Over de kredietcrisis en de gevolgen

De veroorzaker betaalt

Rob Gerretsen (12 november 2008)

De gevolgen van de kredietcrisis die de wereld de afgelopen maanden overspoeld heeft, zijn groot. En de risico's zijn nog groter dat die gevolgen van de financiële paniek direct en indirect zullen worden afgewenteld op de 'gewone' mensen. President Wellink van de Nederlandse Bank heeft zelf gezegd dat de meest kwetsbare groepen in de samenleving de gevolgen van de kredietcrisis het zwaarst zullen voelen.

Het is aan ons om ervoor te zorgen dat zijn voorspelling niet uitkomt. Als wij ons willen verzetten tegen alle verslechteringen die op ons af komen, is het nodig de achtergronden van de kredietcrisis zo goed mogelijk te begrijpen. De verklaringen en de voorgestelde oplossingen die tot nu toe zijn gegeven voor de grootste financiële crisis sinds de jaren dertig, zijn volstrekt onvoldoende.
Natuurlijk spelen allerlei psychologische factoren een rol, zoals een opgeklopte graaicultuur van steeds hogere salarissen en bonussen voor de top van de financiële wereld. Meestal gecombineerd met onkunde en onbenul en vooral met kortzichtig eigenbelang. Maar dat is niet de diepere oorzaak van de crisis. Die ligt niet alleen in de uitwassen van de financiële wereld, met z'n steeds ingewikkelder en ondoorzichtiger producten, maar die ligt in het kapitalistische systeem zelf. Daarom kan alleen een radicale aanpak ons helpen.

Financialisering

De naoorlogse periode van grote economische bloei, met hoge groeicijfers en betrekkelijk lage werkloosheid, en met de opkomst van de 'welvaartsstaat' of 'verzorgingsstaat', kwam in de loop van de jaren zeventig ten einde. Daarmee eindigde ook de Keynesiaanse overheidspolitiek. Vanaf begin jaren tachtig schakelden de ondernemers en de regeringen over op een politiek van neoliberalisme. Dit ging gepaard met grote 'bezuinigingen' op uitkeringen en sociale voorzieningen, met privatisering, deregulering en een heilig geloof in de markt. Naomi Klein beschrijft in haar boek "The Shock Doctrine" hoe dat in veel delen van de wereld samenviel met ondemocratische aanvallen op de bevolking.
Eén van de belangrijke gevolgen van deze omslag in de economische situatie en de economische politiek was dat de winsten wel bleven stijgen - onder meer door een daling van de lonen en uitkeringen - maar dat een groot deel van die winsten niet meer productief in de economie werd geïnvesteerd. Dat leidde tot wat genoemd wordt een "financialisering" van de economie, met een steeds grotere losstaande financiële sector. De financiële markt is van vier biljoen in 1980 opgeblazen tot meer dan honderd biljoen nu. Om toch zoveel mogelijk rendement te maken op al dat geld dat niet meer in de reële economie werd geïnvesteerd (laat staan in de bestrijding van armoede en sociale noden of in een gezond klimaat), werd steeds meer geld gestoken in ondoorzichtige en riskante financiële producten. En dat in de hele geglobaliseerde en gedereguleerde wereldmarkt. Ook de pensioenfondsen hebben daarin hun rol gespeeld. Ongeveer een derde van de belegde vermogens in de wereld zit in die fondsen.

Recessie

Dat kan een tijdje goed gaan, maar niet eeuwig. Nadat we in de jaren negentig al enkele kleinere financiële crises hebben gekend, onder meer in Azië en in Rusland - en in 1987 de eerste grote beurskrach - kregen we deze eeuw eerst het uiteenspatten van de internetzeepbel in 2001 en nu dus de kredietcrisis.
Eén van de achtergronden van de kredietcrisis en één van de redenen dat die vooral in de Verenigde Staten uitbrak, is de enorme zee van schulden waarop de Amerikaanse economie al langere tijd drijft. Het gaat om externe en interne schulden. De Verenigde Staten kennen sinds Reagan een steeds groter handelstekort met het buitenland, terwijl van 1895 tot 1980 een positieve handelsbalans bestond. Begrotingstekorten en handelstekorten werden en worden door het buitenland gefinancierd. Die tekorten worden deels veroorzaakt door de oorlogen van de Verenigde Staten en door de krankzinnige uitgaven voor bewapening. Binnenlands zijn er allerlei vormen van schulden van bedrijven en consumenten en die worden al lang niet meer gedekt door een waardestijging van de huizen en van de aandelen. De Amerikaanse staatsschuld bedraagt nu meer dan tienduizend miljard dollar.

De gevolgen van deze 'financiële tsunami' zijn moeilijk precies in te schatten, want crises verlopen altijd chaotisch en onvoorspelbaar. Maar alom wordt er gesproken over recessie. Het Internationaal Monetaire Fonds voorspelt voor de Westerse economieën in 2009 zelfs economische krimp, dat is voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog. De bekende econoom Joseph Stiglitz spreekt van "het vooruitzicht van de langste en diepste economische crisis in een kwart eeuw en misschien wel sinds de Grote Depressie".
Zoals altijd in het kapitalisme zullen de 'gewone' mensen daar het meest van voelen, bijvoorbeeld door oplopende werkloosheid en uitholling van de pensioenen. De bevolking van IJsland is al zwaar getroffen. In de Verenigde Staten zijn al meer dan een miljoen banen verdwenen sinds het begin van de kredietcrisis. Dat het snel kan gaan, bewijst General Motors. Tot voor kort was dat één van de grootste autofabrieken ter wereld en nu dreigt een faillissement. In Nederland is het personeel van DAF en Nedcar al geraakt door de crisis en verwacht wordt dat 20.000 voltijdbanen in de bouw zullen verdwijnen. In veel landen in West Europa groeit de economie al drie kwartalen niet meer.

Niet een beetje toezicht

Tot nu toe weten de regeringen ineens honderden miljarden te vinden in een poging het kapitalistische financiële systeem overeind te houden. Maar wie gaan die miljarden betalen? Bovendien gaan de opties en superbonussen in deze sector deels gewoon door en blijven bedrijven zeer grote bedragen aan dividenden uitkeren aan de aandeelhouders.
Als er zo veel maatschappelijk geld van ons wordt gestoken in de private financiële sector die de kredietcrisis heeft veroorzaakt, dan moet die sector ook in zijn geheel genationaliseerd (onteigend) worden en onder democratische controle worden gebracht, om die vervolgens grondig te kunnen reorganiseren. Een beetje meer toezicht op de banken gaat niet helpen. De Verenigde Staten kennen al sinds 1863 een toezichthoudende financiële autoriteit voor het bankwezen en dat heeft dus niet erg geholpen. De maximale beloningen in de financiële sector zouden sterk moeten worden verlaagd.
De dividenden van de bedrijven zouden in een sociaal fonds moeten worden gestort, waaruit noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg worden betaald.
Daarnaast is er de strijd voor sociale investeringen en tegen de werkloosheid en tegen verdere aanvallen op onze lonen, pensioenen en uitkeringen. Een goed middel van de vakbeweging in de strijd tegen de werkloosheid blijft een algemene arbeidstijdverkorting met behoud van loon.

Dit is makkelijker opgeschreven dan in de praktijk gebracht. Want de vakbeweging is in de afgelopen decennia verzwakt door een gebrek aan democratie, strijdbaarheid en organisatie op de werkvloer. Als we er niet alles aan doen om die negatieve trend in onze bonden te keren, dan gaan de gevolgen van de kredietcrisis ons hard treffen.