Een akkoord dat rust op schimmige cijfers
FNV liet zich over de AOW met een kluitje in het riet sturen
Harrie Verbon (*)
Eén van de onderdelen van het pensioenakkoord is dat voor elk jaar dat de Nederlander gemiddeld langer leeft, mensen straks acht maanden in plaats van een heel jaar langer door moeten werken voor ze AOW krijgen. Over deze ‘zachte’ koppeling jubelde FNV-onderhandelaar Han Busker: Ook jongeren hebben daardoor uitzicht op stoppen met werken voor hun 70ste jaar.
Dat had hij snel uitgerekend. Volgens het akkoord zal in 2060 de AOW-leeftijd niet 71 jaar en drie maanden zijn, zoals nu wordt voorzien, maar 69 jaar en zeven maanden. Wat een prachtige pensioenleeftijd voor bijvoorbeeld de metselaars die volgens het veel geciteerde onderzoek van Bastian Ravesteijn zo rond hun zestigste jaar totaal versleten zijn1: zij mogen dan nog negen jaar door van Han Busker.
Zwaar beroep en sparen
De regeling voor de mensen met een zwaar beroep en een laag inkomen zet daarbij weinig zoden aan de dijk. Ze mogen drie jaar eerder met pensioen volgens het pensioenakkoord. Dus: in 2060 mag de metselaar met 66 jaar en zeven maanden met pensioen (nog altijd later dan nu), maar hij/zij moet er wel zelf voor gespaard hebben. Mensen met een laag inkomen hebben echter nauwelijks de ruimte te sparen. Nu is het al zo dat mensen met een hoog inkomen eerder met pensioen gaan dan mensen met een laag inkomen, omdat zij er voor kunnen sparen en mensen met een laag inkomen niet.
Zoals Bart van Kent van de SP in deze krant al zei (6 juni 2019): Dit is een regeling voor goedbetaalde werknemers. Tenzij de laag betaalde werknemers sociaal voelende werkgevers hebben die bereid zijn 57.000 euro gratis aan hun oudere werknemer mee te geven voor een vroegpensioen. De eerste werkgever die daartoe bereid is, moet ik nog tegenkomen.
Aannames
Zal de bevriezing van de AOW-leeftijd op korte termijn dan zoden aan de dijk zetten? Zeker, de mensen die in 1954 zijn geboren, zoals mijn echtgenote, krijgen acht maanden eerder AOW. Kassa! De mensen die in 1957 zijn geboren, krijgen de AOW echter nog maar drie maanden eerder dan zonder pensioenakkoord het geval zou zijn.
En dan de financiering van deze ‘zachte’ koppeling van de AOW-leeftijd aan de toename van de levensverwachting. De regering heeft er alles aan gedaan om te laten zien hoe genereus zij is naar de vakbeweging toe. Volgens de regering kosten de maatregelen rond de AOW-leeftijd op de korte termijn vijf miljard euro en ‘structureel’ zo’n vier miljard euro per jaar.
Zoals gebruikelijk zijn deze bedragen of gebaseerd op aannames die de regering het liefst verborgen houdt, of worden de besparingen die een lagere AOW-leeftijd met zich mee brengen, niet vermeld. Dat laatste geldt in ieder geval op de korte termijn. Het is inderdaad waar dat de tijdelijke tempering van de stijging van de AOW-leeftijd ongeveer vijf miljard euro kost. Zodra iemand de AOW-leeftijd bereikt, heeft hij of zij echter geen recht meer op andere sociale zekerheidsuitkeringen. Je kunt uitrekenen dat voor de voorgestelde AOW-maatregelen dat tot 2024 ongeveer 2,5 miljard aan besparingen op uitkeringen oplevert. Per saldo kosten de AOW-maatregelen op korte termijn dus nog maar 2,5 miljard euro. Over vijf jaar uitgesmeerd is dat nog maar 500 miljoen euro per jaar, ongeveer evenveel als per jaar aan het asielsysteem wordt uitgegeven.
Het jaar 2060 is nog ver
Voor de lange termijn zijn de kosten van de verlaging van de AOW-leeftijd nog veel schimmiger. Op de eerste plaats is er de aanname dat de AOW-uitkering even hard groeit als het nationaal inkomen. Alleen in dat geval mag je de AOW-uitkering in de toekomst terug rekenen naar euro’s van nu. Deze aanname gold de afgelopen dertig jaar zelden, maar laten we nu eens genereus zijn naar de regering toe en aannemen dat dit wel het geval is. Dan kost de zachte koppeling inderdaad vier miljard euro. Maar dat is pas het geval vanaf 2060! Alle jaren daarvoor zijn de kosten lager, omdat de AOW-leeftijd langzaam oploopt. In 2040, bijvoorbeeld, zijn de kosten nog maar twee miljard euro. De ‘echte’ structurele kosten van de zachte koppeling zijn in het slechtste geval 2,7 miljard euro en in het beste geval 1,2 miljard euro.
Dit alles is dan ook nog onder de aanname dat zonder het pensioenakkoord de AOW-leeftijd naar 71 jaar en 3 maanden stijgt in 2060. Het lijkt eerder heel aannemelijk dat ergens in de niet eens zo verre toekomst jonge kiezers geen genoegen nemen met het perspectief van bijna een leven lang werken. Misschien dat zij zich dan nog herinneren dat dit perspectief hun is geboden vooral dankzij de enthousiaste steun van de PvdA en Groen Links. En natuurlijk, omdat de voorman van de FNV zich met een kluitje in het riet heeft laten sturen.
(*) Emeritus hoogleraar openbare financiën, Universiteit van Tilburg. Uit: de Volkskrant, 11 juni 2019.
|