Reactie op extra 358-4, 24 juni 2018 "Onderzoek, en dan ..."
Over vakbonden en gilden: Tja
Marten Buschman 1
Een boekbespreking eindigen met 'Tja' is niet echt een aanbeveling voor het besproken boek. Hans Boot schreef een 'welwillende bespreking' van het boek Positie en strategie vakbeweging. Beschouwingen, analyses en voorstellen, uitgegeven door de FNV en De Burcht in juni 2018.2
Het boek bevat een dertiental bijdragen over drie onderwerpen met vlakke titels als de tijd van polderen is voorbij - terugblikken om meer te zien! - FNV en pensioenen: tijden veranderen - de FNV-basiswaarden blijven en kansen voor vakbondswerk in het bedrijf. Eén van de onderwerpen die niet in het boek staan, is de bezuiniging op de eigen organisatie, zoals dat feit op 9 juli bekend werd. Een opvallend omissie.
Kritische leden
Hans Boot heeft een vriendelijke en kritische bespreking geschreven. Zijn conclusie die ik deel, is diplomatiek verwoord, minder welwillend zou je kunnen zeggen: het boek is saai, te veel naar binnen gericht en weinigzeggend. Eén bezwaar van Boot is dat in een korte historische schets vakbondsmensen uit de praktijk vrijwel ontbreken: En dat niet alleen - maar dat geldt voor vrijwel alle artikelen - aan kritische leden wordt geen woord besteed. Hun visie, activiteiten, organisatievormen, ervaringen binnen en buiten hun bond, blijven geheel buiten beeld.
Dat is inderdaad een groot gemis, omdat die kritische leden door de jaren heen een totaal andere visie op de vakorganisaties hadden. Nemen we bijvoorbeeld eens J.A. Reijnders in het vizier. Hij was de belangrijkste man in het korte bestaan van de onafhankelijke bakkersvakbeweging (1905-1908). Hij was in 1906 kritisch ten opzichte van het zojuist opgericht 'moderne' NVV. Hij formuleerde het kort en krachtig: De 'moderne' gedisciplineerde vakorganisatie (...) is niet erg aanlokkelijk; men vindt daar terug, wat wij in de kapitalistische maatschappij zo vinnig bekampen. En ja, dat klopte, de vakbondsbureaucratie deed haar intrede in het NVV. Inderdaad gemakkelijk voor de leden, die hoeven niet meer maandelijks te vergaderen of zelf actie te voeren. De ideeën van Reijnders zijn in de moderne vakbeweging, waar ook de FNV en CNV in thuis horen, nooit aangeslagen.
Organisatie van de arbeid als leidraad
De organisatie ideeën van de modernen hebben te maken hoe de organisatie van de arbeid zelf geregeld is. Ook de historicus A.J.C. Rüter viel het op dat er een parallel te trekken viel tussen de moderne bonden en de maatschappij, zoals die was in 1935 toen hij zijn dissertatie over de spoorwegstakingen schreef. Hiërarchische verhoudingen met gelijkvormige arbeid met maar kleine individuele invulling.
Dat was anders dan in de tijden van de goed functionerende gilden. Kleinschaligheid, beroepsgericht en kennisoverdracht van baas op gezel was de norm. De organisatie van de gilden zijn doorbroken, daarvoor in de plaats kwam de vakorganisatie. Deze organisatie van de arbeid staat tegenwoordig onder druk, omdat het arbeidsproces aan het veranderen is, veel diverser dan vijftig jaar geleden.
Wat Hans Boot zijn 'tja' deed ontglippen was de volgende omineuze zin, overigens exemplarisch voor het gehele boek: Aangezien er geen perspectief is op een andere organisatie of beweging die de plaats van de vakbeweging zou kunnen innemen om deze vraagstukken te adresseren, is het van groot belang dat de vakbeweging haar positie in de toekomst weet te versterken.
Ik zou zeggen: er is wel perspectief op een andere organisatievorm. Zolang er werkers zijn, is er namelijk behoefte aan één of andere organisatievorm. Een lokale netwerkorganisatie van professionals (cao, rechtsbijstand, intermediairs en diplomaten voor de Stichting van de Arbeid/SER) zonder kantoren met tijdelijke en sterke verbanden. Maatwerk voor individuen, geen ledenvergaderingen en een veel lagere contributie. Er is geen keus, denk ik.
|