Project ''Klassenstrijd'' deel 1 - ontwikkeling van het kapitaal: nummer 5
De organisatie van het kredietsysteem
Sjarrel Massop
De discussie in nummer 4 van deze serie behandelde de uitgebreide reproductie en bracht onder meer Marx' schatvorming ter sprake. Rosa Luxemburg en ook Ernest Mandel zeiden daar iets over, maar het is vooral David Harvey (1) die daar dieper op ingaat. Terecht, want wat gebeurt er uiteindelijk met het Surplus+ en welke gevolgen heeft dit voor de ontwikkeling van het kapitaal? Deze keer in nummer 5 aandacht aan de organisatie van de meerwaarde van de productie die omgezet is in geld en uiteindelijk bij de bank terechtkomt: het kredietsysteem. Met een knipoog naar het Nederlands pensioenstelsel. Dat rust niet op de eenvoudige reproductie van het kapitaal, maar hangt vanwege de grote reserves wel samen met de organisatie van het kredietsysteem.

David Harvey
Nog even over die schatvorming en de bestemming. Bij de productie op kapitalistische wijze ontstaat als gevolg van de uitbuiting (exploitatie) van de levende arbeid een meerwaarde, een surplus. Dit surplus, of de winst voor de kapitalist, heeft twee bestemmingen: 1) voorzien in de behoeften van de consumptie van de kapitalist, 2) wat Marx de schatvorming noemt en Rosa Luxemburg de accumulatie van het kapitaal. Gemakshalve noemen we dit het Surplus+. Een voorbeeld van de kredietorganisatie is de Boerenleenbank. Oorspronkelijk een coöperatieve bank die bij de boeren het overtollige kapitaal uit de productie van aardappelen in geld verzamelde. De bankiers van de Boerenleenbank handelden in opdracht van de boeren die de bank het krediet gaven.
De vorming van krediet
Hoe gaat kredietvorming in zijn werk?
Krediet is niets anders dan een tegoed. Stel, de boer heeft het volgende afgerekend: het constante kapitaal, de pootaardappelen, de afschrijvingen van de schuren en de aanschaf van de rooimachine. Zo ook, het variabele kapitaal: de loonwerkers voor het poten, de ploeg voor het lezen van de niet gerooide aardappelen en de sorteerploeg. Daarnaast is de hypotheek voor het huis betaald, het dagelijks eten en omdat hij niet op vakantie kon, is er een goede fles jenever gekocht. Kortom van de winst is goed geleefd. Er was bovendien een Surplus+ over en dat is als krediet naar de boerenleenbank gebracht. Daarmee is de boer de crediteur van de coöperatieve Boerenleenbank geworden. Over dat krediet krijgt de boer rente van de bank. De bank heeft geen zeggenschap over de kredieten die de coöperatieve boeren hebben opgebracht. Die ligt bij het bestuur van de bank en dat bestaat uit boeren.

Bestuur Boerenleenbank voor café Bens: 1932 Zilveren jubileum - bron: Heemkundekring Felix Walter.
De vraag is hoe de bank aan het geld komt om de rente aan de deelnemers te betalen. Dat kan, doordat de bank het krediet in beheer heeft gekregen en doorspeelt aan boeren en bedrijven die niet over constant en/of variabel kapitaal beschikken om hun bedrijf te laten draaien. Stel een slimmerik heeft een aardappelsorteermachine ontwikkeld, maar heeft geen geld voor constant en variabel kapitaal om een bedrijf te runnen. De slimmerd kan nu naar de bank, de coöperatieve boerenleenbank, om die machine in productie te nemen. De Boerenleenbank verstrekt een krediet tegen een hogere rente dan dat de bank aan de boeren verschuldigd is. De bank functioneert nu met geld van de coöperatieve boeren als een kapitalistisch bedrijf, omdat het een meerwaarde schept.
De verslaving aan krediet
Dat proces kan de eenvoudige organisatie van het krediet genoemd worden. Maar de bank gaat verder. Ten eerste kent ze het vertrouwen van de boeren die het best vinden dat de bank dit voor hen regelt. Maar nu wordt het complexer. De slimmerik van de aardappelsorteermachine moet voldoende machines verkopen om op een uitgebreide manier zijn kapitaal te kunnen reproduceren. Hij heeft constant kapitaal voor zijn sorteermachine, moet de arbeiders en de rente aan de bank betalen, zelf er goed van kunnen leven en hij is er niet vies van een extraatje, een Surplus+, te innen. Hij vraagt de bank om de boeren aan te sporen een sorteermachine aan te schaffen. De bank doet dat bij de aangesloten boeren met de belofte dat de sorteermachine een aanzienlijke besparing oplevert van de kosten voor het variabele kapitaal.
De meeste boeren doen het. Vaak moeten ze daarvoor wel bij hun eigen bank te rade gaan voor een krediet voor die machine. Via een omweg krijgen ze dus een sigaar uit eigen doos gepresenteerd. Uiteindelijk hebben ze, vanwege de stijging van de organische samenstelling van het kapitaal, te maken met een tendentieëel dalende winstvoet. De bank zegt vervolgens tegen deze boeren dat er maar één oplossing is, ze moeten hun productie uitbreiden. Kortom, schaalvergroting.
De boeren krijgen een krediet voor de sorteermachine op voorwaarde van de schaalvergroting. De bank heeft de zelfstandigheid van de boeren overgenomen en schrijft voor hoe de boer zijn bedrijf moet besturen. Overigens, waar nog eens goed over nagedacht moet worden, is dat uiteindelijk het systeem van kredietorganisatie de boeren degradeert tot kredietverslaafden van de bank die oorspronkelijk hun eigen bank was. De oorspronkelijke kapitalisten zijn geen kapitalisten meer.
Pensioenfondsen
De Nederlandse pensioenfondsen werken op een vergelijkbare manier via een kapitaaldekkingssysteem. De deelnemers aan de pensioenfondsen verstrekken het fonds een krediet in de vorm van de afgedragen pensioenpremies. Ze hebben geen keus, de deelname is verplicht. De ondernemers betalen ook een pensioenpremie en wel uit hun Surplus+, dus eigenlijk uit de uitbuiting van hun loonwerkers.
De pensioenfondsen houden dit krediet voor veertig jaar in beheer, totdat uiteindelijk een werknemer hopelijk met pensioen gaat. Van het armetierige aow-tje kan de loonwerker niet of nauwelijks leven, de aanvulling is dus welkom. Het pensioenfonds moet zijn werknemers als variabel kapitaal betalen en er voor zorgen dat de uiteindelijke financieringsverplichtingen gedekt worden door een groter surplus. Worden die verplichtingen uitgedrukt in rente, dan moet de rente van de kredietverstrekking door het pensioenfonds hoger zijn dan de rente die de fondsen reserveren voor hun pensioenverplichtingen.
Een situatie die vergelijkbaar is met de werking van de Boerenleenbank die redelijk goed liep, totdat in 2007 de overheid zich ermee bemoeide en het financiële toetsingskader (FTK) introduceerde (2). In wezen had ze hier helemaal niets mee te maken, maar ja het betreft een neoliberale overheid die ook nog eens gedoogd wordt door sociaaldemocraten. De veronderstelling is dat de markt het gaat regelen, het FTK zorgt ervoor dat de zeggenschap over de pensioenen door de fondsen enorm aan banden is gelegd. Daardoor kan het vermogen als krediet gebruikt worden en zorgen voor een enorme accumulatie. Dat is wat er met de pensioenfondsen is gebeurd. De overheid stelt dat de rente waarmee gerekend mag worden niet de marktrente is, maar de verplicht gestelde rente die vastgesteld is door de overheid. Die is aanzienlijk lager dan de werkelijke rendementen van de belegde pensioenvermogens. De overheid ging dus aan die renteknop draaien, waardoor het pensioenvermogen zo is gegroeid dat het in geen verhouding staat tot de verplichtingen. En de deelnemers kunnen naar hun pensioencenten fluiten. De handige dames en heren van de pensioenfondsen, en de beleggers erachter, strijken hun riante vergoedingen op over de geteisterde ruggen van de deelnemers aan de pensioenfondsen die naar hun ingelegde premie kunnen fluiten.
Conclusie: Met geld kan meer geld gemaakt worden. Dat is niet in tegenspraak met de arbeidswaardeleer van Karl Marx die zelf daaraan een begin heeft gemaakt. Nodig is dan wel dat het geld in de vorm van krediet weer terugvloeit in de wereld van de productie om zo te kunnen accumuleren. Geld is een industrie geworden.
1. Limits to Capital, 1992, 2006, Londen, Verso, Hoofdstuk 9 Money, credit and finance.
2. Zie: pensioenfondsen deugen
