleving. Maar is dan dat werk vrije en geassocieerde arbeid en wordt het één van de essentiële elementen van een nieuwe samenleving?
De noodzakelijkheid voor onze tijd blijft een nieuwe vorm van productie, gebaseerd op een zelf-bepaalde activiteit. Dit is een productievorm gericht op sociaal noodzakelijke gebruikswaarden. Dit staat in een radicale tegenstelling tot de arbeid gebaseerd op meerarbeid die in plaats van de productie van gebruikswaarden gericht is op de productie van ruilwaarden.

Ricardo is nog niet concreet over hoe deze nieuwe, vrije arbeid eruit zou kunnen zien en hoe geproduceerd kan worden op een democratische manier, met in acht neming van de productie op wereldschaal die de vele vormen van uitsluiting ook echt uitbant - de honger, het gebrek aan huisvesting, het racisme, het seksisme, de klimaatschade, de energiearmoede ..... Er ligt een opdracht voor de uitbanning van de barbarij van het kapitalisme en de invoering van het socialisme. Ideeën en voorstellen?


  1. Ricardo Anthones is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Campinas Brazilië. (terug)
  2. Rosa Luxemburg, The accumulation of Capital: An anti Critique, 1915 - www.marxists.org - luxemburg/1915/anti-critique. Een aan te bevelen tekst die veel inzicht geeft in de verhouding tussen kapitaal en arbeid. In het Engels: Marxist Internet Archive (MIA). De Duitse versie is als E-book beschikbaar, samen met het origineel van Die Akkumulation des Kapitals. (terug)
S symbool