Europees netwerk van vakbondsleden - Forum Sociaal EuropaOp weg naar een nieuw Europees Sociaal ModelHet document "Op weg naar een nieuw Europees Sociaal Model" werd opgesteld en goedgekeurd door het "Forum Sociaal Europa". Dit Forum is een netwerk van linkse vakbondsleden van verschillende Europese landen, dat ongeveer tien jaar geleden werd opgericht. Het uitgangspunt was de vaststelling dat leef- en werkomstandigheden meer en meer worden beïnvloed door Europees beleid, en dat vakbondsorganisaties dit proces onvoldoende beïnvloeden. Het doel van het Forum is een breed sociaal debat aan te moedigen over de ontwikkeling van Europa en het Europese beleid om te komen tot een politiek alternatief voor de dominant neoliberale manier van denken. Dit zal ook helpen om van Europese vakbondsorganisaties een sterke beweging te maken, die haar institutionele en nationale grenzen kan overschrijden. De leden van het Forum zijn ervan overtuigd dat een sterke en onafhankelijke vakbondsbeweging onmisbaar is voor de ontwikkeling van een sociaal Europa. We ondersteunen een Europees sociaal ontwikkelingsproces waarin de werknemers en hun vakbonden een hoofdrol spelen - in overeenstemming met onze overtuiging dat de vakbonden in de eerste plaats een beweging moeten zijn, die niet institutioneel mogen worden begrensd. Dit document is bedoeld als bijdrage tot het sociale en politieke debat, en we nodigen iedereen die geïnteresseerd is in de ontwikkeling van vakbonden en vakbondsbeleid dan ook uit om bijdragen en/of opmerkingen aan te reiken. Deel I: De noodzaak voor een alternatief model
a) Achtergrond Onder de specifieke omstandigheden die zich ontwikkelden, leidde het eigenlijke machtsevenwicht tot het zogenaamde historische compromis, of sociaal pact, tussen arbeid en kapitaal. Doordat de sterkte van de arbeidersbeweging toenam, moesten kapitalistische belangen plaatsruimen voor talrijke eisen van de arbeiders, en werd aanvaard dat een aanzienlijk deel van de economische groei zou worden gebruikt om sociale welvaartsvoorzieningen te ontwikkelen. De vrees voor een socialistisch offensief van de arbeidersbeweging was de drijvende kracht achter de bereidheid van de kapitalisten om dergelijke akkoorden te sluiten. De democratisering van de samenleving en de ontwikkeling van openbare diensten van hoge kwaliteit waren dus het resultaat van een sociale strijd die de macht van de syndicaten vergrootte, in het bijzonder tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. De toename van staatseigendom en de controle op basisinfrastructuur in de samenleving en op openbare voorzieningen, vertegenwoordigen een belangrijk deel van de nieuwe machtsverhoudingen. Het arbeidsrecht en de arbeidsmarktvoorwaarden werden verbeterd. Dit werd verwezenlijkt door een algemene beteugeling van de marktkrachten. De macht van het kapitaal werd gereduceerd ten voordele van politiek verkozen organen. Politieke interventies op de markt temperden de concurrentie. Kapitaalcontrole werd ingevoerd en financieel kapitaal gereguleerd. Een sterke publieke sector en de welvaartsstaat beïnvloedden de kapitalistische ontwikkeling. Een belangrijk deel van de economie werd weggehaald van de markt en onder politieke controle geplaatst. Kapitaalcontrole, in het bijzonder, maakte het mogelijk een beleid van nationale economische en sociale ontwikkeling na te streven zonder voortdurend geconfronteerd te worden met exitstrategieën van het kapitaal, waar grote ondernemingen dreigden te vertrekken naar andere landen met gunstigere voorwaarden en goedkopere arbeidskrachten, indien hun belangen werden geschaad. Het vredevol samengaan van arbeid en kapitaal, wat een resultaat was van deze ontwikkeling, werd in de eerste plaats in het noorden van Europa geïnstitutionaliseerd, en na de Tweede Wereldoorlog min of meer in heel Europa. Vanuit een periode die werd gekenmerkt door zware confrontaties tussen arbeid en kapitaal, kwamen samenlevingen terecht in een periode van sociale vrede, onderhandelingen tussen twee en drie partijen en consensuspolitiek - nu het "Europees Sociaal Model" genoemd. Dit was gebaseerd op een groeiende economie en een asymmetrisch, kwetsbaar en onstabiel compromis tussen klassen.
b) Het neoliberale offensief Het kapitalistische offensief kreeg niet af te rekenen met veel weerstand. De arbeidersbeweging was niet echt goed voorbereid op de nieuwe economische en sociale situatie. De vakbondsorganisaties hadden moeilijkheden om te functioneren onder de veranderde economische en sociale omstandigheden, omdat hun beleid en hun activiteiten hoofdzakelijk afgestemd waren op economische bloei. Daarbij komt nog dat zich tijdens de periode van het sociaal pact een proces van depolitisering en deradicalisering voltrokken had, wat het makkelijker maakte de crisis 'op te lossen' door te raken aan werkomstandigheden, de rechten van vakbonden en werknemers, overheidsdiensten en sociale rechten en voorzieningen. De afgelopen twintig jaar hebben we bijgevolg te maken gehad met de afschaffing van kapitaalcontrole, de deregulering en liberalisering van de markten, de herverdeling van de rijkdom, de privatisering van overheidsdiensten, het toenemende gebruik van openbare aanbestedingen en outsourcing, het verminderen van het aantal arbeidskrachten tot een absoluut minimum waardoor arbeid intensiever werd, en de flexibilisering van de arbeidsmarkten. Via informele en onwettelijke machtsstructuren zoals de G8, instituten als het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en via bilaterale en regionale handelsovereenkomsten, worden neoliberale beleidslijnen doorgedrukt en internationaal geïnstitutionaliseerd. Samenvattend kan men stellen dat er een enorme aardverschuiving heeft plaatsgevonden in de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal, en ditmaal in het voordeel van het kapitaal. De grote multinationals namen het voortouw bij deze ontwikkeling, dankzij hun nieuw verworven vrijheid van democratische regulering en controle. Een belangrijk deel van de strategie van het kapitaal was de herstructurering van de kapitalistische productie op mondiaal niveau. Wereldwijde productielijnen, lean production, outsourcing, off-shoring en de verplaatsing van montagelijnen en ondersteunende diensten zijn kenmerkend voor deze ontwikkeling. Arbeiders en sociale modellen worden tegen elkaar uitgespeeld als gevolg van deze steeds meer onbegrensde bewegingsvrijheid van kapitaal, goederen en diensten. "New Public Management" heeft het model van de privé-sector binnengeloodst in de publieke sector. Als gevolg daarvan stijgt de concurrentie op de arbeidsmarkt, en de snelle toename van onzeker werk ondermijnt de rechten van vakbonden en werknemers. De instellingen en politieke inhoud van de Europese Unie, samen met het beleid van de nationale overheden, werden de laatste twintig jaar ontwikkeld onder invloed van deze nieuwe machtsverhouding. Marktvrijheid en de mogelijkheid om te concurreren op hoe langer hoe meer gedereguleerde internationale markten vormden de richtsnoeren voor het hedendaagse beleid. De eenheidsmarkt, het stabiliteits- en groeipact, de Lissabonstrategie en het agressieve Europese handelsbeleid werden alle ontwikkeld om deze doelen te dienen. De uitbreiding van de EU gaat gepaard met nieuwe bedreigingen in deze context. In de Oost-Europese landen is het dereguleringsbeleid sterk ontwikkeld, in het bijzonder wat de werkomstandigheden betreft. Aan de andere kant zijn de vakbondsorganisaties gefragmenteerd en zwak. Europese welvaartsstaten en het arbeidsrecht werden door deze ontwikkeling aangevallen, ondermijnd en verzwakt.
c) De Lissabonstrategie en de EU-crisis In een economie waar de dienstensector ongeveer 70 procent van de werkgelegenheid vertegenwoordigt, waarvan een groot deel arbeidsintensief is, betekent dit een enorme aanval op de arbeidskosten - zowel wat betreft de directe kosten (lonen) als wat betreft de indirecte kosten (sociale welvaartsvoorzieningen). De Dienstenrichtlijn werd gelanceerd als een belangrijk instrument om een vermindering van de arbeidskosten te verkrijgen, door sociale dumping te institutionaliseren en openbare diensten aan te vallen. Hoewel de sterke mobilisering ertegen heeft geleid tot belangrijke wijzigingen aan deze richtlijn, vormt ze nog steeds een bedreiging voor de arbeidsomstandigheden en de openbare diensten. Na de tussentijdse herziening in 2005, kwam de Commissie tot de conclusie dat de balans van de Lissabonstrategie (volgens het Verslag Kok) hoe langer hoe negatiever is in vergelijking met andere landen zoals de Verenigde Staten, China en India. Volgens de Commissie is dit geen tekortkoming van het programma of concept. Het is een tekortkoming in de uitvoering van de strategie, en daarom moet deze niet fundamenteel worden veranderd, maar is integendeel een striktere toepassing ervan nodig. De doelstellingen van de Lissabonstrategie, namelijk meer en betere jobs te creëren en te zorgen voor meer sociale samenhang, zijn min of meer gebruikt om de vakbeweging te paaien. De echte ontwikkelingen zijn in de tegengestelde richting gegaan - met voortdurende hoge werkloosheidscijfers, toegenomen armoede, een herverdeling van de rijkdom van beneden naar boven en een snelle toename van onzeker werk. In haar mededeling "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren" schrijft de Commissie nog agressievere maatregelen voor om de doelstellingen van de Lissabonstrategie te bereiken, zowel intern als extern. Extern betekent dit een verhoogde druk om markttoegang te zoeken voor Europese bedrijven in andere landen. Intern betekent dit dat binnenlandse regelingen moeten worden geherstructureerd en ontwikkeld als middel om het concurrentievermogen van Europese bedrijven te verhogen. De belangen van de inwoners van ontwikkelingslanden en de inwoners van Europa worden dus gezamenlijk geofferd op het altaar van de Europese commerciële belangen. Deze strategie toont dat de Commissie haar koers versnelt - in de verkeerde richting. De Europese Unie doet dit ondanks de diepe crisis waarin ze zich bevindt, die onder meer te zien is in de verslagen grondwet, het niet halen van de tussentijdse financiële doelstellingen (2007-2013), het onvermogen om een gemeenschappelijk buitenlands beleid te ontwikkelen en stijgende populaire oppositie en mobilisering tegen verdere liberalisering van de eenheidsmarkt.
d) Een nieuwe mogelijkheid - een nieuw offensief De sociale vrede en de geleidelijke verbetering van de sociale omstandigheden waarmee we te maken hadden in de periode na de Tweede Wereldoorlog hebben echter geen enkel realistisch draagvlak onder de huidige machtsverhoudingen. Het sociaal pact is vernietigd en kapitalistische krachten zijn overgegaan tot het offensief. Ze gingen van consensus naar confrontatie, en de vakbeweging moet zich voorbereiden om te kunnen omgaan met deze nieuwe situatie. Als we overheidsdiensten, de welvaartsstaat en de rechten van vakbonden en werknemers willen beschermen, moeten we hun aanvallen beantwoorden met een tegenoffensief. De deradicalisering en depolitisering van grote delen van de vakbonden en de arbeidersbeweging en hun onvermogen om aanvallen van kapitalistische krachten en rechtse regeringen te counteren, heeft nationalistische stromingen en rechtse populistische partijen de kans geboden de situatie uit te buiten door in te spelen op de groeiende ontevredenheid en het ongenoegen van de bevolking. Bijgevolg hebben door geheel Europa enkele rechtse populistische partijen zich ingewerkt in de arbeidersbeweging. De afgelopen jaren is een groeiend aantal vakverenigingen hoe langer hoe kritischer geworden ten opzichte van de neoliberale beleidslijnen die worden nagestreefd door de Europese Unie en door de meeste van onze nationale overheden. Het afwijzen van het Constitutioneel Verdrag in Frankrijk en Nederland toonde aan dat er grote tegenkanting bestaat tegen een neoliberaal Europa. De brede mobilisering over heel Europa tegen de Dienstenrichtlijn en de zeer succesvolle strijd tegen de Havenrichtlijn verhief de strijd naar een supranationaal niveau. Terwijl de meeste mobiliseringen door de vakbonden tegen de neoliberale aanvallen gedurende de afgelopen twintig jaar beperkt zijn gebleven tot een strijd op lokaal en op nationaal niveau, is de Europese Unie eindelijk een verenigd strijdtoneel geworden voor de strijd van de vakbonden, iets wat een conditio sine qua non is voor een succesvollere offensieve strijd in de toekomst. Tegelijkertijd hebben we ook de ontwikkeling van een nieuwe globale rechtvaardigheids- en solidariteitsbeweging kunnen meemaken, met inbegrip van een wereldwijde antioorlogs- en vredesbeweging, die vecht tegen neoliberaal beleid in verschillende domeinen. Zowel in de strijd tegen het Europees Constitutioneel Verdrag als tegen de Dienstenrichtlijn waren de allianties die werden gesmeed tussen de vakbonden en deze nieuwe maatschappelijke beweging van doorslaggevend belang. De succesvolle alliantie tussen de Franse vakbonden, studenten- en jongerenorganisaties en andere sociale bewegingen, die de voorgestelde arbeidswetgeving (CPE) heeft doen mislukken, betekende ook een grote inspiratie in dit opzicht. Deze ontwikkelingen, de Europese Unie in crisis, meer kritische vakbonden, bredere allianties en succesvolle gevechten op Europees niveau creëren een nieuwe situatie voor de sociale strijd in Europa. Vakbonden moeten deze situatie ten volle uitbuiten. Onder de huidige machtsverhoudingen worden geïsoleerde overwinningen van de vakbeweging meestal onmiddellijk gevolgd door nieuwe aanvallen van Europese instellingen, regeringen en werkgevers. De vakbeweging in Europa, verenigd met andere sociale bewegingen, moet zich daarom voorbereiden op een offensief om zo de machtsverhouding te verschuiven, door de confrontatie aan te gaan met marktkrachten, en op die manier de basis leggen voor een nieuw en totaal verschillend Europees Sociaal Model gebaseerd op solidariteit en duurzame ontwikkeling. Een dergelijk offensief moet van onderuit komen en verbindingen helpen leggen tussen bestaande gevechten van vakbonden en andere sociale gevechten in Europa. In wat volgt zullen we de belangrijkste terreinen identificeren waarop deze strijd moet worden gevoerd, samen met een aantal concrete eisen die realistisch gezien kunnen worden verwezenlijkt in de huidige situatie, en bijgevolg kunnen bijdragen tot een verschuiving van de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal. Deel II: Belangrijke strijdterreinen
Er moet een nieuwe richting voor economische en sociale ontwikkeling in Europa worden uitgestippeld en verankerd als een alternatief in het bewustzijn van de mensen. Dit is ook nodig om ervoor te zorgen dat de gerechtvaardigde ontevredenheid bij grote delen van de bevolking over de ontwikkelingen in Europa niet omslaat in rechtse populistische gevoelens en nationalistisch denken.
1. Een nieuwe wereldorde gebaseerd op vrede en solidariteit
2. Her-regulering van de globale economie
3. Stop neoliberalisme - voor een níeuw economisch regime
4. Democratisering van de Europese instellingen
5. Herverdeling van de rijkdom door een universeel sociaal beschermingssysteem
6. Overheidsdiensten van hoge kwaliteit die voor iedereen toegankelijk zijn
7. Een versterking van de rechten van vakbonden en werknemers
8. Kortere werktijden
9. Duurzame ontwikkeling en milieubescherming
10. Gelijke kansen voor vrouwen en mannen Politieke conclusie
Losse groeperingen en bewegingen kunnen de hierboven beschreven taken niet uitvoeren. Daarom is het noodzakelijk de samenwerking van het hele linkse veld te versterken, alle nodige hulpmiddelen aan te wenden en brede allianties aan te gaan om het voorgestelde project verder vorm te geven. Contactadres: Forum Social Europe, Rodoula Matziari, rodoula.matziari@uni-due.de |