Overpeinzingen bij een klassieke kwestie
Van kritiek tot utopie
Hans Boot 1
"Haalbare eisen hoeven we niet te stellen, die komen toch wel binnen, het zijn de onhaalbare eisen waarvan we wijzer worden." Met ongeveer deze woorden richtte ik me eind jaren tachtig in de algemene vergadering van de toenmalige Algemene Bond van Onderwijzend Personeel tot voorzitter Ella Vogelaar, later minister voor de Partij van de Arbeid. Het was een poging haar duidelijk te maken dat een drastische arbeidstijdverkorting met behoud van het volle loon zeer realistisch was. De voorzitter gaf echter te kennen geen trek te hebben in 'grote verhalen'.
Het feit dat bij de stemming een grote minderheid mijn bijdrage steunde, heeft vandaag iets weg van een mooie droom. Afgevaardigden uit het hele land bleken gevoelig voor de directe relatie tussen 'nu en overmorgen'. Oftewel, vakbondsstrijd die op een verder weg liggend doel anticipeerde. Algemener gezegd: laat in actuele eisen en acties de gewenste toekomst doorklinken.
Deze ervaring kwam naar boven tijdens een discussie over "de utopie" bij de presentatie van de nieuwe Kritiek, jaarboek voor socialistische discussie en analyse (www.jaarboekkritiek.nl). Hier geen verslag of bespreking, maar wat overpeinzingen.
Praktijk als voorbeeld
Om te beginnen een opstand van de leraren op de Amstelveense Technische School eind jaren zestig. De overgrote meerderheid eiste in eerste instantie een regelmatig overleg van een gekozen vertegenwoordiging met de driekoppige directie. Op de achtergrond sluimerde een groeiende kritiek op de dominantie in het schoolbestuur van grote bedrijven als KLM en Fokker. De kwestie was: bereidt de school voor op de fabriek, of op het leven?
Dat overleg kwam er, maar daarbij bleef het. Na ongeveer een half jaar evolueerde de eis naar een plenaire beslissingsbevoegdheid over de onderwijsinhoud, intensievere contacten met de ouders en de invoering van een 'leerlingenparlement'. Het schoolbestuur, bestaande uit prominente bedrijfsfunctionarissen en de gemeentesecretaris, stelde zich 'soepel' op, vond de directie te halsstarrig en de leraren te idealistisch. "Misschien krijgen jullie ooit gelijk, maar jullie willen te veel en te snel, Keulen en Aken …" Het aantal vergaderingen nam toe, de aanvankelijke gemoedelijkheid verdween, de eerste dreigementen klonken. Een oudere collega van de Afdeling Metaal ging staan en van zijn betoog zijn de woorden 'concrete utopie' me voor altijd bijgebleven. Zijn stelling kwam neer op: 'ons alternatief moet vandaag beginnen, als we geen opening naar de toekomst maken, kan de hoop begraven worden'.
Alleen al het woord 'utopie' werkte als een rode lap op een stier. Vooral toen de collega iets zei in de trant van 'de democratie kan niet stoppen bij de schooldeur of fabriekspoort'. Voor de gemeentesecretaris was het inmiddels genoeg: "de wereld verbeteren doet u maar in uw eigen tijd".
Na een jaar, enkele personeelswisselingen en een groot artikel in de Volkskrant dat de rechtvaardiging werd voor het ontslag van twee leraren, was de opstand uitgeraasd. De idee van de doorwerking van het uiteindelijke doel in het actuele handelen is gelukkig springlevend gebleven.
Inspirerende leerschool
Helaas scoort bij de - min of meer - linkse, parlementaire politieke partijen en bij de vakbeweging de (concreet) utopische gedachte niet hoog. Voor een belangrijk deel schuilt daarin hun zwakte. In de beginselprogramma's willen nog wel eens algemene bespiegelingen staan over 'waar het heen moet'. In de partij- of beleidsprogramma's komt onder de noemer 'op de langere termijn' daarvan een summiere vertaling terug. In de overheersende 'korte termijn' is daar echter zelden iets van terug te vinden.
Stel dat 'zelfbeschikking' een dragende kracht in de gewenste samenleving is, en dus deel uitmaakt van de linkse utopie, dan zal de eigen organisatie een leerschool voor permanente, interne democratie moeten zijn. Zonder dat hier te willen uitpluizen, lijkt zo'n school bij deze organisaties niet verder te komen dan formele structuren die in de praktijk een hoog theatraal gehalte kennen. De oude collega zou met een fris gemoed opnieuw uitleggen: in een kritische praktijk van vandaag wonen sporen van de utopie.
Terugkomend op de arbeidstijdverkorting, deze lijkt totaal van het linkse beleidstoneel verdwenen. Ze is opgeslorpt door deeltijdarbeid, tijdelijke contracten, meer dan voltijds zelfstandig ondernemerschap en opgevoerde beschikbaarheid. Met als gevolg dat de om zich heen grijpende versmelting van arbeid en leven het zicht op de zogenaamde hersteltijd ontneemt en daarmee op de werkelijk vrije tijd. En het is juist die vrije tijd en de vrije besteding ervan die de tijdsklem waarin de actuele arbeid verkeert, kunnen verbreken.
De kritiek stimuleert dus de vorming van de utopie, tegelijkertijd inspireert de utopie de kritiek. Hoewel aan beide 'kanten' werk te doen is, kan de crisis van links veel baat hebben van de herontdekking van het 'grote verhaal'.
|