Welkom
Ingezonden
Solidariteit

Israël legt artistieke vrijheden en producten aan banden

Kunst maken onder de bezetting

Brigitte Herremans 1

Leven onder bezetting is voor Palestijnse kunstenaars meer dan een sociaal vraagstuk. Het bezet ook hun artistieke overwegingen: hoe je verhouden tot die dwingende situatie? De politieke realiteit is bepalend voor hun culturele productie, al beperkt Palestijnse kunst zich niet enkel tot de realiteit. Intussen maken sommige jonge kunstenaars zich wel los van het collectieve discours over de Palestijnse zaak, en oefenen ze zich in nieuwe strategieën.

Veel Palestijnse kunstenaars zijn het moe om uitsluitend geassocieerd te worden met de bezetting. Ze kunnen zich echter niet loskoppelen van de politieke omstandigheden. Alleen al puur praktisch is dat een onhaalbare kaart. Acteurs die in het buitenland optreden, kunnen tegengehouden worden aan een Israëlische grensovergang; een dansgezelschap uit de Westelijke Jordaanoever kan niet optreden in de Gazastrook; het laatste Palestijnse toneelgezelschap in Oost-Jeruzalem werd vorig jaar opgedoekt; cineasten in de Gazastrook ondervinden hinder door Hamas.
Over die fysieke en politieke fragmentatie van Palestina kunnen alle kunstenaars in de visuele en podium kunsten meepraten. Sommigen bedenken daar creatieve oplossingen voor en organiseren bijvoorbeeld meer 'events online'. Zo creëerde het Institut Français in Gaza vorig jaar een tentoonstelling in Jeruzalem, waarbij de kunstenaars uit Gaza hun werk duidden via Skype.

Niet louter als ambassadeur

Ook internationaal werpt de bezetting specifieke begrenzingen op voor Palestijnse kunstenaars, ook al zijn die minder tastbaar. Een grote zorg voor vele artiesten is dat hun kunst niet op haar artistieke waarde geschat wordt, maar op de boodschap die ze brengt. Ook onderzoekster en kunstenares Samah Hijawi worstelde daar lange tijd mee:
"In het begin had ik een moeizame relatie met het onderwerp. Maar na een tijdje accepteerde ik dat er niets zo'n grote impact op mij heeft als de politieke realiteit. Ik aanvaardde dat die centraal staat in mijn leven en mijn werk. Toch blijft het een grote uitdaging als je als kunstenaar rond thema's als Palestina of de bredere Arabische wereld werkt, om niet louter als ambassadeur bekeken te worden. In het Westen is er de neiging om kunstenaars uit de regio als vertegenwoordigers te beschouwen. Schilderwerken worden bijvoorbeeld tentoongesteld, omdat ze de politieke realiteit tonen. Het is ook geen toeval dat documentaires zo geapprecieerd worden. Op zich is dat geen probleem, zolang ze niet gereduceerd worden tot ambassadeurs. Zelf had ik het soms moeilijk met die stereotypen, maar het noopte me tot vragen over de rol van kunst en hoe ze wordt geïnstrumentaliseerd."

Sommige kunstenaars menen dat als er dan toch geen ontkomen is aan de bezetting, ze dan maar beter een prominente plaats krijgt. Zo hing Khaled Hourani, curator en kunstenaar, in Palestijnse steden traditionele tegels op, met daarop de afstand tot Jeruzalem: dichtbij maar onbereikbaar voor de meeste Palestijnen. Ook het project "Picasso in Palestine", waarbij de ploeg van Hourani Picasso's schilderij Buste van een vrouw naar Ramallah haalde, was een complex spel met de absurde wetmatigheden van de bezetting. Zolang Israël de Palestijnen in zijn greep houdt, zal het conflict niet te bannen zijn uit de culturele expressie, maar toch toont zich in meer en meer projecten een breuk met de traditionele Palestijnse kunstvormen. Wat maakt Palestina vandaag tot één van die regio's in het Midden-Oosten met een bloeiende kunstscène?

Kunst als bron voor verzetscultuur

Voor die verschuiving moeten we eerst even terug in de tijd. Na de Nakba (de 'tragedie' van 1948, toen bij de oprichting van Israël meer dan 440 Palestijnse dorpen werden vernield en 750.000 Palestijnen verjaagd) ging de Palestijnse culturele productie vooral focussen op ontheemding en verlies. Voor creatieve zielen die de tragedie van het Palestijnse volk probeerden te plaatsen, vormden muziek, literatuur en ook schilderkunst een dankbare uitlaatklep. Tegelijk voedden deze kunstvormen de Palestijnse cultuur van verzet, waarin soemoed (veerkracht) centraal staat. Illustratief is de poëzie van de bekendste Palestijnse dichter, Mahmoud Darwish. In zijn vroege gedichten riep hij herinneringen op aan zijn uitgewiste vaderland en spatte het nationalisme van zijn teksten af. Als achtjarige jongen had hij zijn geboortedorp moeten ontvluchten. Na veel omzwervingen kon hij terugkeren, niet naar Palestina maar naar de pas opgerichte staat Israël. Het conflict had de dichter zijn politieke vrijheid ontnomen. Toch bleef de vrijheid lonken, ook in zijn teksten. In zijn latere poëzie onttrok Darwish zich aan het keurslijf van de politieke realiteit en werd hij creatiever.

Kunst als bron van hoop

Ook de cartoonist Naji al-Ali verwerkte zijn ervaringen als vluchteling in zijn werk. Al-Ali verwierf vanaf de jaren zestig faam met de figuur van Handala naar de bittere plant 'handal'. Dit kind, gekleed in lompen, is getuige van onrecht en staat met zijn rug naar de lezer. Het zou zich volgens al-Ali pas omdraaien bij zijn terugkeer. Zo gaf hij in zijn cartoons uiting aan zijn bitterheid over de exodus van de Palestijnen, de bezetting van 1967 en Israëls dominantie in de regio. Zijn werk paste in de tijdgeest van gewapend verzet tegen Israël en de kunstenaar sympathiseerde er ook mee. In zijn duizenden cartoons spaarde al-Ali noch Israël, noch de Arabische regimes die hij als medeplichtig beschouwde. Hij bekocht zijn ambassadeurschap voor de Palestijnse zaak met zijn leven. Net zoals de romancier Ghassan Kanafani werd al-Ali vermoord.

Kunstenaars werkzaam in de jaren 1970-80 waren vaak uitgesproken politiek. Velen hadden banden met politieke partijen zoals Fatah (de partij van wijlen Yasser Arafat) of de PFLP (het marxistisch geïnspireerde Popular Front for the Liberation of Palestine). Ze beschouwden hun werk als een instrument om ruchtbaarheid te geven aan de Palestijnse verzuchtingen en droegen bij tot de Palestijnse identiteitsvorming. Zo beeldden de schilderijen van Sliman al-Mansour vaak boeren af en idealiseerden ze op een naïeve manier het agrarische leven. Al-Mansour wilde de geest van soemoed aanwakkeren en Palestijnen hoop geven. Hij meende dat de sterke politisering van de Palestijnen, ook kunstenaars, onvermijdelijk was.

Israël beschouwde muziek als subversief en arresteerde veel muzikanten. Daar waren natuurlijk redenen toe, ook in de kunstwereld. Israël legde artistieke vrijheden en productie aan banden. Zo werd al-Mansour gedwarsboomd toen hij een vereniging wilde oprichten om Palestijnse kunst ook in het buitenland te promoten. Tijdens de eerste Intifada, de collectieve opstand tegen de Israëlische bezetting (1987-1993), namen de Israëlische restricties toe. Israël beschouwde muziek als subversief en arresteerde veel muzikanten. Dat verhinderde niet dat muziek een sleutelrol zou spelen in het culturele verzet. Tijdens de Intifada trad een aantal vernieuwende groepen naar voren. Zo vertrok Sabreen vanuit de traditionele folklore om modernere muziek te ontwikkelen die zowel de frustraties als de strijdlust liet horen. Die trend bleef zich doorzetten tot de huidige hiphopscene, met onder meer het collectief DAM. Deze rappers zoeken naar kruisbestuiving en brachten bijvoorbeeld samen met zangeres Amal Murkus een song over huiselijk geweld in Palestina.2

Hedendaagse pogingen tot vernieuwing

Vandaag komen vooral jonge kunstenaars los van dat traditionele, collectieve discours. Ze concentreren zich op het individuele en het alledaagse en geven een originele invulling aan een kapot verteld verhaal. Een knap staaltje biedt The Wanted 18. Met veel gevoel voor humor maakten regisseurs Amer Shomali en Paul Cowan een soort animatiefilm over het vreedzame verzet tijdens de eerste Intifada. De inwoners van het dorp Beit Sahour weigerden belastingen aan Israël te betalen. Ze boycotten Israëlische producten en kochten achttien koeien om zuivelproducten te maken. Het Israëlische leger bestempelde de koeien als een bedreiging voor de veiligheid, waardoor ze verborgen moesten worden. In The Wanted 18 wordt daar niet om getreurd, spelen de makers niet op ontheeming, maar zoeken ze voor hun kritiek een lichtere toets.

Nog altijd willen kunstenaars in Palestina heel maken wat ooit gebroken is: een grondgebied en een volk. Nog altijd blijft een centraal thema de spanning tussen die wens naar eenheid of herstel en het gevoel van fragmentatie. Toch benadrukken steeds meer hedendaagse kunstenaars dat kunst haar wortels ook kan vinden in de persoonlijk beleefde realiteit en vernieuwend kan zijn. Die ambitie merk je zeker bij "Qalandiya International", een biënnale met Palestijnse en internationale kunst.3 Qalandiya is een plaats die het conflict belichaamt: een reusachtig checkpoint aan de Muur, met daarachter een vluchtelingenkamp. Reizigers associëren de plek met files, tijdsverspilling, frictie en onrecht. Dat precies daar een biënnale plaatsvindt met onder meer schilderkunst, literatuur, architectuur en toneel, zegt veel over die nieuwe adem in de hedendaagse Palestijnse kunst.

Toch blijft deze beweging pril. Nog altijd overheerst in de kunstensector het traditionele discours en wordt er weinig ruimte genomen om te breken met de geldende conventies. Ook de traditionele Palestijnse maatschappij maakt het kunstenaars moeilijk om vernieuwend te zijn en werpt beperkingen op. Zo zijn opvoeringen van hedendaagse dans, een relatief nieuwe kunstvorm in Palestina, vaak niet evident in andere steden dan Ramallah.

Veerkracht/H3>

Wel waren er de afgelopen jaren veel interessante samenwerkingsprojecten tussen Palestijnse en internationale kunstenaars. Al vertrekken zij vaak vanuit een affiniteit met de Palestijnse kwestie, toch overstijgen de meeste projecten de politieke clichés. De Qattan foundation, een Palestijnse culturele stichting, speelt daar een belangrijke rol in. In 2007 startte Qattan een samenwerking met de Koninklijk Vlaamse Schouwburg en Les Ballets C. de la B., wat zoveel jaar later leidde tot Palestijns-Belgische coproducties zoals Keffiya/Made in China en Badke (een knipoog naar 'dabke', een erg populaire traditionele Palestijnse dans). Eén van de drijfveren van dramaturge Hildegard De Vuyst voor deze internationale samenwerking is dat de dansers andere facetten van Palestina laten zien. En niet alleen in Europa.
"Meer nog dan Noord-Zuid uitwisselingen, zijn de Zuid-Zuid uitwisselingen erg vitaliserend. Dat zagen we tijdens de opvoeringen van Badke in Congo, waar nogmaals bleek dat kunst maken in de meest moeilijke omstandigheden van vitaal belang is."

Ook ontwerpster Annelys de Vet benadrukt dat kunst het menselijke aspect in de schaal kan leggen. Zij creëerde het design label Disarming Design from Palestine, met ontwerpen van Palestijnse kunstenaars en ambachtslui.4 Voor de Vet is het cruciaal om mensen zelf te laten spreken over hun eigen producten. Heel vaak gaan westerse ontwerpers naar Palestina met vooropgezette ideeën en staan ze nauwelijks open voor de kracht van de Palestijnen zelf.
"Je moet de producten van onze design collectie niet kopen omdat je de Palestijnen zielig vindt, maar omdat je wordt aangetrokken door hun kwaliteit, kracht en poëzie."
Met haar collectief streeft ze ernaar om via kunst en cultuur bij te dragen aan economische zelfstandigheid en de veerkracht van Palestijnen. Kunst is voor haar geen pleister op het slachtofferschap. "Kunst biedt de kracht om een andere toekomst te verbeelden." En dat is precies wat jonge kunstenaars in Palestina beweegt: verbeelding om te ontsnappen aan de verdrukkende realiteit, als een manier om hun vrijheid af te dwingen.





1Eerder - december 2015/januari 2016 - verschenen bij Belgisch Tijdschrift voor Cultuur en Kritiek, Rekto-Verso, http://www.rektoverso.be
Brigitte Herremans is medewerker Midden-Oosten Broederlijk Delen en is ook verbonden aan Pax Christi Vlaanderen. (terug)
2 Zie: song uit over huiselijk geweld (terug)
3 Zie: Qalandiya International (terug)
4 Zie: Disarming Design from Palestine (terug)