Overgenomen uit Knack, 11 april 2007 - Biografie Ernest Mandel
Het geloof der kameraden
Meer dan een halve eeuw sloofde hij zich uit voor
de wereldrevolutie, die maar niet wilde komen.
Ernest Mandel was een onverbeterlijke optimist.
Portret van een denker en dromer.
Piet Piryns en Hubert van Humbeeck
Het moet ergens in het midden van de jaren zeventig zijn geweest. In de Nederlandse universiteitsstad Leiden waren honderden linkse studenten samengestroomd voor een debat tussen professor Karel van het Reve en de beroemde Belgische econoom Ernest Mandel, de voorman van de trotskistische Vierde Internationale, over de toekomst van de revolutionaire arbeidersbeweging. Het was een ongelijke strijd, want Mandel, die een bevlogen redenaar was, had niet alleen het publiek maar ook nog eens de tijdgeest mee. "In Zuid-Europa", zo voorspelde hij, "is het kapitalisme aan zijn zwanenzang begonnen." Immers: in Griekenland was het kolonelsregime verjaagd, in Spanje liep Franco op zijn laatste benen en in Portugal zegevierde de Anjerrevolutie. "Ik weet zeker", zo versprak Mandel zich in het vuur zijn betoog, "dat de wereldrevolutie voor het eind van deze week, pardon, voor het eind van deze eeuw een feit zal zijn."
Niemand lachte.
Bovenstaande anekdote staat níét in de vorige week verschenen biografie van Ernest Mandel, Rebel tussen droom en daad. Maar het onverwoestbare optimisme van Ernest Mandel en zijn spijkerhard geloof in de goede afloop van de klassenstrijd vormen wel de rode draad in het verhaal dat de Nederlandse historicus Jan Willem Stutje vertelt. Zo memoreert hij de reactie van Mandel toen hij eind jaren veertig in Milaan overal op de muren de leuze Viva Internazionale gekalkt zag staan. "Ongelooflijk. Zoveel internationalisten in Italië, ondanks de stalinisten en de reformisten." Mandel was een buitengewoon erudiete man, maar een echte voetbalkenner was hij niet.
Stutje heeft een welwillende, maar niet onkritische biografie geschreven. Ook al steekt hij zijn sympathie voor Mandel niet onder stoelen of banken, hij weet de valkuilen van de hagiografie te vermijden en schetst een fascinerend beeld van de ten onrechte alweer bijna vergeten marxistische denker en radicale politicus die Mandel was.
Het vrije woord
Ernest Mandel (1923-1995), geboren in Frankfurt, zoon van een Joodse diamantair, bracht zijn jeugdjaren door in Antwerpen. Zijn belangstelling voor sociale en politieke kwesties kreeg hij van huis uit mee - dat huis stond altijd open voor Duitse vluchtelingen die na de machtsovername van Hitler in de buurlanden een veilig heenkomen zochten. Ernest werd al op zijn vijftiende lid van de toen pas opgerichte Vierde Internationale, een revolutionaire, antistalinistische organisatie die zich op de uit de Sovjet-Unie verbannen communistische leider Leon Trotsky beriep.
Ze waren niet talrijk, de 'trotskisten', en niet altijd even eensgezind. Zoals Stutje schrijft: "Hoogoplopende ruzie was eerder regel dan uitzondering." Maar de harde kern bleef ook tijdens de oorlogsjaren intact en ging ondergronds. Ernest Mandel (schuilnaam: Germain) werkte onder meer mee aan het drukken van antinazipamfletten en verzetsbladen als Het Vrije Woord dat in vertaling - Das Freie Wort - zelfs onder Duitse soldaten verspreid werd. Twee keer werd hij opgepakt. De eerste keer wist hij op wonderlijke wijze te ontsnappen tijdens zijn overbrenging naar het hoofdkwartier van de Gestapo. Stutje sluit in zijn biografie niet uit dat er losgeld was betaald. De tweede keer werd Mandel op transport gesteld naar Duitsland, waar hij in maart 1945 door de Amerikanen werd bevrijd.
De Tweede Wereldoorlog, zo luidde het credo van de trotskisten, was zowel voor het kapitalisme als het stalinisme het begin van het einde. Dat de feiten deze theorie weerspraken was niet van aard om Mandel te doen twijfelen. "Alleen een oppervlakkige kleinburgerlijke defaitist", zo riep hij uit op de eerste conferentie van de Vierde Internationale in Europa (maart 1946), "ziet in het feit dat de oorlog niet is uitgelopen op een revolutie in Europa, een loochening van ons revolutionair perspectief."
De staking van de eeuw
Maar geleidelijk verschoof dat perspectief: het regime in de Sovjet-Unie bleek taaier dan verwacht en toen de West-Europese economieën niet alleen niet ineenstortten, maar tot nieuwe bloei kwamen, pasten de trotskisten hun strategie aan. In afwachting van een intussen onvermijdelijk geachte Derde Wereldoorlog besloten ze zich te nestelen in bestaande arbeiderspartijen. Mandel was een aanhanger van de zogenaamde intredepolitiek: het entrisme. In 1951 meldde hij zich aan als lid van de BSP (Belgische Socialistische Partij). Hij werkte als journalist voor de partijkrant Le Peuple, had grote invloed op Luikse vakbondsleiders als André Renard en Jacques Yerna, en pleitte met hen voor 'antikapitalistische structuurhervormingen' zoals de nationalisatie van de energiesector en de banken. In 1956 stond hij aan de wieg van het weekblad La Gauche (onderkop: "Organe de combat socialiste") dat twee jaar later een Vlaamse tegenhanger kreeg, Links.
In de winter van 1960-1961 legde een staking tegen de geplande belastingverhogingen en bezuinigingen op de sociale uitgaven van de christelijk-liberale regering van Gaston Eyskens (de Eenheidswet) gedurende vijf weken in het hele land het openbare leven lam. Opnieuw zag Mandel het gloren van de rode dageraad. Maar verdeeldheid binnen de vakbeweging deed "de staking van de eeuw" verzanden. Stakingsleider André Renard hamerde vooral op Waalse eisen. "Span het paard niet achter de wagen", zou Mandel hem later verwijten. "De strijd voor het federalisme vormt geen alternatief voor een socialistische oplossing van de economische misère."
Binnen de BSP gingen steeds meer stemmen op om Mandel en zijn medestanders de mond te snoeren. In 1964 werd een congres bijeengeroepen om zich uit te spreken over de onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de partij en medewerking aan bladen als La Gauche en Links. Terwijl Mandel op het spreekgestoelte vurig het 'tendensrecht' verdedigde, sisten socialistische coryfeeën als Louis Major en Antoine Spinoy voor iedereen hoorbaar van op de eerste rij: "zotteke". Exit Ernest Mandel. Zijn rol binnen de sociaal-democratie - en eigenlijk ook wel binnen de Belgische politiek - was uitgespeeld.
Op de barricaden
De faam van Mandel als marxistisch denker reikte intussen tot ver over de landsgrenzen. In 1962 was in Parijs zijn driedelige Traité d'économie marxiste verschenen, een gedurfde en geslaagde poging om de economische theorieën van Karl Marx te toetsen aan de geschiedenis en - voor wie vertrouwd was met de matglazen helderheid van het marxistische jargon - te actualiseren. Het boek werd wereldwijd vertaald en vormde een belangrijke inspiratiebron voor het studentenprotest in, vooral, Duitsland en Frankrijk.
Onvermoeibaar reisde Mandel in de jaren zestig en zeventig van hot naar her om "de permanente revolutie" te prediken en de trotskistische diaspora te herenigen. In Cuba raakte hij bevriend met Ernesto 'Che' Guevara, in Duitsland kwam hij onder de indruk van studentenleider Rudi Dutschke - en vice versa. Er moesten, naar het woord van Guevara, "twee, drie, vele Vietnams" komen, en de Verenigde Staten waren een vogel voor de kat, verzekerde Mandel zijn gehoor op een meeting in West-Berlijn, februari 1968: "U kent allen het scherpe beeld van Karl Marx dat het kapitaal op de wereld is gekomen, bevlekt en besmeurd met bloed en drek. Vandaag beleven we dat het ook ten onder gaat, besmeurd met bloed en drek. Het kapitaal is ten dode opgeschreven. Onze plicht is het niet passief toe te kijken, maar ons actief in de strijd te mengen."
Vanzelfsprekend was Ernest Mandel in de meidagen van 1968 ook op de barricaden in het Parijse Quartier Latin te vinden. Een verslaggever van de Britse zondagskrant The Observer hoorde hem, te midden van wolken traangas en brandende auto's, roepen: "Ah! Comme c'est beau! C'est la révolution!" Een maand later was het afgelopen met de revolutie en klampten de Fransen zich in het stemhokje angstig vast aan de rokken van generaal De Gaulle. Mandel werd door de autoriteiten over de grens gezet en in Frankrijk tot persona non grata verklaard.
In de daaropvolgende jaren kreeg hij ook nog een inreisverbod in de Verenigde Staten, Zwitserland, Duitsland en Australië. In België was Mandel intussen, na enige strubbelingen en verzet vanuit zowel de politieke als de academische wereld, benoemd tot professor aan de Vrije Universiteit Brussel. Gaandeweg spendeerde hij meer tijd in zijn studeerkamer dan aan directe politieke actie. Met Der Spätkapitalismus (1970) leverde hij misschien wel zijn belangrijkste bijdrage tot de marxistische theorievorming. De schommelingen binnen de kapitalistische economie, waarin periodes van crisis en expansie elkaar opvolgen, zijn niet alleen een kwestie van korte cyclische bewegingen, maar ook van 'lange golven' die een periode van vijftig jaar kunnen omspannen. Daar komt het, in een wel heel kleine notendop, op neer.
Detectiveromans
Ernest Mandel probeerde altijd de moed erin te houden, al was het maar om te voorkomen dat de Vierde Internationale verder zou verkruimelen. Geen enkele desillusie kon hem uit het veld slaan. Het einde van de Praagse lente niet. De onthullingen over de gruwelen van het Pol Potregime in Cambodja niet. De triomf van het neoliberalisme onder Ronald Reagan en Margaret Thatcher niet. Mandel wist altijd nog wel één plek in de wereld waar de doorbraak van de revolutie niet lang meer op zich zou laten wachten.
In de jaren tachtig was dat Polen, waar Mandel zich (niet als enige) grandioos vergiste in de wending die de vakbond Solidarnosc op gang zou brengen. En tot vlak vóór de val van de Berlijnse Muur, in november 1989, bleef hij geloven dat in de DDR een revolutie op til was die niet alleen het stalinisme, maar ook het kapitalisme naar de mestvaalt van de geschiedenis zou verwijzen. Hij strompelde mee in demonstraties in Berlijn, Dresden en Leipzig en kwam tot de conclusie: "Rosa Luxemburgs erfgenamen hebben bewezen haar waard te zijn. De geschiedenis laat vandaag zien dat ze niet tevergeefs heeft gestreden; dat ze niet voor niets is gestorven."
Hij was intussen een oude man - hij had gewerkt en geleefd voor drie. Ontspanning vond hij slechts in het bijhouden van zijn postzegelverzameling en het lezen van detectiveromans, waarover hij het boek Delightful Murder schreef. Niet zomaar natuurlijk, maar "om de oppervlakkige lezer de ogen te openen voor de sterk antikapitalistische tendensen in deze ontspanningslectuur".
Na de hereniging van Duitsland brak de veer. "Vijf generaties socialisten en drie generaties arbeiders", schreef hij in een zeldzaam moment van neerslachtigheid, "waren overtuigd dat het socialisme mogelijk en noodzakelijk was. De huidige generatie niet meer." Ernest Mandel stierf in 1995 aan een hartaanval. De urn met zijn as werd bijgezet op de begraafplaats Père Lachaise in Parijs op de tonen van Chant des martyrs en - dat spreekt vanzelf - de Internationale.
Jan Willem Stutje, Ernest Mandel. Rebel tussen droom en daad. Houtekiet/Amsab, Antwerpen/Gent, 476 blz. 32 euro 50.
|