Vernieuwing FNV mislukt
De tijd van polderen is voorbij
Roel Berghuis 1
De vernieuwing van de FNV was bedoeld om dichter bij werkenden te staan. Daar is weinig van terecht gekomen. Dat komt doordat de FNV zich wel organisatorisch, maar niet beleidsmatig heeft hervormd. De bond blijft zich richten op overleg op nationaal niveau, terwijl daar niets meer te halen valt. Beter is het in bedrijven en sectoren keihard te onderhandelen.
Op 3 december 2011 viel het besluit dat de FNV opgaat in een nieuwe vakbond waar ook andere vakverenigingen bij zouden kunnen aansluiten. In dat besluit staat als uitgangspunt geformuleerd dat De Nieuwe Vakbeweging diversiteit en pluriformiteit moet uitstralen die kenmerkend zijn voor de huidige arbeidsverhoudingen. In 'Besluit 4 van het akkoord van Dalfsen' wordt het kernachtig en hoopgevend opgeschreven:
In deze diversiteit hebben mensen de behoefte om zichzelf te organiseren en te verbinden langs de lijnen van het werk en beroep. Dit betekent dan ook dat de diversiteit in wensen en situaties van werkenden het uitgangspunt wordt. De Nieuwe Vakbeweging staat dichtbij mensen en is herkenbaar. Mensen met soortgelijk werk willen en krijgen ruimte en autonomie om zelf te bepalen hoe ze werk, beroep en arbeidsvoorwaarden vormgeven.
Nu het FNV concept 'Meerjaren Beleidsplan 2017-2021' openbaar is gemaakt en het de bedoeling is dat dit op het congres van mei 2017 wordt vastgesteld, is er alle reden om eens te kijken hoe de FNV ervoor staat.
Eén FNV
Inmiddels bestaat er één FNV. Althans, de voormalige Vakcentrale FNV, FNV Bouw, FNV Bondgenoten, FNV ABVAKABO en FNV Sport zijn een directe fusie aangegaan. FNV Jong en FNV Media & Cultuur zijn later ook aangesloten. Andere bonden, waaronder De Algemene Onderwijsbond, FNV Horeca en de Nederlandse Politiebond zijn aangesloten bij de FNV, maar voeren een zelfstandige koers en hebben een eigen werkorganisatie. Er is een Ledenparlement van 108 leden die de verschillende bonden en 26 sectoren vertegenwoordigen. Het Ledenparlement bepaalt de koers; het beslist over voorstellen van het Dagelijks Bestuur en controleert het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur. Tussen de FNV en haar bonden wordt gekeken naar logischer sectorindelingen. De merknamen zijn benoemd in de sectoren, zoals FNV Metaal, FNV Zorg en Welzijn, FNV Overheid, FNV Diensten, FNV Schoonmaak en FNV Havens.
Tot zover zijn er allemaal stapjes gezet. De vernieuwing heeft zich overigens beperkt tot de FNV. De grote beoogde fusie met andere vakcentrales heeft niet plaatsgevonden. Het CNV, in een aantal gevallen, en vooral De Unie gebruiken de vernieuwing juist om zich te profileren door zich tegen de FNV af te zetten. Blijkbaar is de FNV niet in staat gebleken een voorstel te doen waar zij niet om heen konden.
Marktwerking
De vernieuwing van de FNV heeft zich voltrokken in een veranderende maatschappelijke omgeving. Tot ver in de huidige eeuw leefden wij in een soort overlegeconomie. Zelf noemden we dat 'polderen'. Daarbij zoek je naar win-winsituaties. Je accepteert elkaars doelstellingen en je hebt oog voor elkaars problemen. Je probeert gezamenlijk de uitkomsten van marktprocessen aan te passen. Je gaat als het ware voor een hoger doel. Hoewel daar best wat op aan te merken was, werkte het uiteindelijk allemaal redelijk bevredigend.
De FNV heeft echter, net als de meeste politieke partijen en andere maatschappelijke organisaties, de snelle transformatie van 'overleg naar onderhandelen' niet doorzien en niet aangevoeld. De introductie van marktwerking op terreinen waar tot dan toe de overheid de scepter zwaaide, de opgeklopte eigen verantwoordelijkheid, en de permanente dereguleringsdwang waren vroege signalen van de opkomst van het neoliberalisme die niet werden herkend. Nu is het te laat: de ideologie van de vrije markt is verworden tot feitelijke praktijk. Onze overlegeconomie, onze invulling van het Rijnlandse model is overgegaan in een bikkelharde onderhandelingseconomie. In een economie waar niet het overleg, maar de markt de inzet en de uitkomsten van beleid bepaalt. Op een markt moet je eerst en vooral gaan voor je eigen belang. De partij die tegenover je staat, doet dat immers ook. Ieder moment van zwakte kán en zal door die tegenpartij uitgebuit worden. Werkgevers handelen daar ook naar. Zij zien ons niet meer als overlegpartner, maar als marktpartij. Lukt het niet met ons, dan stappen ze naar een andere vakbond (soms zelfs één die nauwelijks leden heeft) om een betere deal te sluiten. Want dat is hoe de markt werkt.
Wij denken echter nog steeds in sociaal overleg. We sluiten halfzachte compromissen in sociale akkoorden, in de SER en de Stichting van de Arbeid waar de helft van de leden zich morrend in schikt en de andere helft volstrekt niet. Omdat ze zien dat die akkoorden weinig opleveren in een tijd dat de markt door dendert. De combinatie van globalisering en technologisering/robotisering holt de inkomens en de beschermingsconstructies van gewone werknemers uit. Velen raken hun baan kwijt aan goedkopere arbeidskrachten. Bedrijven sluiten en verhuizen naar lagelonenlanden.
Multinationals
Laten we wel zijn: wij behoorden tot de meest welvarende landen ter wereld. Wij hadden een goed stelsel van arbeidswetgeving. Onze sociale zekerheid stond model voor veel andere Europese landen, we hadden de beste pensioenregelingen van Europa, we waren trots op ons zorgstelsel. We horen nog steeds tot de meest welvarende landen, maar deze verworvenheden hebben sterk aan kwaliteit verloren en staan permanent onder druk. Ondanks de redelijke economische groei zien we een stagnatie van de koopkrachtontwikkeling en blijft de werkloosheid structureel hoog. We zien daarnaast steeds meer flexbanen verschijnen, Poolse bouwvakkers en vrachtwagenchauffeurs en kinderen die vanwege de armoede zonder ontbijt naar school gaan.
De kern van het probleem is dat ons nationaal product (en dat van andere rijke landen) wel op peil blijft, maar dat de globalisering en technologisering gepaard zijn gegaan met een 'verticale' verschuiving van geld en daarmee van macht. De effecten van de digitale revolutie overstijgen dan ook die van de industriële revolutie en we hebben er minder greep op. We accepteren gelaten dat het gebeurt.
We kunnen niet anders; de 'vooruitgang' houd je niet tegen. We hebben als vakbeweging echter geen enkele controle over wat er gebeurt. Sterker nog: ook onze regering en onze politici hebben er geen greep op. Terwijl valutaspeculanten in letterlijk een oogwenk miljoenen dollars of euro's incasseren, praten regeringsleiders in Brussel met elkaar over het redden van Griekenland en het binnen de perken houden van vluchtelingenstromen. Terwijl multinationals als ware schaakgrootmeesters hun productieactiviteiten en ondersteunende diensten net zo gemakkelijk en net zo vaak als ze zelf willen van het ene naar het andere land overbrengen, worden er nieuwe handelsverdragen (in totaal gaat het om duizenden pagina's) afgesloten die de rechten en ruimte van multinationals vergroten.
Ledenverlies
Het Meerjaren Beleidsplan signaleert die ontwikkelingen ook. Dat gebeurt op zo'n integere en evenwichtige wijze dat je bijna de neiging krijgt om de schouders op te halen en tevreden naar bed te gaan. Er worden constaterende en weinig opwindende opmerkingen gemaakt over de technologisering/robotisering en de globalisering. Daarmee wordt de impact van deze ontwikkelingen eigenlijk gerelativeerd. Over de gevolgen daarvan voor de werknemers in Nederland spreekt het Meerjaren Beleidsplan te terughoudend; er gaan geen alarmsignalen af. Hier past een duidelijke aanpassing in de toon: de urgentie moet meer geactiveerd worden.
Beleid maken in een sociaal vijandige beleidsomgeving is ongelooflijk moeilijk. Wat zijn je doelstellingen en hoe realiseer je die? Hoe vind je de magneet voor heel veel mensen om lid te blijven of te worden? Anno 2016 verliest FNV meer leden dan er bijkomen. En jongeren (de toekomst) slaan voorlopig graag hun beurt over. Kunnen we daar verandering in brengen? Hoe gaan wij om met de groeiende groep werknemers die niet meer onder de cao valt? Daar moeten we creatieve aansprekende plannen voor inrichten.
Vanuit haar historische wortels streeft de FNV naar een sociale samenleving. Een land waarin kanslozen niet aan de kant staan, maar participeren. Een land waar mensen kunnen rondkomen van hun inkomen en waar de zorg en het onderwijs van superieure kwaliteit zijn. Een land waar banen 'echte banen' en pensioenen 'echte pensioenen' zijn. De FNV wil dus mensen helpen en voor ze opkomen en van daaruit bezien, is de FNV bij voortduring bezig met verdelingsvraagstukken. Het probleem is echter dat de FNV de enige ledenorganisatie is die daarin actief is en ook daadwerkelijk 'knokt' voor die brede sociale samenleving. Onze tegenvoeters doen dat niet meer. Zowel de individuele werkgevers als de sectorale en centrale werkgeversorganisaties hebben deze poldergedachte van een sociaal kapitalisme al lang achter zich gelaten. Zij zijn de mensen en de organisaties die de markt hebben omarmd, die tegen zo min mogelijk kosten een zo groot mogelijke winst moeten en willen maken. Zij moeten de concurrentie voorblijven op hún markt. Werkgevers en hun organisaties spelen op een heel ander schaakbord dan de werknemersorganisaties en daar worden ze in feite toe gedwongen. De globalisering en technologisering bieden in een neoliberale wereld geen enkele ruimte voor een sociaal personeelsbeleid bij grotere ondernemingen en evenmin voor hogere lonen en effectieve beschermingsconstructies voor werknemers. Concurrenten in Latijns-Amerika, Azië en Oost-Europa staan te trappelen het werk over te nemen.
Valkuil
De FNV wil welvaart, werkgelegenheid, solidariteit en vrijheid realiseren, vooral door zich te richten op het beïnvloeden en corrigeren van het beleid van andere organisaties of van overheden. Dat doen we al sinds jaar en dag. Maar de tijden zijn veranderd. We leven niet meer in de polder, maar in een keiharde Angelsaksische omgeving waarin de markt het voor het zeggen heeft. We zijn in dezelfde valkuil getrapt als de hele progressieve beweging. We proberen invloed uit te oefenen op niveaus waar dat niet meer lukt. Want de werkelijke macht ligt niet meer bij de overheden, maar bij de bedrijven, bij de markt. Daarbij zijn we vergeten contact met de mensen te onderhouden waar we voor zeggen op te komen.
En wat krijgen we ervoor terug? Trump, Wilders en Farage, omdat mensen het gevoel hebben dat die wel naar hen luisteren. We blijven maar op twee paarden wedden: polderen op centraal niveau (waar leden vaak niet tevreden over zijn) en parallel daaraan CAO onderhandelingen in de sectoren/bedrijven. Als de macht ligt bij de bedrijven in de markt, als daar de ontwikkelingen plaatsvinden die onze sociaaleconomische omgeving bepalen, dan moeten we ons daar ook op concentreren. Wat hebben we nog in organen als de SER te zoeken, als daar niets meer te halen valt?
De FNV moet zich terugtrekken uit een niet meer functionerend poldermodel en tegenmacht organiseren in sectoren en bedrijven. We moeten ons net als de werkgevers als een harde marktpartij in onderhandelingen opstellen. Er uit rammelen wat er uit te halen valt in het belang van onze leden en nieuwe leden en kijken naar nieuwe onderhandelingstafels. De FNV is in veel sectoren niet aanwezig of is aan het verzwakken, zelfs in de sectoren waar de FNV traditioneel sterk is. Dat is een dodelijke ontwikkeling. Als zwakke sectoren (waarin geïnvesteerd wordt) niet sterker worden en sterke sectoren zwakker worden, dan moeten er strategische en financiële keuzes gemaakt worden om die tendens te keren. Dat kan door radicaal voor de werkvloer te kiezen. De leden moeten weer de baas worden. Zij bepalen het beleid en besluiten in de onderneming, de sector, de keten, de beroepsgroep en de regio het FNV-beleid. We moeten de FNV van onderop organiseren. Laat de sectoren het voor het zeggen hebben. Wanneer word je als bond sterk? Door zichtbaar te zijn op de werkvloer, door issues aan te pakken die daar spelen, door bewust daar op in te zetten. Daar kunnen we de markt effectief bestrijden, en ons inzetten voor solidariteit en tegen populisme. Daar kunnen we de bond worden van de oplossingen, perspectief en modernisering.
Aanpakken
Als ik terugkijk naar de oorspronkelijke uitgangspunten van het akkoord van Dalfsen: "dichtbij mensen en sterke sectoren en mensen organiseren langs de lijnen van hun beroep", dan is er nog erg veel te doen. Het wordt tijd om aan te pakken, om de bond weer meer gezicht en inhoud te geven, zodat mensen uit alle geledingen de bond weer weten te vinden voor hun eigen en gemeenschappelijke belang. Dat is goed voor de FNV, en voor Nederland!
|