Project 'Klassenstrijd' deel 1 - ontwikkeling van het kapitaal: nummer 6

Geld

Sjarrel Massop

De conclusie van deel 5 in deze serie 'Klassenstrijd' was dat er door de opkomst van het (kredietsysteem) van geld meer geld gemaakt kon worden. Marx worstelde ermee en was wel tot het reproductie schema G - G' gekomen wat zoveel wil zeggen als van geld meer geld maken. Het was echter David Harvey die het uitgewerkt heeft. (1) Vooraf daaraan een aanloop van wat geld is en hoe het zich verhoudt tot kapitaal.

De begrippen geld en kapitaal lopen in elkaar over. Dat leidt tot begripsverwarring. Kapitaal zijn al die dingen en mensen die nieuw kapitaal voortbrengen in een productieproces. De voorwaarde voor zo'n proces is dat de arbeid met behulp van constant kapitaal uitgebuit wordt, een surplus oplevert. Voorbeeld. Een programmeur in dienst van een IT bedrijf verricht arbeid door een computerprogramma te schrijven. Uiteraard maakt hij of zij gebruik van een computer en wellicht gebeurt dat op het kantoor van het bedrijf. Er wordt gebruik gemaakt van constant kapitaal, arbeidsmiddelen in de vorm van hardware en een kantoorruimte. Het programma heeft door de arbeid een grotere waarde gekregen en kan verkocht worden aan een gebruiker. Nu is het de bedoeling dat er door de verkoop, de omzetting van het programma in geld, een groter bedrag overblijft dan de kosten voor het ingezette kapitaal en het loon van de programmeur. Er is een surplus ontstaan. Dat surplus kan weer ingezet worden in het productieproces door het proces te herhalen, maar ook door het te vernieuwen. Het geld wordt dan weer omgezet in nieuw kapitaal. Marx zag geld in productieprocessen als een waar, een commodity. Dat geldt ook voor goud en zilver dat de functie van geld kan krijgen. Harvey is van een later tijdperk en zag dat geld ook een fictief karakter heeft. Dat wil zeggen dat de waarde niet gekoppeld blijft aan bijvoorbeeld een grote goudvoorraad in de nationale banken. Geld krijgt een geaccepteerde status als transactiemiddel, zonder dat daar een dekking in de vorm van goud aan te pas komt. Dat proces van het fictief maken van geld is in onze tijd tot een hoogtepunt gekomen. Iedereen accepteert het zonder tastbaar geld te betalen. Geld wordt dus kapitaal, maar is het zelf niet.

Geld
Bron: Spanning, SP - september 2018

Functies van het geld (2)

De functies van het geld zijn door Marx in deel 1 van Het Kapitaal beschreven. Veel marxistische economen volgden hem, maar kwamen daarmee ook een beetje in de knoop. Wat waren die functies?

Ten eerste. Het geld, de algemene equivalent, is in de eerste plaats een waar, in de waarde waarvan alle andere waarden hun ruilwaarde uitdrukken.
De tafel van een timmerman kost bijvoorbeeld 100 euro, daarin zijn opgenomen: de aankoop van grondstoffen, het gebruik van gereedschappen en het arbeidsloon plus een surplus voor de kapitalist bij wie de timmerman in dienst is. Van die 100 euro krijgt de timmerman 40 euro loon, daarmee kan hij brood kopen bij de bakker. Geld drukt dus de waarde van een waar, de tafel, uit.

Ten tweede. Het geld is niet langer meer een gemeenschappelijke waardemaat; het is eveneens een ruilmiddel geworden.
De transacties tussen de timmerman en de bakker vinden plaats door de tussenkomst van het geld, waardoor de afzonderlijke productie van waren ook afzonderlijk naar de markt gebracht kan worden. Het geld, een rekeneenheid, drukt de waarde uit van een product, tafel of brood, dat door iedereen als de prijs van de waren tafel en brood geaccepteerd wordt.

In de eerdere bespreking van het kredietsysteem is er feitelijk een derde functie van het geld bij gekomen. Het is een 'oppot middel' geworden, in de termen van Marx wordt er aan schatvorming gedaan. Hoeveelheden geld worden onttrokken aan de circulatie en gedeponeerd bij de bank die daardoor een nieuwe kans krijgt in het circulatieproces. De bank bewaakt niet alleen de waarde van het geld, waardoor het een vertrouwensbasis krijgt. Het geld ontleent zijn waarde niet meer aan het product dat het vertegenwoordigt, maar is fiduciair geworden. Dat wil zeggen het heeft een fictieve waarde gekregen die iedereen vertrouwt. Dat geeft de bank een speciale positie in het maatschappelijke circulatieproces van de ruil van waren (goederen).

Geld en kapitaal

De cruciale gedachtegang van Marx over de arbeid is het onderscheid tussen arbeidsvermogen en arbeid. De ondernemer van een timmerbedrijf koopt het vermogen van een timmerman om arbeid te verrichten. In het werkelijke productieproces gebeurt dit door dat vermogen om te zetten in kapitaal: variabel kapitaal. De prijs voor dit kapitaal is het arbeidsloon. Een zelfde constructie is van toepassing op de verhouding tussen geld en kapitaal. Geld is een vermogen dat als een tegoed op de bank staat. Dezelfde ondernemer kan constant kapitaal kopen door vermogen van de bank, geld, te kopen. Deze transactie gaat vervolgens over in de koop van een machine. Dit constant kapitaal omzetten in kapitaal maakt het duidelijk dat geld zelf geen kapitaal is. Het heeft de potentie om kapitaal te worden. Aan het kopen van geld bij de bank zit overigens een prijskaartje, namelijk de rente die de ondernemer moet betalen voor het verkrijgen van geld van de bank.

geld
Bron: Presentation Clipart

Twee belangrijke conclusies zijn nu te trekken.

Ten eerste is de mogelijkheid voor de bank ontstaan om van geld meer geld te maken. Dat gebeurt heel simpel, doordat de rente die de bank betaalt aan de geldverstrekker lager is dan de rente die de bank in rekening brengt bij de ondernemer die het geld bij de bank leent.

Ten tweede en dat is erg belangrijk. De kapitalist verliest een belangrijk deel van zijn rol als kapitalist, doordat hij afhankelijk wordt van de bank en daarmee zeggenschap verliest over de eigen bedrijfsvoering. Hij vervreemdt dus van zijn rol als kapitalist en zijn rol verandert van subject tot object. (3)

Groei door onteigening (4)

Marx werkte met het begrip van de oorspronkelijke accumulatie (groei). De oorsprong van kapitaal is de roof van productiemiddelen van de producenten. Met bruut geweld werden de oorspronkelijke boeren van hun land beroofd en moesten ze in loondienst werken voor de landheren. Daarop ontstond dan de verdere groei van het kapitaal, doordat de boeren in loondienst vervolgens uitgebuit werden door de nieuwe landeigenaren, waardoor er door de productie een surplus ontstond.

Deze groei door onteigening (accumulation by dispossession) is door David Harvey toegepast op het vermogen dat ontstaat na de productie en dat door de oorspronkelijke kapitalist geparkeerd is door het op de bank te zetten. Harvey grijpt dus terug op de primitieve accumulatie van Marx. Het wordt weer kapitaal om verder te groeien. In dat proces komt er geen productie aan te pas.

Schuld als motor van de economie (5)

Het tegenovergestelde van krediet is schuld. Schuld is een voorwaarde voor krediet. De bank krijgt van de kapitalist een hoeveelheid vermogen, geld, in leen. Daarbij is de bank schuldenaar geworden van de kapitalisten die hun overschotten aan de bank ter beschikking stelden. Die bank verstrekt kredieten in de vorm van leningen of ook bijvoorbeeld als hypotheken aan particulieren of ondernemingen die dat krediet omzetten in kapitaal of woongenot.

Schuld de eerste 5000 jaar

Merk op dat de inleg door deelnemers aan de pensioenfondsen op eenzelfde manier werkt. De premiebetaler stelt zijn premie voor lange duur beschikbaar aan het pensioenfonds dat schuldenaar is geworden van de deelnemers. Met dat vermogen wordt grof belegd en grote rendementen gemaakt waarover de crediteuren (premiebetalers) niets te zeggen hebben. Het Nederlandse pensioenvermogen dat op deze manier belegd is, bedraagt meer dan 1.000 miljard euro. Daar wordt jaarlijks een rendement over gemaakt van meer dan 80 miljard euro. Dat is 2,5 keer zoveel als de jaarlijkse verplichtingen aan de pensioengerechtigden – de schuld van de pensioenfondsen aan hun deelnemers. De fondsen besteden dit vermogen grotendeels uit aan particuliere beleggers die daarover een provisie krijgen van jaarlijks zo'n 14 miljard euro.

Conclusie: Na de eerdere aandacht aan geld (6), gaat het hier om geld in de vorm van vermogen dat zich onttrokken heeft aan de circulatie van het kapitaal en kreeg daardoor in moderne, hedendaagse kapitalistische economieën een zeer prominente rol. Zo prominent dat ze in de groeibehoeften van het kapitaal kan voorzien. Bekende marxistische economen, zoals uiteraard Marx zelf, Rosa Luxemburg en Ernest Mandel hebben de kapitalistische productie ingedeeld in twee afdelingen, de productie van productiemiddelen en de productie van consumptiegoederen. Er ontstaat door de accumulatie door onteigening een nieuwe afdeling waarin het kapitaal kan groeien. Zo'n afdeling verdient, in de circulatieprocessen van het kapitaal, een eigen positie als een nieuwe eigen afdeling.

(1) David Harvey, Limits to Capital, 1992, 2006, Londen, Verso, Hoofdstuk 9 Money, credit and finance
(2) Functie van geld (Het Mercantiele kapitaal)
(3) Zie: (politieke_organisatie))
(4) (Groei door onteigening)
Kulkarni, N, The concept of Accumulation by Dispossession and its Crititque. (pdf in mijn bezit)
(5) David Graeber, Schuld, de eerste 500 jaar, 2012, Schoonhoven, Uitgeverij Business Contact. Dit boek vind ik fantastisch. Volgens Graeber is schuld van alle tijden en leidt tot een onderdrukking door de schuldeiser van de schuldenaar. Een onderdrukking die al tot veel gewelddadigheden geleid heeft. Nu het kapitalisme steeds minder in staat is te groeien op basis van de verhoging van de productie, leunt het systeem steeds meer op de instandhouding van de schulden. Graeber concludeert dan ook dat het geheel niet in het belang is van het financieringskapitaal dat de schulden afgelost worden. Zie ook: (Rentebetaling zonder af te lossen)
(6) Zie eerdere teksten van Solidariteit:(Er is geld genoeg)
(Samengestelde accumulatie)

S symbool