Welkom
Ingezonden
Solidariteit "ingezonden"

De laatste losse ploegen van de Zaanstreek

Met 80 kilo op je kop over de loopplank

Willemien Schenkeveld 1

Ze waren letterlijk de ruggengraat van de Zaanse industrie: de losse ploegen. Zonder hen had geen fabriek gedraaid. Hans Boot heeft urenlange interviews gemaakt met de laatste sjouwers van de Zaanstreek en schrijft nu alles op wat hij weet. Het was acrobatenwerk.

Zo’n tien jaar geleden was er nog maar een handjevol Zaanse balensjouwers, en waarschijnlijk is het vak nu helemaal uitgestorven. Maar vele jaren hebben mannen hun brood verdiend met het sjouwen en stapelen van zakken lijnzaad, rijst, cacao of meel. Ze haalden ze uit de schepen of de treinwagons en stapelden ze op in de fabrieken en pakhuizen langs de Zaan en soms ook in de Amsterdamse haven. Door de komst van graanelevators, transportbanden en andere vormen van bulkvervoer is hun werk verdwenen.

Vrijheid

Een gepensioneerde Amstelvener, oud-docent van de sociale academie, verdiept zich de laatste jaren in de geschiedenis van deze losse ploegen. Ik ken een paar van de mannen via mijn vakbondswerk, legt Hans Boot uit. Hij promoveerde in 2011 op een studie naar losse arbeid in de Amsterdamse haven en kwam zo op het spoor van de Zaanse ploegen. Hoe zij hun werk organiseerden, boeit hem, maar los daarvan vindt hij de sjouwers ook mooie mensen. Met tachtig kilo op je kop over een smalle loopplank gaan, of verdiepingen op en af lopen. Dat is acrobatenwerk. Het waren vaardige mannen, zeer bedreven in het sjouwen en stapelen, zegt hij.

Het waren ook vrije jongens. Sommigen konden niet iets anders dan zulke randarbeid, maar de meesten kozen ervoor. Vrijheid, keihard werken, geen enkele zekerheid, maar wel een goed loon. Je werkte ook ’s nachts en in het weekeinde. Maar door de weeks overdag was je vaak lekker vrij.

Kappies met balen poseren op een doorbuigende loopplank
Aan de Veerdijk Wormer, ergens tussen 1920 en 1950. Gemeentearchief Zaanstad.

Museumpje

Boot heeft de afgelopen jaren zo’n dertig mannen geïnterviewd, waaronder belangrijke figuren als Willem Stam en Jan Aafjes uit Wormerveer, allebei voorman van een ploeg. Jan Aafjes bleek boven in zijn huis nog een heel museumpje te hebben van de Wormerveerse ploeg, met foto's, films, beeldjes, echt bijzonder. Het duurde soms even voor ze er zin in hadden om door hem te worden geïnterviewd. Maar als ze me eenmaal vertrouwden, hielpen ze me verder: je moet met die en die praten.

Alles staat op band. Het zal wel naar het IISG gaan, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Er waren vier losse ploegen in de Zaanstreek, met ieder een eigen werkterrein. De Koger ploeg, die veel bij Cacao De Zaan en Duyvis werkte; de Wormerveerse ploeg (onder meer belangrijk voor Loders Croklaan), de Wormer/Wormerveerse ploeg (Gerkens, Wessanen en andere) en de bekendste ploeg, ''Kappie'' uit Zaandam die bij Marvelo (Albert Heijn) werkte en ook bij de cacao-overslag in de Amsterdamse havens.

De beurs

De ploegen waren echt ‘los’. Ze waren niet in dienst van een bedrijf, maar helemaal vrij. De voorman nam het werk aan tegen een bepaalde som, verdeelde het en werkte ook zelf mee. Onderling ging alles op vertrouwen, bijna niets stond op schrift. ,,Ze kwamen ''s avonds op een vaste plek bij elkaar om het werk te verdelen. De beursnoemden ze dat. Het ging via een nummerstelsel. De mannen met de hoogste nummers kregen het eerste en het beste werk. De ploeg van Wormerveer stond bijvoorbeeld op de hoek van de Zaanweg bij sigarenboer Pietje Bakker. De Zaandamse Kappie-ploeg kwam bij elkaar op de Gedempte Gracht. Uitbetalen gebeurde ook daar, meestal op vrijdagavond.

Zakken van 65, 80, soms 100 kilo sjouwden ze. Met een stevige lap over hun hoofd en nek om hun gezicht en haren te beschermen - een ’kappie’ heette dat. En een haak in hun hand om de zakken naar zich toe te halen. Alles draaide om kracht en behendigheid. Hoe sjouw je, samen of alleen, met de minste krachtsinspanning en zonder je rug te vernielen? Ze hadden het liefst stevige balen, die droegen het gemakkelijkst, weet Boot.

Kappies vangen balen vanaf lopende band op hun hoofd op.
Jaartal onbekend. Noordhollandsdagblad/Han de Groot.

Levensgevaarlijk

Van Nol Grootes uit Westzaan die bij Kappie en de Koger ploeg heeft gewerkt, hoorde hij: In de Zaan deden we het op onze kop. In Amsterdam pakte je er met z’n tweeën één, daar gingen ze niet met een baal op hun kop lopen, ‘ja ik ben gek’. Wij namen in ons eentje één baal. Het voordeel is dat je met je rug recht staat en je handen vrij hebt; het was een Zaanse gewoonte. En oud-Kappieman Karel Spaander vertelde hem: Er waren hele weddenschappen, met losse handjes laten zien hoe sterk je bent, met drie balen suiker op je kop, rechtop blijven, was levensgevaarlijk.

Kijken de mannen tevreden terug op hun tijd bij de losse ploegen? Zeker, zegt Boot: het was hard werken, maar ook een hoop lol. Hij citeert Han de Graaf die tegen hem zei: Kappie was een bewuste keuze, om A, B en C de poen en D de vrijheid. Vanaf de jaren zeventig ging het losse er steeds meer af. Veranderende wetgeving dwong de losse ploegen daartoe. Kappie kreeg een eigen kantoor aan ’t Kalf. Ze hadden ook een eigen bar die ze zelf bemanden. Daar hebben ze natuurlijk ook mooie verhalen over. Maar het was ook de tijd dat er conflicten ontstonden en dat Kappie werd opgeheven. Andere ploegen wisten de veranderingen wel te overleven. Zo vormde voorman Gerard Stadt van de Koger ploeg zijn informele ‘bedrijf’ om tot uitzendbureau De Koger, dat nog steeds bestaat. Alleen, sjouwen met balen doet De Koger niet meer.


1 Eerder, 25 januari 2019, verschenen bij Noordhollands Dagblad, edities Zaanstreek, Waterland, Kennemerland en IJmond. (terug)