Gesprek met Gerard Oonk, directeur van de Landelijke India Werkgroep
Strijd tegen kinderarbeid en Dalits
Yannick Goris 1
Onlangs, 4 juli 2016, ondertekenden 55 bedrijven, hun brancheorganisaties, de Nederlandse overheid en een aantal NGO's (waaronder Solidaridad, UNICEF Nederland, de Stop Kinderarbeid coalitie en de Landelijke India Werkgroep) het Convenant Duurzame Kleding & Textiel. 2 Besloten is samen te werken bij onder andere de preventie en de aanpak van discriminatie, kinderarbeid en dwangarbeid in landen als Bangladesh, India, Pakistan en Turkije.
|
Gerard Oonk |
Hier een gesprek met Gerard Oonk, directeur van de Landelijke India Werkgroep (LIW), over dit convenant, zijn werk en de huidige stand van zaken in India.
Landelijke India Werkgroep
Als je het kantoor van de LIW in Utrecht binnenkomt, denk je niet meteen dat dit een Non Gouvernementele Organisatie is om rekening mee te houden. Het warme en ietwat benauwde kantoor bestaat uit slechts een paar kamers, gehuisvest op de bovenste verdieping van een oud statig pand in het centrum van Utrecht. Gerard Oonk, al jarenlang directeur van de LIW, verwelkomt me in wat eruitziet als een bibliotheek/conferentieruimte. Hij verontschuldigt zich voor mogelijk wat minder inspiratie tijdens het gesprek, na een dag achter zijn computer voor de verplichte jaarverslagen. Zodra hij echter begint te praten is er geen tekort aan inspiratie of energie: na meer dan dertig jaar vecht Oonk nog steeds enthousiast en hartstochtelijk voor de verbetering van het leven van de gemarginaliseerden in India.
De Landelijke India Werkgroep werd officieel opgericht in de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw. Al snel begon Oonk daar als vrijwilliger, en werd niet veel later de tweede betaalde werknemer. Hoewel de groep nog steeds slechts bestaat uit vijf personen - wat het bescheiden kantoor verklaart - heeft de LIW door de jaren heen een indrukwekkende staat van dienst en reputatie opgebouwd.
"Al in een vroeg stadium zijn we begonnen met samenwerken met andere organisaties", legt Oonk uit, "want op die manier kun je, zelfs als kleine organisatie, veel meer invloed uitoefenen in grotere verbanden." Een belangrijk voorbeeld van zo’n samenwerking is de Stop Kinderarbeid Coalitie, waarvan de LIW één van de initiatiefnemers is. 3 "Als je dingen voor India gedaan wil krijgen, moet je aanpak breder zijn, omdat er heel weinig 'India specifiek' beleid is”, aldus Oonk.
Dus onderdeel zijn van een coalitie die de kwestie van kinderarbeid in het algemeen aanpakt, is niet alleen een manier om meer invloed te hebben: het is ook een hulpmiddel voor de verbetering van India in het bijzonder. Het is duidelijk dat de geografische blik van de LIW op India gericht is, maar Oonk legt uit dat de werkgroep ook drie hoofdthema’s heeft gekozen om aan te werken: kinderarbeid, maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en de positie van de Dalits. "Naast het opzetten van een groot netwerk ligt onze kracht in onze expertise", aldus Oonk. Dus in plaats van elke paar jaar van onderwerp te veranderen en opgebouwde kennis weg te gooien, heeft de LIW zich al jaren beziggehouden met dat waar ze het meeste van weet - en dat met veel succes.
Belangenbehartiging en lobby
Binnen het thematisch kader van de LIW houdt de werkgroep zich bezig met een aantal activiteiten. Door de jaren heen heeft de werkgroep voortdurend geprobeerd om het publiek te informeren over de huidige stand van zaken van de mensenrechten in India. "We zijn ook nauw betrokken bij het onderzoek naar diverse bedrijfssectoren, waaronder de kleding- en textielproductie, steengroeven en zaden, en hoe dit onderzoek te vertalen naar bedrijfsleven en politiek", voegt Oonk toe. De LIW heeft een aantal rapporten gepubliceerd, gebaseerd op onderzoek gedaan door partners 'ter plaatse' onder begeleiding van stafleden van de werkgroep. Maar bovenal is de LIW actief in 'belangenbehartiging en lobby'. Voor Oonk is beleidsmakers proberen te beïnvloeden dagelijks werk.
Het proces dat leidde tot de ondertekening van het Convenant vorige week is een goed voorbeeld van de manier waarop de LIW werkt. Het begon met het informeren van en druk uitoefenen op politieke partijen om de betreffende problemen op de agenda te krijgen. Na de publicatie van een onderzoeksrapport van de LIW kwam er een parlementaire motie over uitbanning van kinderarbeid in de kledingsector.
"En we hebben dit natuurlijk gebruikt om de brancheorganisaties aan te spreken, die overigens al midden in discussies zaten hoe om te gaan met dit probleem vanwege de grote hoeveelheid kritiek op hen", vervolgt Oonk. De druk nam verder toe met de instorting van Rana Plaza in Bangladesh waarmee wereldwijd de aandacht werd gevestigd op de afschuwelijke omstandigheden waaronder mensen werken in de kledingindustrie. Het werd steeds duidelijker dat de textielsector als geheel moest handelen.
Het resultaat was uiteindelijk een uitgebreid convenant - opgesteld met de inbreng van onder andere de LIW - dat vorige week werd ondertekend. Hoewel dit ongetwijfeld een gedenkwaardige prestatie is, valt nog te bezien hoe en wanneer de beloften in het convenant in de praktijk zullen worden gebracht. Daarom is het voor Oonk en zijn team zeker niet het laatste hoofdstuk van hun werk.
'Onaanraakbaren'
|
Dalit vrouwen |
Op het gebied van kinderarbeid en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn wellicht belangrijke stappen gezet, maar een situatie die nog grotendeels ongewijzigd bleef - en één die specifiek is in de Indiase context - is die van de positie van de 'onaanraakbaren' of Dalits. 4
Hoewel India al bijna zeventig jaar een democratie is, is de systematische voortzetting van kastendiscriminatie - op een niveau dat je alleen zou verwachten onder autoritaire regimes - nog steeds verankerd in de Indiase samenleving. Op de vraag aan Oonk of de Dalits hebben kunnen profiteren van India's groeiende economie aarzelt hij even, en zegt vervolgens "nee". "Misschien dat er meer mensen zijn die het nu iets beter hebben, maar de kloof tussen arm en rijk is gegroeid".
Hij gaat verder met uit te leggen dat het kastenstelsel meer doet dan het dicteren van de sociale positie van de Dalits: "Het benadrukt niet alleen dat je minder verdient, economisch, maar ook dat je zelf, als mens, minder bent." Met als gevolg dat de Dalits onderaan de productieketen blijven en ook aan de onderkant van de samenleving.
India's weerstand
Belangrijke wijzigingen tot stand brengen met betrekking tot deze kwestie blijkt ongelooflijk moeilijk. Oonk legt uit dat, hoewel het Dalit vraagstuk eindelijk op de agenda van de Verenigde Naties staat, geen enkel land bereid is zich daarmee te afficheren en daarnaar te handelen. Dit omdat de Indiase regering fel gekant is tegen externe betrokkenheid. "Zij kunnen dan nog bereid zijn om te praten over kinderarbeid, maar niet over het kastenstelsel". En wie te kritisch is, ondervindt dat de Indiase regering een zeer effectief afweermechanisme heeft. Oonk zelf is een duidelijk voorbeeld: al twaalf jaar krijgt hij geen toegang tot India en heeft hij weinig hoop dat ooit nog te kunnen.
Organisaties die vechten voor de positie van Dalits worden geconfronteerd met soortgelijke hindernissen. Dat maakt hun werk moeilijker, hoewel de nieuwe communicatiemiddelen het ook makkelijker maakt om het probleem te "globaliseren", zegt Oonk.
Dus, gekoppeld aan kinderarbeid en slechte werk- en leefomstandigheden voor velen, vormt de venijnige koppeling met het kastensysteem een grote uitdaging voor bedrijven die in India actief zijn. Maar in tegenstelling tot kinderarbeid is de positie van de Dalits een zeer onpopulair onderwerp, zowel voor potentiële donoren als voor westerse regeringen en de Indiase regering zelf. De enige (internationale) bron van hoop zijn voor Oonk het mensenrechtenverdrag, de organen en de rapporteurs van de Verenigde Naties Tot nu toe zijn deze nog niet afgeschrikt door de Indiase weerstand en blijven ze doorgaan de onmenselijke behandeling van de onaanraakbaren aan de orde te stellen. En natuurlijk de inspanningen van Indiase Dalit organisaties zelf. De LIW zet ondertussen de inspanningen voort, ook al levert het harde werk nog relatief weinig resultaten op.
Voortdurende strijd
De temperatuur stijgt langzaam op de kleine zolder midden in Utrecht. Terwijl ik nog urenlang met Gerard Oonk - een man met genoeg kennis en ervaring voor een bibliotheek - zou kunnen praten, kijk ik op mijn horloge en besluit dat het tijd is voor de gebruikelijke vraag: wat brengt de toekomst.
Als één van de belangrijkste uitdagingen voor onze toekomst wijst Oonk op een groot probleem: “Hoe kan MVO de grote economische machten en groeiend onrecht en ongelijkheid in de wereld overleven?” Hoewel hij erkent dat er vele uitmuntende projecten en initiatieven bestaan, vraagt hij zich af of die niet zullen worden weggevaagd door de 'grotere krachten' die we niet kunnen controleren. De belangrijkste vraag voor onze toekomst is dan of ons verlangen naar duurzaamheid en gelijkheid ooit opgewassen is tegen het alomtegenwoordige verlangen naar rijkdom en het nastreven van winst kan zijn. Oonk lijkt niet bijzonder optimistisch, maar signaleert wel een aantal veelbelovende ontwikkelingen.
"Maatschappelijk verantwoord ondernemen, of liever gezegd de relatie tussen bedrijfsleven en mensenrechten - wordt steeds minder een vrijblijvende hobby van een paar bedrijven, en maakt meer en meer deel uit van het internationale debat", zegt hij. Volgens Oonk kunnen internationaal overeengekomen normatieve kaders - zoals de Guiding Principles for Business and Human Rights van de Verenigde Naties en andere langzaam groeiende regelgeving - leiden tot echte verandering. En toch vraagt hij zich af of MVO ooit een belangrijke drijvende kracht van onze economie zal zijn, of zoiets als een extra toevoeging zal blijven.
"Maar we moeten doorgaan met onze inspanningen, de krachten bundelen en doen wat we kunnen om organisaties in India en elders te ondersteunen bij de strijd voor hun rechten'', vervolgt Oonk. En daarom denkt hij, ondanks zijn niet al te optimistische kijk op de toekomst en ondanks dat het hem onmogelijk wordt gemaakt om naar het land te reizen waarvan hij zijn levenswerk heeft gemaakt, nog lang niet aan stoppen met zijn inspanningen. "Deze dingen weerhouden me er niet van door te gaan", zegt hij, "niet in het minst vanwege de band die ik heb met de mensen daar; mensen met wie ik al zo lang samengewerkt heb en die ook nog steeds doorgaan hun uiterste best te doen.”
Made in Bangladesh
Een uur later zit ik op de trein terug naar huis, weg uit Utrecht. Gerard Oonk gaf me een gevoel van urgentie en gemengde gevoelens. Er is hoop voor een duurzame toekomst, maar er zijn ook grote en verwoestende economische krachten aan het werk; krachten die wij wellicht niet onder controle hebben. Er is zeker vooruitgang - denk maar aan het nieuwe textielconvenant - maar sommige dingen blijven ongewijzigd.
Hoeveel kinderen naaien nog steeds onze kleren? Hoeveel vrouwen worden nog steeds onderbetaald en mishandeld? Waarom worden de Dalits nog steeds aan hun lot overgelaten, en wie gaat het voor hen opnemen? Waarom zijn India’s trucs om de inmenging van anderen te verhinderen niet openbaar bekend?
Het lijkt alsof ik na mijn bezoek aan de Landelijke India Werkgroep meer vragen dan antwoorden heb. En als de trein binnenloopt, sta ik op om mijn jas aan te trekken. Voordat ik dat doe werp ik een snelle blik op het etiket, en ik kan het niet helpen, maar voel me een beetje schuldig: "Made in Bangladesh".
|