Een beschouwing over de slagkracht van een ongedeelde FNV
FNV - minder polderen, meer folderen
Hans Lammers 1
Begin oktober 2014 vinden congressen plaats over het opgaan van Abvakabo FNV, FNV Bondgenoten en FNV Bouw in een ongedeelde FNV. De bedoeling is dat er vanaf 1 januari 2015 één FNV zal ontstaan met een bestuur en een Ledenparlement die besluiten nemen over vakbondswerk namens 1,1 miljoen leden. De fusie wordt gezien als één van de oplossingen voor het dalende ledental waarmee de vakbonden al jaren kampen.
Er zijn goede plannen opgesteld door bestuurders en kaderleden om deze trend te keren met wat wel 'activerend vakbondswerk' wordt genoemd. Hier een analyse van zowel de kracht als de zwaktes van deze plannen die deels al omgezet zijn in lopende campagnes om antwoord te geven op de vraag: hoe kan de fusie van de bonden tot een ongedeelde FNV in beweging de vakbond een betere slagkracht geven?
Crisis als context
|
Nederland zit in een grote, internationale economische crisis. De seinen zullen nog een lange tijd op rood blijven staan. De arbeidersklasse in Nederland kampt al decennia lang met aanvallen op de levensstandaard. Iedere keer wordt dit gerechtvaardigd met de noodzakelijk geachte verbetering van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven. Tegelijkertijd groeien daar de top vermogens en financiële reserves. We hebben te maken met een regering die verantwoordelijkheid draagt voor het grootste massaontslag sinds de sluiting van de mijnen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In het slechtste scenario verliezen 100.000 mensen in de zorg de komende tijd hun baan. De werkloosheid staat op recordhoogte van bijna 700.000 en is met name onder de jeugd hoog. De werkgelegenheid bestaat steeds vaker uit flexbanen met weinig baanzekerheid. De huren schieten omhoog en de sociale woningbouw in de steden wordt afgebroken. Daarbij komt dat het zelfvertrouwen bij de medewerkers van de vakbond en bij leden in bedrijven en sectoren is aangetast.
Deze ontwikkelingen vragen om gezamenlijk verzet, gericht op een fundamentele herverdeling van de welvaart. Een welvaart die we gezamenlijk opbrengen, maar waarvan het merendeel in de zakken van een elite verdwijnt en voor een groot deel niet wordt geïnvesteerd vanwege lage winstverwachtingen. Eisen zoals zorg voor iedereen, goed onderwijs, een hoger minimumloon, korter kunnen werken met behoud van loon, moeten gesteld worden. Als de arbeidersklasse haar potentieel om de productie plat te leggen in het verleden niet had gebruikt, waren immers de sociale verworvenheden nooit gekomen. Er is dan ook het potentieel bij de vakbeweging om het tij te keren.
Juiste eisen stellen die gaan over de werkelijke problemen die mensen hebben, kan de vakbond weer tot de vakbond maken waarin mensen een middel zien voor hun emancipatie. Daarbij is het van belang dat binnen de bond de zeggenschap goed wordt georganiseerd en dat we als vakbeweging voortdurend mensen en met name jongeren betrekken bij besluitvorming. De fusie maakt het op papier in ieder geval mogelijk om te bouwen aan een dergelijke vakbond. Als we willen dat dit ook de praktijk wordt, zullen leden daar zelf mee aan de slag moeten. Daarbij is het van belang de voorgeschiedenis van de fusie te kennen. Zo ook de tegenstellingen begrijpen die inherent zijn aan een organisatie als de vakbond. Vanuit dit begrip kunnen we beter werken aan een netwerk van vakbondsleden dat naar een meer strijdbare koers kan duwen.
Voorgeschiedenis
Voorheen werd de FNV geleid door een Federatieraad waar de voorzitters van negentien lidbonden de dienst uitmaakten. Dit bracht een rare stemverhouding met zich mee. Toen de federatie moest reageren op het kabinetsvoornemen om de pensioenleeftijd te verhogen, kwam dit scherp naar voren. De leden van FNV Bondgenoten, Abvakabo FNV en FNV Bouw waren tegen deze plannen, maar door de stemverhouding binnen de federatieraad kon de toenmalige voorzitter Agnes Jongerius toch een akkoord met het kabinet over de pensioenen sluiten. De vraag drong zich toen op of de bonden er niet goed aan deden om een leiding te hebben die dichter bij de leden staat en waarbij de leden meer invloed hebben op het bondsbeleid. Abvakabo en Bondgenoten vertegenwoordigden de meerderheid van de leden, maar toch konden zij niet het beleid bepalen. Binnen de federatieraad ontstond een vertrouwensbreuk die samenwerking blokkeerde.
Vanuit het kabinet en met name de PvdA werd een reorganisatietraject ingezet. In eerste instantie onder leiding van twee 'verkenners', te weten: Han Noten, PvdA en oud-topman van de NS en Herman Wijffels, CDA, oud-directeur Rabobank en voormalig voorzitter van de SER. Later gevolgd door Jetta Klijnsma, PvdA, en nu als staatssecretaris Sociale Zaken verder de pensioenen helpt af te breken en vindt dat mensen moeten nadenken over een moestuin als oudedagvoorziening.
De drie wilden het draagvlak onderzoeken voor een fusie en een nieuwe FNV. Met als uitdaging ervoor zorgen dat de verdeeldheid binnen de vakbondstop verdween en de FNV weer kon polderen met kabinet en werkgevers. Hun benadering was om de flexibilisering van de arbeidsmarkt meer als een gegeven te beschouwen. Deze flexibilisering zagen ze als opstap voor jongeren naar een mooie carrière waarbij de vakbond beroepsgericht bepaalde diensten moest verlenen over hoe je het beste kan omgaan met je werkgever en hoe je je zou kunnen indekken tegen bepaalde werkgerelateerde risico's. De FNV als sociale ANWB, zeg maar.2
Het dalende ledental van de vakbeweging werd door deze verkenners vooral verklaard uit de gewijzigde situatie op de arbeidsmarkt. Vasthouden aan het klassieke vakbondswerk van collectieve actie wezen zij af. De vakbeweging zou weer aansluiting bij jongeren krijgen door hen te helpen hun draai op de arbeidsmarkt te vinden.
Er was ook een andere stroming in de vakbeweging en gelukkig heeft deze de boventoon weten te voeren. Ze richt zich op organisatie van onderop, gebruikmakend van de collectieve kracht die mensen kunnen ontwikkelen, omdat ze dagelijks met elkaar samenwerken, ook al is het dan voor een baas. Binnen de FNV wordt dit 'organizing' genoemd, maar je zou het ook 'klassiek vakbondswerk' kunnen noemen, want daarmee is de bond groot geworden. We hebben deze methode in de praktijk gezien tijdens de stakingen van de schoonmakers. Dat heeft ertoe geleid dat er een betere cao kwam. Deze methode past Abvakabo vandaag in de zorg toe. Welke stroming zal domineren, als de bonden zijn gefuseerd, is verre van een uitgemaakte zaak. We zien namelijk beide stromingen terugkomen in de huidige praktijk.
Nieuwe structuur
De fusie gaat gepaard met een nieuwe besluitvormingsstructuur die democratischer is dan het oude model van een federatieraad met bondsvoorzitters. In 2013 is het Ledenparlement FNV ingesteld met 108, uit hun sectoren gekozen, leden, het hoogste besluitvormend orgaan dat het bestuur naar huis kan sturen en ter verantwoording roepen voor alle besluiten die het neemt. Maar hoe zal de koppeling tussen de sectoren en het Ledenparlement vormgegeven worden?
De sectoren kunnen reglementen opstellen die de democratie waarborgen en vastgesteld worden door het algemeen bestuur na goedkeuring van het Ledenparlement. De sectoren moeten weten wat het Ledenparlement besluit en dat moet goed op de hoogte zijn over wat er in de sectoren speelt. Het is belangrijk dat de leden van het parlement de mogelijkheden krijgen, en deze ook benutten, om in de sectorraden te discussiëren over wat de sectoren van elkaar kunnen leren. Het Ledenparlement moet niet alleen een controlerend orgaan zijn, maar ook een rol hebben in het actief versterken van de bond. Ledenparlementariërs moeten naar hun eigen sector gaan en ervaringen van anderen daarbij meenemen, maar ook samen met andere sectoren optrekken en pleiten voor onderlinge solidariteit.
Na de fusie zullen de contributies voor het ongedeelde deel, dat wil zeggen van de sectoren van de deelnemende bonden, centraal geïnd en vervolgens door het bestuur na goedkeuring van het ledenparlement over de sectoren verdeeld. Er komt ook een centraal beheerde stakingskas; van grote betekenis, want zo'n gezamenlijke kas hoort bij het idee dat de sectoren samen sterker zijn dan wanneer ze afzonderlijk zouden opereren. Staking is het belangrijkste wapen van een vakbond: economische schade toebrengen aan een bedrijf of bedrijfstak, doordat de lonen deels worden doorbetaald. Zo een staking te kunnen volhouden, is een enorm drukmiddel. Bij FNV Bondgenoten hadden de schoonmakers nooit een betere cao kunnen bevechten als zij niet tijdens de stakingen geld hadden gekregen van de andere sectoren binnen hun bond. Deze vorm van solidariteit kan zich dan weer terug verdienen, als andere sectoren steun nodig hebben of als er met een demonstratie gezamenlijk moet worden opgetrokken. Zo vormden de schoonmakers op 4 april dit jaar tijdens de demonstratie in Brussel voor een sociaal Europa het grootste en meest strijdbare blok van de Nederlandse delegatie. Zeker zo belangrijk is het investeringsfonds voor projecten waar de bond zich moet versterken in sectoren die dat nog niet kunnen financieren uit de contributies.
Poldermodel
Op papier mag de nieuwe FNV er dan democratisch uitzien, de twee geschetste stromingen kunnen ertoe leiden dat de praktijk anders is. Het is problematisch dat voor een deel de nieuwe FNV vastzit aan een polderpraktijk. Het poldermodel benadrukt de gezamenlijke belangen van werkgevers, kabinet en vakbeweging en is gaan werken als een rechtvaardiging voor verslechteringen van sociale voorzieningen en arbeidsvoorwaarden, in ruil voor vage beloftes over werkgelegenheid. Het lijkt er op dat activerend vakbondswerk vooral op sectoraal niveau mag plaatsvinden, maar dat op een hoger niveau, Den Haag en Brussel, bestuurders over de hoofden van gewone leden heen lobbyen volgens dit poldermodel.
Deze praktijk zien we terugkomen in het sociaal akkoord dat de FNV, de werkgevers en het kabinet in april 2013 sloten. De adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad, Marike Stellinga, noemde het "de wonderbaarlijke pacificering van de FNV" (21 december 2013). Volgens haar speelde daarin de FNV-voorzitter Ton Heerts als oud Tweede Kamerlid van de PvdA een sleutelrol: "Heerts verrichtte een van de wonderen van 2013. Hij wist de actiegezinde, conservatieve krachten binnen de FNV ervan te overtuigen een sociaal akkoord te tekenen dat vol zat met versoberingen van sociale regelingen; lagere ontslagbescherming, kortere werkloosheidsuitkering, noem maar op."
Werd in 2004 door de FNV nog gedemonstreerd met 300.000 mensen op het Museumplein in Amsterdam tegen afbraakplannen van het kabinet, in 2013 was het oorverdovend stil. Het bestuur van de FNV hanteerde in dat jaar een strikte scheiding tussen cao-strijd en de lobby in Den Haag, terwijl de voorgestelde verslechteringen niet minder ernstig waren dan in 2004. Een aanzienlijk verschil met 2004 was vooral dat de PvdA in de oppositie zat en in 2013 in de regering.
Sinds het ontstaan van de FNV en één van haar voorlopers het NVV is de band met de sociaaldemocratie hecht geweest. Het maakt onderdeel uit van een scheiding tussen politieke en sociale strijd die zorgvuldig wordt bewaakt, mede door het soort organisatie wat de vakbond is. Het sociaal akkoord werd verdedigd met het verhaal dat we weer 'op de kaart' stonden en invloed kregen bij 'van werk naar werk' trajecten. Zo betekende een lagere ontslagvergoeding een verslechtering voor de één en een verbetering voor de andere.
De totstandkoming van dit akkoord is niet verbazingwekkend. De vakbeweging wordt namelijk beheerst door een bureaucratie die leeft van de bemiddeling tussen kapitaal en arbeid en deze verhouding als een onveranderlijk gegeven beschouwt. Vanuit die rol is zij geneigd naar conservatisme. De rol van deze vakbondsbureaucratie is echter dubbel. Zij is op sommige momenten evengoed in staat een progressieve rol te spelen om haar positie kracht bij te zetten. Om een onderhandelingspositie te krijgen, heeft de bureaucratie het nodig te laten zien dat zij mensen op de been kan brengen en de radicalere delen van de vakbeweging de wind uit de zeilen nemen. De top van de FNV is daardoor ook gevoelig voor druk vanuit de sectoren om tot een strijdbare koers over te gaan.
Sociaal akkoord
Wat is zo problematisch aan het sociaal akkoord?
Allereerst wordt een campagne als Koopkracht en Echte banen afgezwakt, omdat niet alleen de werkgevers verantwoordelijk zijn voor aanvallen daarop, maar ook hun Haagse 'partners in crime'.
Ten tweede zien we dat de FNV het akkoord heeft afgesloten met de redenering 'zonder onze inbreng was de aanval nog veel erger geweest'. Keerzijde is dat de vakbeweging nu wel medeverantwoordelijkheid draagt voor een deel van het kabinetsbeleid en daarmee op een gevaarlijk grote afstand komt te staan van de mensen die in de bond een organisatie zien die het pluche niet schuwt. Bovendien heeft de FNV een landelijke kans om te mobiliseren verspeeld.
Ten derde worden afspraken door kabinet en werkgevers niet goed nagekomen en is vervolgens de status van het akkoord niet duidelijk. Met het sluiten van het akkoord zouden de geplande extra bezuinigingen van 4,3 miljard euro niet doorgaan. Het duurde echter niet lang, voordat het kabinet deze afspraak schond. Bovendien zijn werkgevers onvoldoende bereid om na te komen dat zij mensen aan een baan helpen die vanwege een handicap extra kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. In maart 2013, dus nog voor het afsluiten van het akkoord, schreven medewerkers van het CPB (Centraal Planbureau) dat de besparingen op uitkeringen en inkomsten uit boetes wel duidelijk waren, maar van de effectiviteit in termen van werkgelegenheid voor arbeidsgehandicapten "niet te veel" mocht worden verwacht. Kortom, we weten wat we verliezen, maar niet wat we ervoor terugkrijgen.
Ten vierde is de FNV met een wassen neus blij gemaakt, omdat in ruil voor een zogenaamde regie over de WW de wettelijke WW-duur is ingeperkt. Hoe deze inperking gecompenseerd wordt in de cao's, is nog onduidelijk. Feit is wel dat we dat nu aan de cao-tafel moeten bevechten wat anders via de staat was geregeld. Het FNV-bestuur vond het een voordeel op de lange termijn dat mensen voor hun WW voor een deel afhankelijk worden van de vakbond. Het is nog maar de vraag of dit ledenwinst zal opleveren. Hier geldt dus ook: wat we verliezen is bekend, wat we ervoor terugkrijgen niet. Probleem is ook hoe de reparatie van de duur van de WW zal verlopen waar geen cao is, of die al heel lang niet is afgesloten.
Tot slot is de manier waarop het sociaal akkoord tot stand kwam geen voorbeeld voor een democratische besluitvorming in de vakbeweging. In de geschapen euforie van dat moment hebben velen zich laten meeslepen. Vlak voor en na het afsluiten van het akkoord waren er televisieoptredens en moesten bondsraden plotseling bij elkaar komen om binnen 48 uur over een lange tekst een besluit nemen. Formeel was de besluitvorming juist, maar er was geen betrokkenheid van leden of kaderleden vanaf het begin. Het boodschappenlijstje dat het voorlopige Ledenparlement naar voren had gebracht, was een poging om aan de onderhandelingen en besluitvorming piketpalen te plaatsen. Probleem was dat deze formeel niet bestonden.
Het is dus verre van vanzelfsprekend dat de fusie zal leiden tot een breuk met het poldermodel van compromissen sluiten en vooral geen collectieve strijd organiseren. De fusie wordt vooral gezien als een middel om de vakbond weer meer positie te geven in de sectoren en het dalende ledental te stoppen.
Werk Ledenparlement
Activerend vakbondswerk en solidariteit vormen een rode draad in de fusiedocumenten en betreffende beleidsstukken. Op papier worden volop handvatten geboden om de vakbond te maken tot wat die moet zijn. Namelijk, een strijdbare belangenbehartiger van leden die emancipatie voorop stelt en in het offensief gaat tegen werkgevers en kabinet die alleen oog hebben voor de belangen van de elite. Op de volgende vijf met elkaar verbonden thema's ligt een aantal uitdagingen voor de FNV, waarbij het Ledenparlement meer de regie naar zich toe zou moeten trekken, samen met de sectorraden.
1. Cao-strijd.
Het is een goed teken dat de FNV met de coördinatie van de arbeidsvoorwaarden vorig jaar zich richt op verbetering van de Koopkracht en Echte banen. Het is met deze campagne waar de mogelijkheid ligt om activerend vakbondswerk van de grond te krijgen. Economen als Ewald Engelen die stellen dat loondalingen de crisis verergeren omdat mensen minder kunnen uitgeven, bijdroegen aan onderbouwing van de looneis. Ook het komende jaar heeft het Ledenparlement voor deze benadering besloten, waarbij er extra aandacht is voor loonsverhoging in centen zodat met name de lagere inkomens meer dan 3 procent omhoog kunnen gaan. De eis is een stijging van 900 euro per jaar. Gezien de stijging van huren, eigen risico en premie ziektekostenverzekering en hoge hypotheeklasten is dit geen overbodige luxe voor met name de lage inkomens.
We moeten goed coördineren in en tussen sectoren waar de looneis het snelste binnengehaald kan worden, zodat andere sectoren zich daaraan kunnen optrekken. Dit is noodzakelijk, omdat ook werkgevers landelijk coördineren. Mede om deze reden kan de fusie toegevoegde waarde hebben. Door de kortere lijnen tussen de sectoren kunnen lessen uit overwinningen sneller gedeeld en bediscussieerd worden in het Ledenparlement.
2. Evaluatie.
Het cao-seizoen 2013-2014 verloopt even moeizaam als de afgelopen jaren. In veel gevallen zijn acties nodig om werkgevers onder druk te zetten. Meer dan vorig jaar lijkt voor veel mensen de maat vol. In het eerste half jaar van dit cao-seizoen zijn twee maal zoveel acties gevoerd dan in de voorgaande jaren. Daar waar mensen in beweging komen, zien we betere resultaten. De loonstijging ligt voor het eerst sinds jaren boven de inflatie. Daardoor verbetert na vijf jaar daling de koopkracht voor veel mensen.
Het percentage cao's met afspraken over gelijk loon voor gelijk werk stijgt licht. Een paar voorbeelden.
Bij het Amsterdamse GVB is na een ultimatum structureel 0,6 procent naast 50 euro per maand afgesproken. Daardoor ontstaat er een vloer in de loonsverhoging en gaan de lagere loonschalen er meer op vooruit dan de hogere. De lagere schalen ondergaan hiermee een verhoging van ruim 3 procent. Ook bij Tata Steel is na een ultimatum 2,5 procent structureel in 2014 binnengehaald met een vloer van 320 euro per procent, waardoor de loonsverhoging kan oplopen tot 3,7 procent. Voor jongeren tot en met 20 jaar levert de vloer 14 procent extra op.
In door de overheid gefinancierde sectoren treffen we cao's aan die al jaren niet meer zijn vernieuwd. Overheidsbezuinigingen worden in deze sectoren eenzijdig op de arbeidsvoorwaarden afgewenteld. Zo is de 'cao Rijk' inmiddels vier jaar niet meer overeengekomen, omdat deze werkgever zijn werknemers op de nullijn houdt. In het voortgezet onderwijs is nog steeds geen nieuwe cao met de Algemene Onderwijsbond vastgelegd. In het middelbaar beroepsonderwijs is weliswaar door actie te voeren de nullijn doorbroken, maar is net als in het voortgezet onderwijs weinig geregeld om de werkdruk omlaag te brengen.
Daarnaast zijn enkele cao's niet door de FNV, maar wel door andere bonden ondertekend. Het gaat onder andere om die van Aegon, gehandicaptenzorg en zoetwarenindustrie. Met de werkgeversorganisatie in de uitzendbranche NBBU is geen cao afgesloten, omdat zij niet bereid was deze aan te passen aan de afspraken over flexwerk zoals die in het sociaal akkoord stonden. FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en de Unie zijn een actie gestart "Sta nu op voor een fatsoenlijke uitzend CAO" tegenover de cao die de NBBU volgt. In de gehandicaptenzorg speelt een soortgelijk probleem. Abvakabo FNV vindt de overeengekomen afspraken over het beperken van gebroken diensten, de nul urencontracten en de werkzekerheid bij aanbestedingen onvoldoende.
3. Flexwerk.
Dat soort werk rukt al jaren op en legt de bijl aan de basis van de vakbeweging. Als mensen van de één op de andere dag hun baan kunnen verliezen, zoals dat gebeurt bij veel uitzendwerk, dan ondermijnt dat de solidariteit en de vakbondskracht om te vechten voor goede arbeidsvoorwaarden. In vrijwel alle sectoren worden ze geflexibiliseerd. Het is één van de speerpunten van de campagne Koopkracht en Echte banen om deze trend te keren. Wat hiervoor nodig is een gecoördineerde strijd om cao-afspraken te maken over vermindering van flexwerk en de omzetting van flexcontracten in vaste contracten.
Ook op dit punt kan een ongedeelde FNV een toegevoegde waarde hebben, omdat de flexibilisering alle sectoren treft. Hier geldt ook dat de zwakke sectoren zich kunnen optrekken aan de sterke. Zo is bij Tata afgesproken dat daar waar uitzendkrachten binnen Tata Steel IJmuiden langer dan twaalf maanden op vast werk zijn ingezet, het bedrijf voor deze arbeidsplaatsen een vacature zal opstellen. Bij de gemaksvoedingsindustrie ligt vast dat uitzendkrachten met groeipotentie na één jaar een arbeidsovereenkomst krijgen aangeboden. Bij DB Schenker Rail is de afspraak dat nieuwe medewerkers die nog opgeleid moeten worden tot machinist, eerst een contract voor de duur van hun opleiding krijgen en daarna een contract voor onbepaalde tijd. Bij Xerox is na acties bepaald dat in de eerste helft van 2014 een twintigtal uitzendkrachten een vast contract krijgt.
Flexibilisering is extra lastig aan te pakken als er sprake is van een hoge werkloosheid. Daarom moet de strijd tegen flexibilisering gekoppeld worden aan het banenplan dat de FNV heeft opgesteld. Het belang is dat er gecoördineerd wordt op Koopkracht en Echte banen. Het gaat dus om die combinatie en niet alleen om de looneis.
4. Banenplan.
De vakcentrales brachten voor de zomervakantie een banenplan naar voren. Dit was een uitgewerkte oproep aan het kabinet om één miljard in werkgelegenheid te investeren. Het is een stap vooruit dat er wordt gesteld dat dit geld moet komen uit een fiscale lastenverzwaring op top vermogens en de winsten van multinationals.
De kloof tussen rijk en arm groeit met name op het punt van de vermogens, een wereldwijde trend waarbij Nederland in de pas loopt. Deze ontwikkeling is goed beschreven in het bekende boek Kapitaal in de 21ste eeuw van Thomas Piketty. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) berekende onlangs dat de inkomsten van bedrijven tussen 2001 en 2013 zijn verdubbeld, terwijl huishoudens er slechts 18 procent bij kregen. Het recente rapport van de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) "Hoe ongelijk is Nederland?" heeft de trend die Piketty beschrijft, zichtbaar gemaakt voor de Nederlandse situatie.
Door fiscale maatregelen te nemen om geld te halen waar het echt zit, hoeft er niet bezuinigd te worden in de zorg en het onderwijs of op de lonen. Met fiscale maatregelen zou er zelfs geïnvesteerd kunnen worden in deze belangrijke sectoren. Massaontslagen zijn dus niet nodig. En ontslagen in de private sector zouden met deze fiscale maatregelen opgevangen kunnen worden. We zouden dit verder moeten doorredeneren naar vormen van arbeidstijdverkorting met behoud van loon en de verlaging van de pensioenleeftijd of de organisatie van een basisinkomen van bijvoorbeeld 130 procent van het minimumloon. Daarnaast dienen we stil te staan bij het gegeven dat werkloosheid door racisme op de arbeidsmarkt onder migrantenjongeren extra groot is. Vormen van positieve discriminatie zouden in cao's en door de staat vormgegeven moeten worden.
Deze suggesties sluiten voor een deel aan op het banenplan dat pleit voor verlaging van belasting op arbeid, investering in duurzame energie, in de aanpak van de gevolgen van klimaatverandering zoals dijkverzwaring en in sociale woningbouw.
Het plan kent echter ook zwaktes in de analyse, omdat het gekoppeld wordt aan het aantrekken van de economie waardoor de investering mogelijk zou zijn. Zwaktes, omdat de groeiende kloof tussen rijk en arm al ver voor het uitbreken van de crisis bestond. Bovendien wachten de meeste bedrijven nog met grote investeringen vanwege de lage winstverwachting, daardoor zullen zij zich weinig aantrekken van overheidsbeleid.
Een in september 2014 uitgekomen onderzoeksrapport van Deloitte "Cash to Growth", bevestigt dit. Stimulering door overheden is bij investeringen voor grote bedrijven de minst belangrijke factor. De onderzochte bedrijven in de regio's Europa, Midden-Oosten en Afrika hebben in totaal bijna 1.000 miljard euro aan reserves in kas, meldt Deloitte. Sinds 2007 is dat kasoverschot met 250 miljard euro toegenomen en de afgelopen twaalf maanden met 47 miljard euro.
Deze reserves moeten dus fiscaal worden belast, zodat de staat zelf kan investeren in echte banen. We zullen dan ook de democratische controle over deze reserves moeten vergroten door bij de investeringsfondsen waarvan we deel van uitmaken, te pleiten deze om te zetten in banengroei. Het banenplan biedt een opzet voor deze strategie.
Voor het banenplan is meer nodig dan alleen een media-moment en lobbies in Den Haag. Verbinding aan een landelijk actietraject is noodzakelijk. Het banenplan is nu gekoppeld aan de campagne voor Koopkracht en Echte banen. maar dat staat alleen nog maar op papier. Er zijn nog geen draaiboeken, samen met kaderleden gemaakt, over hoe de campagne uit te bouwen en met wie. Dit is wel de bedoeling van de groep kaderleden die hiermee bezig is.
Een laatste hier te bespreken aspect van het banenplan is de groei in de komende jaren van de beroepsbevolking onder invloed van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar. Het banenplan keert zich tegen een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. We zouden verder kunnen gaan.
Met fiscale maatregelen is het mogelijk de pensioengerechtigde leeftijd zelfs omlaag te brengen, zodat ouderen als ze dat willen, plaatsmaken voor jongeren. In sommige cao's is het gelukt hierover afspraken te maken. Bijvoorbeeld bij het openbaar vervoer is een '80/90/100-regeling' afgesproken, ofwel 80 procent werken voor 90 procent van het loon met 100 procent pensioenopbouw. De vrijgekomen formatieruimte van vier uur per week wordt vervolgens opgevuld door aanname van personeel jonger dan 27 jaar met uitzicht op een vast dienstverband. Het banenplan heeft dus een overlapping met het vraagstuk van de pensioenen.
5. Pensioenplan.
Het kabinet is bezig met een grote aanval op de pensioenen. De FNV heeft zich daar tegen gekeerd en is met behulp van het Ledenparlement met een lange termijn visie gekomen.
Het belastingvrij sparen voor pensioenen heeft het kabinet beperkt. Jongeren zullen zes jaar langer moeten werken voor hetzelfde pensioen. Deze ingreep levert de staat 2,8 miljard op. De verhoging van de AOW-leeftijd, de verlaging van de pensioenopbouw en de verplichte handhaving door pensioenfondsen van hogere buffers zorgen voor een enorme verslechtering van de omvang van de pensioenen. De FNV wilde ook hier in eerste instantie niet tot een traject van acties overgaan; gebrek aan een duidelijke visie van kaderleden en door gepolder aan de top.
Gelukkig heeft het Ledenparlement een pensioenplan ontwikkeld voor de lange termijn dat zou kunnen resulteren in een duidelijk actietraject. Hierin staan belangrijke eisen aan 'de politiek'. Zoals de invoering van een 'macro stabiele discontovoet': hierdoor hoeven de pensioenfondsen minder grote buffers aan te houden en wordt indexering wel mogelijk. Verder het waarborgen van collectiviteit in de opbouw van de premies, zodat de kosten van de pensioenopbouw laag blijven, verhoging van het wettelijk opbouwpercentage, zodat er meer belastingvrij voor de oude dag kan worden gespaard en stijging van de AOW uitkering. Het plan behelst ook een basispensioenregeling voor iedereen, net als bijvoorbeeld het basispakket in de zorgverzekering. Al met al een pakket dat alle werkenden de zekerheid biedt een aanvullend pensioen op te bouwen.
Campagne Red de Zorg
Als er één campagne hoog op onze agenda moet staan, dan is het wel Red de Zorg. In de slechtste scenario's gaat het om het verlies van 100.000 banen. Het kabinet hanteert de tactiek om dit af te serveren naar de gemeentes, soms met 80 procent minder budget, die dat op hun beurt doorgeven aan de zorginstellingen. Zo kunnen ze allemaal naar elkaar wijzen en wordt voorkomen dat de vakbeweging een duidelijk richtpunt heeft voor de mobilisatie van alle gedupeerden. Dat zijn niet alleen de zorgwerkers, maar ook de mensen die in de toekomst geen thuiszorg meer zullen ontvangen, omdat de gemeente daar geen geld meer voor heeft. Denk ook aan het grotere beroep dat zal worden gedaan op de al overbelaste mantelzorg.
De campagne die tot doel heeft om 100.000 handtekeningen binnen te halen, is nog maar recent van start gegaan. Dit is rijkelijk laat, omdat de plannen al een tijd bekend waren. Het is problematisch dat de benadering nog zo voorzichtig is. Terwijl de handtekeningen worden opgehaald en er lokaal actie wordt gevoerd, is de top van de FNV achter de schermen bezig te onderhandelen met het kabinet. De campagne zou juist van onderop opgebouwd moeten worden, waarbij voortdurend de breekpunten met het kabinet, voorafgaande aan de onderhandelingen, met zoveel mogelijk leden worden afgestemd. Bovendien moeten alle sectoren bij deze campagne betrokken worden en is meer pressie nodig door in alle cao-trajecten stevig in te zetten op verlofdagen voor mantelzorg. Laat de bazen hiervoor maar bij de politiek klagen dat ze via de cao's te maken krijgen met de effecten van de bezuinigingen in de zorg.
Helaas is de solidariteit in het ledenparlement nog weinig zichtbaar, evenals een breed actieplan in de FNV. De landelijke momenten die er waren, zijn tot nu toe voornamelijk door de Abvakabo georganiseerd. Ook hier moet de fusie beter worden ingericht, dus niet alleen op de schouders terechtkomen van de sector 'zorg en welzijn'. Alle andere sectoren zouden daarin tijd en energie moeten stoppen. Het is nog niet te laat en de petitie kan gebruikt worden om de andere sectoren warm te laten lopen. Handtekeningen op straat en op de werkvloer ophalen en bijeenkomsten organiseren om toe te werken naar een grote landelijk demonstratie, dat is nu de taak van alle leden.
Campagne Koopkracht en Echte banen
Veel van wat in het voorgaande is besproken, zou terug kunnen komen in de campagne Koopkracht en Echte banen. Het goede van die campagne is dat ze gedragen wordt door alle bonden en daardoor andere activiteiten kan overkoepelen. Werkdruk is er een onderdeel van, met name vanuit de Algemene Onderwijsbond ingebracht. De campagne die in november 2013 van start ging, heeft een nieuw landelijk moment nodig. Hoe dit het beste te organiseren valt, is nog een debat tussen kaderleden en ledenparlementariërs, samen met het FNV-bestuur.
Spijtig is dat de fusie veel aandacht heeft opgeëist, waardoor afgelopen zomer weinig aan de campagne is gewerkt. Eerder was uitgesproken dat in september een landelijke actie zou worden georganiseerd, maar die is er niet van gekomen. Positief is dat de gezamenlijke visie er sterker voorstaat dan bij de aftrap van de campagne. Met het banenplan, de pensioenvisie, Red de Zorg en een paar aardige cao-resultaten kunnen we werken aan een serie bijeenkomsten op weg naar landelijk momenten.
|
De FNV heeft met haar campagne Koopkracht en Echte banen in november 2013 laten zien dat ze 10.000 kaderleden kan mobiliseren. Dat is een hele prestatie, omdat het perspectief onhelder was, de eisen vaag waren en er vooral op de korte termijn was georganiseerd - èn van bovenaf, in plaats vanuit actiecomités. In het Ledenparlement was eerder opgeroepen om in september mee te doen aan de demonstratie van het comité Stop de Bezuinigingen waar 5.000 mensen in Amsterdam op af kwamen. Daarmee werd duidelijk dat mensen wel degelijk te mobiliseren zijn. Bovendien was het comité vele malen kleiner dan de FNV. De mobilisatie van Koopkracht en Echte banen is echter intern gebleven en heeft zich niet gericht op alle mensen die in protest willen komen tegen de sociale afbraak door werkgevers en kabinet.
Alternatieven
Nogmaals, wat we nodig hebben is een landelijk moment, waarin de sectoren zoals in november een bijdrage kunnen leveren aan de te stellen eisen en hoe deze binnen te halen zijn. Voor een deel heeft de FNV al een visie uitgewerkt. Het is van belang dat die wordt gedeeld door zoveel mogelijk mensen en dat leden en niet-leden de gelegenheid krijgen de eisen aan te scherpen en mee te doen aan de besluitvorming. Inclusief de relevante vraagstukken, van racisme tot huren en goede huisvesting, van werkdruk tot goede zorg, van lessen uit internationale vakbondsstrijd tot pensioenen. We zullen daarbij ook verbindingen moeten leggen met andere bewegingen zoals milieugroepen en studenten die in actie komen voor het behoud van de studiefinanciering.
Kaderleden horen vaak dat mensen bang zijn om op de werkvloer actief te worden voor de vakbond. Inderdaad is het zo dat door relatief weinig stakingen in vergelijking met de jaren zeventig en tachtig en een lage organisatiegraad, de angst om je baan te verliezen zo groot wordt dat de bond geen voet meer aan de deur krijgt. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, waarin de bazen nog meer zekerheden weten af te breken en mensen zich nog onmachtiger voelen. Het is niet altijd de juiste methode om direct daar vakbondsactiviteit op de werkvloer tegenover te stellen, hoewel dat natuurlijk wel moet gebeuren. Het kan na een groot manifestatiemoment zelfvertrouwen geven om plannen te delen en op verschillende terreinen strijd te leveren om het vakbondswerk op de vloer te organiseren.
We moeten toewerken naar een groot sociaal forum, waarbij in verschillende workshops en bijeenkomsten de campagnes, het internationale vakbondswerk en andere bewegingen aandacht krijgen; afgesloten met een coördinerende bijeenkomst en een slotverklaring. In België zijn er experimenten met G1000, een platform voor democratische innovatie. Nog niet zo lang geleden was er wereldwijd een occupy beweging, waar ook in Nederland duizenden mensen met elkaar in discussie gingen over hoe we de wereld kunnen veranderen. En verder in de tijd terug waren er rond de 'anders globaliseringsbeweging' grote, massaal bezochte, sociale fora in Florence, Londen en Parijs. De FNV kan lessen trekken uit deze bewegingen en dat betekent deels de controle uit handen geven om mensen inspraak te geven op het verloop van de campagnes.
Er is een algemeen besef onder de bevolking, 'wij zijn het zat', dat politieke partijen niet werkelijk geïnteresseerd zijn in de belangen van gewone mensen, omdat ze te ver afstaan van de burgers. De FNV is een massa-organisatie met het grootste vrijwilligersbestand dat het in zich heeft om veel mensen te betrekken bij emancipatiestrijd. Dat dit voor een deel nog belemmerd wordt door de oude vormen en gedachten van de polder, is iets waarmee we in de vakbeweging van hoog tot laag moeten breken. Dat het kan, is iets wat keer op keer in verschillende acties wordt bewezen, Het neoliberale offensief van afbraak zal doorgaan. Het is pure noodzaak om de geschetste alternatieven voor dit offensief handen en voeten te geven via de FNV. De fusie kan daarin een volgende stap vooruit zijn, als we die als zodanig gaan gebruiken.
|