Het begin van de inspraak van werknemers. De eerste twee kernen in NederlandUit de pionierstijd van de medezeggenschapHarry Peer1 Hieronder de tekst van hoofdstuk 2 (pp. 15-21) uit: Harry Peer (redactie), Vijftig jaar ondernemingsraad bij Verkade. Negentig jaar medezeggenschap, Amsterdam 2006. Het boek, 206 bladzijden, telt achttien hoofdstukken, veel illustraties en twee fotocollages. Naast twee inleidende hoofdstukken en een lange historische schets van de redacteur (hoofdstuk 3), zijn er bijdragen opgenomen van mensen die hun sporen in en rondom de medezeggenschap bij Verkade hebben verdiend. Dat maakt deze publicatie de moeite waard voor ieder die belangstelling heeft voor zowel de geschiedenis van arbeidsverhoudingen als de weerbarstige alledaagse praktijk van bedrijfsvoering, sociaal beleid, inspraak van en belangenbehartiging voor en door werknemers. Industrialisatie
Vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw voltrekt de industrialisatie van Nederland zich in een hoog tempo. Initiatiefvolle ondernemers en een ontwakende en zich emanciperende arbeidersklasse geven ons land economisch en sociaal-politiek een nieuw aanzien. De overgang naar het moderne kapitalisme toont twee gezichten: zowel bedrijvigheid als een grote sociale ellende. Er wordt een schrijnende sociale ongelijkheid zichtbaar. Tegenover de rijkdom van de elite staan de armoede en de bestaansonzekerheid van fabrieks- en landarbeiders.De woonomstandigheden zijn beroerd. De medische zorg staat op een laag peil. Veel mensen halen de vijftig jaar niet.
De per beroep, bedrijf of per plaats opgerichte vakverenigingen gaan zich al vrij snel landelijk bundelen. De oudste landelijke vakorganisatie is die van de typografen uit 1866. Werkgevers gaan zich aan het eind van de eeuw eveneens zelf organiseren; om een tegenwicht te vormen ten opzichte van de opkomende vakbeweging en vooral om gezamenlijk meer invloed te kunnen uitoefenen op de politiek en (dreigende) sociale wetgeving. Zij zijn van mening dat arbeidswetgeving de vrije positie van de ondernemer aantast en dat het indruist tegen de gangbare economische opvattingen.
Sociaal ondernemer Van MarkenVan de ondernemers halen we er enkele, van belang voor ons betoog, naar voren. De inspraak voor werknemers in Nederland kent enkele eenzame voorlopers. De eerste sociaal voelende ondernemer die we in dit verband moeten noemen is Jacques van Marken (1845-1906), de grondlegger van de in 1869 gestichte Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek te Delft. Wim Wennekes heeft een boeiend portret van hem getekend in De Aartsvaders. Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven. De biograaf haalt de domineeszoon en afgestudeerd technisch ingenieur naar voren als een pionier op het sociale vlak. De humaan ingestelde Van Marken zorgde voor behoorlijke werkomstandigheden, pensioen, winstdeling, een spaarbank, een arbeidersdorp met wandelpark, coöperatieve winkels, ontspanningslokalen en het eigen weekblad "De Fabrieksbode". De eerste kernOoit is de inspraak, de medezeggenschap op de werkvloer begonnen met de Kern van Van Marken uit 1878. De totstandkoming en de naamgeving hiervan zijn interessant. Van Marken vond een ziektekosten- en een pensioenregeling voor zijn werklieden van belang. Omdat de premies hiervoor uit de weeklonen moesten komen ging hij daarover het gesprek aan met de kern van zijn vaste personeel. Hij werd op het idee gebracht door een voorbeeld uit Frankrijk. De 'Kern' was geboren.
De formulering van het doel lijkt verrassend veel op die van de tegenwoordige Wet op de ondernemingsraden: "in geregelde bijeenkomsten van gedachten te wisselen met de vertegenwoordigers van het personeel, en door onderlinge bespreking te worden voorgelicht omtrent hetgeen bevorderlijk kan zijn voor de welvaart van het personeel en het welslagen der onderneming". Voor zover we al over bedrijfsdemocratie mogen spreken, was die wel zeer beperkt, want Van Marken benoemde zelf zeventien van de twintig leden uit het hoger personeel. De gewone werklieden - veel groter in aantal natuurlijk - mochten aanvankelijk maar drie vertegenwoordigers kiezen. Van Marken bleef de baas, want: "De besprekingen en besluiten der vereeniging hebben een uitsluitend raadplegend karakter, zoodat de directeur nimmer op eenigerlei wijze geacht kan worden daardoor in zijn volkomen vrijheid van handelen gebonden te zijn."
Reglementswijzigingen geven deze Kern later meer het karakter van een representatieve personeelsvertegenwoordiging, van een sociaal gelaagd kiesgroepensysteem. In 1891 wordt de Kern bijvoorbeeld gesplitst in een Raad van Hoofdbeambten, een Kamer van Beambten en Meesters en een Kamer van den Arbeid (voor ondermeesters, bazen en werklieden). Van Marken maakt een onderscheid tussen deze personeelscategorieën, omdat vanwege "hunne ontwikkeling, hunne positie in onze onderneming, een vrije en ongedwongen bespreking nauwelijks te verwachten is". Bijzonder is dat zij elk onder leiding van een eigen voorzitter vergaderen. Het bestuur van de Kern bespreekt vervolgens de algemene belangen van het personeel met Van Marken. Van Marken werd letterlijk op handen gedragen door zijn personeel. Bij zijn begrafenis in januari 1906 droegen de bestuursleden van de Kern de baar met zijn stoffelijk overschot. We hebben er zo over uitgewijd, omdat deze eerste vorm van inspraak van werknemers principieel van groot belang is en omdat deze kern model zal staan voor andere ondernemingen, waaronder Verkade circa veertig jaar later. De lijnen zijn kort. Ericus Gerhardus Verkade, Jr., de zoon van de grondlegger van het bedrijf Verkade, volgt in 1906 als mededirecteur van de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek Van Marken op. Verkade werd door president-directeur Waller aangetrokken omdat hij een persoon was met zowel de bekwaamheden van een goede ondernemer als sociale opvattingen had in de geest van Van Marken. Ericus bleef wel als president-commissaris en adviseur aan Verkade's Fabrieken verbonden. Hij zal zijn ervaringen met de kern en het sociaal beleid hebben gedeeld met zijn broers die na zijn vertrek het bedrijf in Zaandam leiden. Stork, de tweede kernAls tweede kern noemen we die van de Machinefabriek Stork uit Hengelo. Charles Stork (1822-1895) maakte kennis met Van Marken toen deze in 1870 machines bij hem bestelde. In 1885 werd Charles' zoon Dirk commissaris van de Gistfabriek te Delft. C.F. Stork heeft een positief mens- en organisatiebeeld verwoordt in Herinneringen en wenken: "Ik ben overtuigd, dat degenen die het meest doen om het zedelijk en stoffelijk belang hunnen arbeiders te leeren kennen en te bevorderen, op den duur ook de beste zaken doen. Naarmate men meer doet voor het stoffelijk en zedelijk welzijn der arbeiders, naar die mate kan men ook hooger eischen stellen voor vlijt en gedrag." Deze gedachtegang, voor ons nu zo vanzelfsprekend, voegt een extra dimensie toe aan de medezeggenschap van werknemers.
Stork zorgde in 1860 voor een fabrieksschooltje, waar Twentse boerenjongens konden leren voor machinebouwer. Hij richtte een personeelsvereniging op met daaraan verbonden instellingen voor de inkoop van levensmiddelen, een "doktersfonds", een weduwenfonds en een pensioenfonds. Net als de door de vakorganisaties tot stand gebrachte hulpfondsen kunnen we dit soort bedrijfsfondsen zien als voorlopers van de later wettelijk geregelde sociale voorzieningen. In de in 1883 opgerichte kern komen ter sprake: schafttijden, nachtwerk, overwerk, zondagsarbeid en sociale instellingen. Sociaal hadden de twee fabrikanten veel met elkaar gemeen. Er waren enkele kleine verschillen.
Zoon Coen Stork belast zich met het personeelsblad "De Hengelosche Fabrieksbode". Onder het motto "Allen voor elkaar, geen strijd maar samenwerking" schrijft hij vanaf de oprichting van het blad in 1892 tientallen jaren lang elke week het hoofdartikel. Met dat motto lijkt hij de titel van het befaamde radicale blad "Recht voor allen" van de charismatische Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de oud-Lutherse predikant en radicale voorvechter van de arbeidersklasse, te parafraseren. Het spande er wel even om in 1918. Er brak een conflict uit, toen een meerderheid van de kernleden zich keerde tegen de bepaling in een ontwerp collectieve arbeidsovereenkomst dat klachten van werklieden in eerste instantie naar de Kern moesten worden verwezen, ook al waren zij door betrokkenen bij één van de vakverenigingen aangebracht. Naar aanleiding hiervan accepteerde Stork dat een deel van de kerntaken, zoals het voeren van loononderhandelingen, door de onafhankelijke vakbondsbestuurder moest worden overgenomen. D.W. Stork en J.C. van Marken waren de drijvende krachten achter en Stork de directe initiatiefnemer tot de oprichting van de Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers in 1899. Stork was de eerste voorzitter van deze oudste voorloper van het VNO-NCW. Ook Anton Verkade (1875-1955) was enige tijd voorzitter van deze werkgeversvereniging (1919-1922). Stork was voorts tot kort voor zijn overlijden in 1928 commissaris bij Verkade. Dirk Stork was 47 jaar lang voorzitter van De Kern. Betekenis kern
Van Marken en de Storks leefden in een tijdsgewricht, waarin het baas zijn in eigen huis vanzelfsprekend was. Terwijl arbeiders zich zelfstandig organiseerden voor lotsverbetering, probeerden deze ondernemers als weinigen uit hun kring via het sociaal beleid wat te doen aan de positieverbetering van het personeel, zowel binnen hun bedrijf als daarbuiten. Van Marken stond erom bekend dat hij zelfs stakingen van arbeiders steunde. Hij haalde de landelijke pers met zijn optreden in 1887. Van Marken maakte zich toen zo boos over de hardvochtige werkgevers Scholten in Almelo dat hij vriend en vijand verraste door een staking van zevenhonderd spinners en wevers van deze textielfabriek financieel te ondersteunen en als bemiddelaar, bijna als een soort leider, op te treden. Voortdurend reisde hij op en neer tussen het westen en het oosten van het land.
Gebruikte literatuur
I.J. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische Geschiedenis van Nederland 1795-1940. Uitgeverij Martinus Nijhoff, Leiden 1983.
1 Trainer-adviseur van de ondernemingsraad van Verkade/United Biscuits van 1995 tot eind 2006, publiceerde eerder over arbeidsverhoudingen en de geschiedenis van de vakbeweging. (terug) |