Welkom
Overgenomen
Solidariteit "overgenomen"

Aan: Tweede kamer der Staten Generaal - dekolonisatieoorlog (1945-1949)

Buitengerechtelijke regeling voor kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden

Liesbeth Zegveld 1

Op 19 oktober jl. stelde de Staat een buitengerechtelijke regeling open voor kinderen wier vaders tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in het voormalig Nederlands-Indië (1945-1949) door het Nederlandse leger standrechtelijk zijn geëxecuteerd. In 2013 had de Staat reeds een regeling voor weduwen van vermoorde mannen in het leven geroepen, welke regeling steeds met wee jaar werd verlengd.

De executies vonden destijds plaats in het kader van grootschalige zuiveringsacties waarbij de mannelijke bevolking met tientallen of zelfs honderden tegelijk werd doodgeschoten.

Beperkingen

Drie kinderen van geëxecuteerde mannen komen op basis van de nieuwe regeling in aanmerking voor een compensatiebedrag van £5.000.
De regeling is ogenschijnlijk een positieve ontwikkeling. Genoemde drie kinderen hebben eerder hun schade via een rechtszaak proberen te verhalen. Het oud Nederlands recht van de jaren veertig beperkt hun verhaalsmogelijkheden echter zozeer dat de rechtbank niet anders kon dan absurd lage compensatiebedragen toewijzen. Syafiah Paturusi, de dochter van een geëxecuteerde vaccinateur, kreeg zo na meer dan 8 jaar procederen £123,48. Malik Lambogo kreeg vorige maand £874,80 voor de executie, onthoofding en sadistische ontering van het lijk van zijn vader. Dan is £5.000 beter.

Maar voor alle andere kinderen van wie de vader is vermoord door het Nederlandse leger biedt de regeling niets. Dat heeft de Staat weten te regelen door de eis op te nemen dat het kind zijn verzoek ‘binnen een redelijke termijn nadat de claimant bekend is geworden met de mogelijkheid om de Staat aan te spreken’ moeten hebben ingediend. Dat is een juridische eis. Die ‘redelijke termijn’ is in de jurisprudentie 1-2 jaar. Overschrijdt een eiser in een rechtszaak deze termijn, dan is hij alsnog niet-ontvankelijk bij de rechter.

Onredelijke termijn

Ongeveer 500-550 kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden zijn in de loop der jaren in beeld gekomen bij de Stichting KUKB, de stichting die de kinderen helpt. Van die honderden maakten tientallen de gang naar de rechter, maar vrijwel alle vorderingen strandden vervolgens op die ‘redelijke termijn’. Daar zaten ook vorderingen bij waarvan de Staat de feiten (de executies) niet betwist. Al die kinderen vallen nu ook buiten de regeling. De kromme situatie is dus ontstaan dat reeds vóórdat de regeling in werking is getreden, kinderen er geen aanspraak op kunnen maken omdat zij ‘te laat’ zijn.

De Staat heeft bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt om ook de voorwaarden in de weduwenregeling aan te scherpen. “Actualiseren” noemt hij dat zelf. Ook voor de weduwen geldt nu de eis dat een weduwe binnen maximaal twee jaar nadat ze bekend werd met de vordering, haar verzoek moet hebben ingediend. Weduwen die dus bijvoorbeeld in 2017 in contact zijn gekomen met KUKB, vielen tot 19 oktober jl. nog onder de regeling maar vallen nu ook plots buiten de boot.
Het is tragisch dat met dit trucje er wederom geen sprake is van werkelijke erkenning, het werkelijk nemen van verantwoordelijkheid en een daaraan gekoppeld gevoel van rechtvaardigheid voor deze nabestaanden van ons post-koloniale oorlog.
Ons verzoek aan u is om er bij de verantwoordelijke ministers van Buitenlandse zaken en Defensie op aan te dringen dat de eis van de zogenoemde ‘redelijke termijn’ zoals deze thans in de regeling staat wordt aangepast althans niet wordt toegepast.

Ik hoop van u te horen.

Met vriendelijke groet.


1 Prakken d' Oliveira, Human Rights Lawyers, 22 oktober 2020. Voor origineel klik hier. Zie ook Extra 419-4, Maurice Ferares, Schande. Schande. Schande.