Canadian Auto Workers (CAW) - ontstaansgeschiedenis

Herman Rosenfeld

In juli 2005 was het twintig jaar geleden dat de vakbond Canadian Auto Workers opgericht werd als een afsplitsing van de in de Verenigde Staten gevestigde United Auto Workers (UAW). De laatste vertegenwoordigde tot dat moment ook de arbeiders in de auto-industrie van Canada. De afscheiding vond plaats aan het begin van een moeilijk tijdperk dat net als in andere landen gekenmerkt werd door een - nog voortdurend - ondernemersoffensief tegen de rechten van vakbonden.

De CAW scheidde zich af op grond van een aantal fundamentele meningsverschillen. Ten eerste verdedigde de CAW, in tegenstelling tot de UAW, het standpunt dat vakbonden - en de arbeiders en arbeidsters die zij vertegenwoordigen - voor onafhankelijke belangen staan die fundamenteel verschillen van de belangen der ondernemers. Ten tweede meende de CAW dat het de taak van een vakbond is voor de belangen van de arbeiders te vechten en niet om (reorganisatie)plannen aannemelijk te maken. Ten derde stelde de CAW dat concurrentie tussen ondernemingen de positie van bonden en arbeiders verslechtert en dus niet bevorderd dient te worden.
De oprichting van de CAW betekende een belangrijke verandering in de Canadese arbeidersbeweging. Canadese arbeiders lieten zien hun eigen bond te kunnen opbouwen, vrij van Amerikaanse betutteling, en daadkrachtig te kunnen reageren op het offensief van de werkgevers.

Conflict over concessies

Aanleiding voor het zelfstandig bestaan van de CAW was een overeenkomst van de Noord Amerikaanse autofabrikanten met de UAW die de rol van de vakbonden drastisch zou veranderen. Deze fabrikanten, de Big Three (Ford, General Motors en Chrysler, tegenwoordig na de overname door Daimler Benz, DaimlerChrysler), beweerden de buitenlandse concurrentie alleen de baas te kunnen wanneer de arbeiders bereid waren tot concessies. Bijvoorbeeld: de vervanging van loonsverhogingen door (eenmalige) uitkeringen en winstdelingen. De leiding van de UAW ging daarin mee en zag het als haar taak dit uitgangspunt aan de leden over te dragen.
Het interne conflict in de UAW begon in 1979, het jaar waarin Chrysler op de rand van het faillissement was verzeild. Zowel de leiding van de UAW als daarbinnen de Canadese vertegenwoordiging ging akkoord met tijdelijke concessies. De Canadezen stribbelden echter tegen vanaf het moment dat het Congres (Eerste Kamer) in de Verenigde Staten meer concessies van de werknemers eiste in ruil voor verdere staatssteun aan het bedrijf. Terwijl de vooruitzichten voor Chrysler verbeterden, wist de Canadese afdeling in nieuwe onderhandelingen intrekking van de concessies te realiseren. Dit alles vanuit een oppositie tegen de leiding van de UAW.
General Motors en Ford volgden het voorbeeld van Chrysler en riepen de bonden op hun CAO's van 1982 open te breken en verslechteringen aan te brengen. Hiermee stemde de leiding van de UAW in. Vervolgens moest zij een intensieve campagne organiseren om de concessies aan de leden te kunnen slijten en elke oppositie de kop in te drukken of te marginaliseren. De Canadese afdeling weigerde echter akkoord te gaan en voerde een interne campagne tegen concessies. Deze was gebaseerd op ervaringen van de bond bij de bestrijding van loonmatiging en bedrijfssluitingen. Gekozen vertegenwoordigers op de arbeidsplaats probeerden collega's ervan te overtuigen dat vakbonden onafhankelijk moeten blijven van de werkgever, dat concessies alleen maar leiden tot meer concessies en dat vakbonden resultaten moeten boeken, ook in slechte tijden. De voorzitter van de Canadese afdeling (de latere CAW), Bob White, introduceerde de leuze "Je hebt geen vakbond nodig om erop achteruit te gaan".

Inspiratiebron

De druppel die de emmer deed overlopen, was de staking bij General Motors in 1984. De algemeen voorzitter van de UAW, Owen Bieber, dreigde de stakingskassen voor Canadese werknemers gesloten te houden, wanneer zij loonmatiging en winstdeling zouden afwijzen. De staking onder leiding van White werd een succes en de dreigementen werden in de kiem gesmoord. Kort daarna aanvaardde de Canadese districtsraad - een gekozen ledenorgaan dat vanaf de jaren dertig regelmatig bijeenkwam - in overgrote meerderheid het voorstel van White om de leiding van de UAW volledige Canadese autonomie te vragen. Het internationale bestuur van de UAW wees dit verzoek af en de Canadezen richtten een eigen vakbond op.
Het standpunt van de CAW dat vakbonden zich tegenover werkgevers onafhankelijk dienen op te stellen en concessies af te wijzen, inspireerde velen. Vissers uit Newfoundland, industriearbeiders van de West Coast, personeel van de spoorwegen en de energiesector in Ontario, wilde allemaal met de CAW meedoen om de ondernemers aan te pakken. Fusies volgden en de bond groeide snel.

De UAW ondertussen is het niet goed gegaan. Het aantal leden is sterk teruggelopen en de bond heeft zich bekeerd tot het propageren van (internationale) concurrentie, met als logische consequentie dat concessies tot het beleid behoren. In politiek opzicht is de UAW, gelijk de arbeidersbeweging in de Verenigde Staten als geheel, niet in staat gebleken een alternatief te bieden voor het neoliberalisme, de vrijhandel en de ruk naar rechts.
Terugblikkend kan gezegd worden dat, gegeven de beschreven situatie, de Canadese afscheiding een juiste beslissing was. Gebaseerd op duidelijke principes, bestaande tradities, directe betrokkenheid van de leden en op een moment dat de sociaal-economische ontwikkelingen daartoe aanleiding gaven.

Uit: Labor Notes, augustus 2005; vertaling: Roland Siebe, Ailko van der Veen.