Referendum europese grondwet

Vakbondsleden zeggen nee tegen EU-grondwet

Jeroen Zonneveld

De vakbonden hebben tot nu geen afstand genomen van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, ook wel de EU-Grondwet genoemd. De FNV prijst op zijn website www.eenbetereuropa.nl alleen de voordelen van de Grondwet aan. Er valt geen tegenargument te vinden. Volgens aftredend voorzitter Lodewijk de Waal is de Europese Grondwet “een stap vooruit” en “een verbetering van bestaande verdragen”. De Waal wijst op “de sociale markteconomie” en “volledige werkgelegenheid”, die beide in artikel I-3 worden genoemd. Bovendien gaat hij er prat op dat de Grondwet expliciet de belangrijke rol van de sociale partners op Europees niveau erkent. Al die voordelen zijn geen reden voor een stemadvies, vindt de FNV. Maar als je alleen voordelen laat zien, dan zeg je daarmee toch dat het beter is om voor te stemmen? Onderstaande vakbondsleden vinden echter dat er voldoende redenen zijn om op woensdag 1 juni tijdens het referendum tegen de Grondwet te stemmen.

Vrije markt met onvervalste concurrentie

In artikel I-3 is inderdaad sprake van een sociale markteconomie en volledige werkgelegenheid. Maar wel een sociale markteconomie “met een groot concurrentievermogen”. Bovendien spreekt lid 2 van dit artikel over een Unie met “een interne markt, waarin de mededinging vrij en onvervalst is”. Hoe een sociale markteconomie kan samengaan met een markteconomie waarin de concurrentie vrij en onvervalst is, wordt nergens uit de doeken gedaan. In de rest van het bijna 500 pagina’s tellende grondwettelijk verdrag komt de sociale markteconomie niet meer voor. Het gaat verder alleen nog maar over een “open martkeconomie met vrije mededinging” (art. III-177).
Ook de volledige werkgelegenheid komt nergens meer terug. In het vervolg van het verdrag gaat het uitsluitend nog over een “hoog werkgelegenheidsniveau” (art. III-205), waarnaar gestreefd moet worden. Dat doel is echter wel ondergeschikt aan de “globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie”. Nergens wordt uitgelegd waar we bij die richtsnoeren aan moeten denken. Maar uitgaande van de extreem-liberale samenstelling van de Europese Commissie en het neoliberale beleid dat al jarenlang in Europa gevoerd wordt, voorspelt dit niet veel goeds, net als de hervormingsagenda van Balkenende II.
Sommigen verdenken de opstellers van dit verdrag er dan ook van dat ze vooral de vakbonden en de sociaal-democratische partijen in Europa met de termen “sociale markteconomie” en “volledige werkgelegenheid” wilden paaien.

Dienstenrichtlijn

De dienstenrichtlijn – ook wel Bolkesteinrichtlijn genoemd naar de liberale oud-Eurocommissaris Bolkestein – moet de belemmeringen opheffen voor het vrije verkeer van diensten. De dienstenrichtlijn heeft volgens de FNV-top niets te maken met de EU-Grondwet. De opstellers van die grondwet zien echter meer verband dan de FNV-bestuurders willen zien. Onder meer in artikel III-147wordt de liberalisering van de dienstenmarkt via een Europese kaderwet verplicht gesteld.
Of het nou gaat om uitzendwerk, horeca, kinderopvang, consultancy, autoverhuur of thuiszorg. Zelfs basisvoorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs zijn niet uitgesloten van deze richtlijn.
De dienstenrichtlijn dreigt de arbeidsrechten, sociale voorzieningen, publieke diensten en milieubescherming in heel Europa uit te hollen. Dat is vooral te wijten aan het ‘oorsprongslandbeginsel’. Volgens dat beginsel hoeven dienstverleners zich alleen nog te houden aan de wet- en regelgeving van het EU-land waar hun hoofdkantoor gevestigd is. Dat maakt het heel aantrekkelijk voor bedrijven om zich (formeel) te vestigen in landen met de minste regels op sociaal en milieugebied. Landen met een strengere regelgeving komen zo onder druk te staan die regels af te zwakken om te voorkomen dat bedrijven wegtrekken. Zo ontstaat een race naar het afvalputje.
De dienstenrichtlijn zet de Nederlandse CAO-lonen, arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid onder druk. Buitenlandse dienstverleners hoeven zich niet zonder meer te houden aan alle Nederlandse CAO’s en mogen hun gedetacheerde werknemers in veel sectoren het minimumloon betalen. De sociale lasten mogen ze dankzij het oorsprongslandbeginsel in eigen land afdragen. En als zo’n buitenlands bedrijf Nederlandse werknemers inhuurt om in Nederland bepaalde diensten te verrichten, gelden vaak alleen de arbeidsregels uit het land van oorsprong van het moederbedrijf. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat mensen langere werkweken moeten draaien dan de Nederlandse wet eigenlijk toestaat.
Deregulering en liberalisering dreigt voor tal van sociale en culturele voorzieningen. De publieke omroep, de bibliotheek, het zwembad, het museum, het theater, de kinderopvang, de volwasseneneducatie, universiteiten, zorginstellingen, etcetera: de dienstenrichtlijn wil overal commerciële diensten van maken. Bovendien wil de dienstenrichtlijn regels die er zijn om de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken, grotendeels afschaffen. Straks mogen er nauwelijks nog eisen worden gesteld aan de groepsgrootte in de kinderopvang of het aantal ‘handen aan het bed’ in de bejaardenzorg.

Ook in Europa: minder polderen en meer verzet

De FNV is blij dat ze samen met de werkgevers in het grondwettelijk verdrag zo serieus wordt genomen. De sociale dialoog en overleg tussen de sociale partners en de Europese Commissie wordt in het verdrag expliciet erkend. Maar dat proces van overleg is al een tijdje aan de gang en de vraag is wat het tot nu toe heeft opgeleverd. De 20 miljoen werklozen in Europa hebben er in elk geval weinig van gemerkt. De door Brussel verordonneerde afbraak van de sociale zekerheid (“hervorming”) en de bedreiging van de pensioenstelsels zijn niet van tafel gegaan, integendeel. Wat bezielt een vakbeweging die wel actie voert tegen de dienstenrichtlijn, maar in een verdrag dat de uitgangspunten daarvan in beton giet alleen maar voordelen ziet? Na 2 oktober 2004 riep Lodewijk de Waal heel stoer dat er minder gepolderd moest worden en dat er minder snel compromissen gesloten moesten worden. In Nederland is van die strijdbare taal helaas bijna niets meer terug te vinden. Maar waar is in godsnaam het vertrouwen op gebaseerd dat het in Europa met “constructief overleg” allemaal wel goed komt? Vakbondsbestuurders weten toch ook dat de sterkste lobby in Brussel die van de grote internationale concerns is? En dat daarbinnen de wapenlobby een zeer sterke positie heeft? Dan is toch de enige weg voor de hele Europese vakbeweging om de strijd aan te gaan en daardoor een sterke machtsfactor te worden? De Europese havenarbeiders hebben toch laten zien hoe je een slechte havenrichtlijn van tafel veegt? En dat er over de dienstenrichtlijn nu veel commotie is, komt toch vooral omdat vakbondsleden in heel Europa zich daartegen verzetten?

Het Handvest van de Grondrechten dan?

De artikelen in het dunste deel van het verdrag, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, klinken op zich niet onaardig. Het Handvest bevat echter niets dat niet al in de Nederlandse grondwet of die van andere EU-landen staat. De formulering van allerlei rechten is zelfs zwakker of vrijblijvender dan bijvoorbeeld in de Europese Conventie inzake Mensenrechten of de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Het Handvest is dus een mooie sigaar uit eigen doos.
Een aantal elementaire sociale rechten ontbreekt zelfs geheel. Het recht op arbeid, het recht op een minimuminkomen, het recht op een uitkering bij werkloosheid en het recht op huisvesting staan er niet in, netzomin als het stakingsrecht. Wel wordt gesproken over “het recht om te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen”. In plaats van recht op sociale zekerheid is sprake van “het recht op toegang tot sociale zekerheidsvoorzieningen”.
Individuele burgers kunnen geen beroep doen op het Handvest. Wel moeten de Europese instellingen er bij nieuwe wetgeving rekening mee houden en kunnen lidstaten het Handvest gebruiken als toets bij het omzetten van Europese in nationale regels.

En dan nog de euro..

Het wantrouwen tegenover de euro is onlangs weer gestegen, toen bekend werd dat minister Zalm weloverwogen een verkeerde wisselkoers heeft gebruikt bij de omzetting van de gulden in de euro. De gulden werd bij de papieren introductie van de euro, eind 1998, vijf tot tien procent ondergewaardeerd. Daardoor zijn we dus twee keer belazerd door onze regering. Eerst werd stelselmatig ontkend dat winkeliers en horeca-ondernemers begin 2002 het omprijzen naar de euro wel heel erg letterlijk hebben opgevat. Vervolgens zwegen het tweede kabinet Kok en de twee kabinetten Balkenende over de verkeerde instapkoers.
Het geklungel met de euro maakt voor iedereen duidelijk dat we niet zomaar kunnen vertrouwen op de Nederlandse regering die ‘voor ons zijn best doet in Brussel’. In tegendeel, Balkenende, Zalm, Brinkhorst, De Geus en alle andere bewindslieden lijken eerder de spreekbuis hier van het neoliberale bewind in Brussel. Zij voeren hier dezelfde agenda uit van het promoten van marktwerking, privatisering, het afbreken van de sociale zekerheid, het afbreken van beschermende wet- en regelgeving op gebied van arbeidstijden, arbeidsomstandigheden, medezeggenschap en pensioen. De zogenaamde EU-grondwet zien zij ook in dat kader. En daar moeten wij een stokje voor steken. Op de eerste plaats door op 1 juni tegen de het grondwettelijk verdrag te stemmen. En vervolgens het verzet tegen het asociale beleid uit Den Haag en Brussel verder op te bouwen en uit te breiden.

Wees verstandig, stem op 1 juni tegen de EU-Grondwet

De bedoeling is dat we met deze door zo veel mogelijk vakbondsleden ondertekende oproep de publiciteit zoeken aan het eind van deze week.

Wil je meedoen, geef dan naam, woonplaats, beroep/werk en je vakbond door aan jeroenzon@planet.nl