nr. 100 maart 2001 |
Solidariteit
De toestand van de Nederlandse vakbeweging - een rondetafelgesprekTegenstanders...? Partners!Zelfs het bestaansrecht van de Nederlandse vakbeweging wordt in twijfel getrokken. Onze vakcentrales en - al of niet ingehuurde - ideologen twijfelen om het hardst mee. De tijdgeest is veranderd, de mensen zijn mondiger, de conjunctuur is gunstig. Wat kun je nog meer betekenen dan de ideale zaakwaarnemer? Solidariteit haalde vier vakbondsbestuurders aan tafel en zette ze aan een zware kost: klopt de analyse van de 'andere tijden'? En: wat gaan we doen?Eerst maar even voorstellen. Tiny Koppens, bestuurder voor de technische groothandel bij FNV Bondgenoten. Doorliep eerst een woelige leerschool bij de KWJ (Katholieke Werkende Jongeren). Brengt veel tijd door met opzoeken en bellen van leden. Ze wil hen graag betrekken bij het vakbondswerk en aantonen dat de bond meer te bieden heeft dan een rechtsbijstandsverzekering: "De vakbeweging heeft deze sector lang verwaarloosd. Een nauwelijks gekende bedrijfstak, omdat de groothandel zich niet tot het publiek wendt. Het zijn vaak kleine bedrijven en als het om grote bedrijven gaat, bestaan die uit meerdere vestigingen. Er komen veel werkgevers voor die hun personeel intimideren waardoor het gehalte 'bang voor de baas' hoog is. Bovendien proberen ze afwijkende beloningssystemen door te drukken. Hier moeten we traditioneel vakbondswerk opzetten, maar ik vind ook dat de vakbeweging zich moet afvragen hoe zij moet inspelen op technologische en economische vernieuwing." Tom Koningh, ook FNV Bondgenoten. Negen jaar bestuurder in de Amsterdamse haven. Daarvoor havenwerker en vanaf zijn zestiende actief bondslid. "De bond zocht jonge leden die wat durfden te zeggen", herinnert hij zich. Sindsdien jaagt hij havenbaronnen, vakbondsbobo's en vakbondsleden op de kast. Een ouderwetse man, die Koningh: "Ik? Moet je horen wat Tiny te vertellen heeft over intimidatiepraktijken. Dat ken ik ook uit de praktijk, dat is niet ouderwets. Ik geloof er geen 'fuck' van dat de mensen mondiger zijn geworden. Ze zijn gehoorzamer en plichtsgetrouwer, ze voeren uit wat de baas opdraagt. Die zogenaamde moderne aanpak is volkomen misplaatst." Dirk de Jager, bestuurder bij FNV Horecabond. In deze sector werken 300.000 mensen. Tachtig procent van de bedrijven heeft minder dan tien werknemers. Het personeel loopt makkelijk weg of stapt over naar een ander bedrijf. Het niveau van de cao ligt in het onderste segment. Dirk houdt het vol in de bond maar: "Eigenlijk ben ik teleurgesteld in de bereidheid van leden om energie te steken in vakbondswerk. Als de cao rond is of het individuele conflict opgelost, dan zie je de meesten niet meer." Wim Berkers, ABVAKABO FNV, bedient als bestuurder het onderwijs in de regio Amsterdam. Leerde het luisteren, richting geven en op je bek gaan in de studentenbeweging. Hij wijst vooral op de kracht van de leden. "Wie weten er meer van de arbeidsverhoudingen? De vakbeweging maakt te weinig gebruik van de kennis van de leden zelf." De leden aanspreken op solidariteit, zoals Dirk dat benadrukt, verloopt inderdaad moeizaam. "De huidige generatie is daar niet mee opgegroeid." CollectiviteitDe eerste vraag die wij voorleggen, gaat over de veronderstelde nieuwe mondigheid van de werknemer. De vakbeweging gaat daar van uit en legt grote nadruk op de individuele dienstverlening. Maar waar blijft de impuls naar collectiviteit en solidariteit? Moeten er nieuwe initiatieven komen? Dirk: "De Horecabond is sterk in de individuele dienstverlening. We krijgen, verwacht ik, binnenkort een eigen site waarop de mensen van alles kunnen intoetsen over loopbaanbegeleiding of functioneringsgesprekken. Zonder een collectieve aanpak blijf je echter als individuele werknemer op hetzelfde niveau knokken. Ik vind het heel moeilijk met de bond op dat collectieve niveau te komen. Het probleem zit hem dan ook niet in de uitbreiding van middelen die ons ten dienste staan, maar in de maatschappelijke boodschap die de vakbeweging uitstraalt. Die wordt gedomineerd door 'FNV, uw zaakwaarnemer'." Wim: "Er is nog steeds een sterke behoefte bij de werknemer zich te beschermen tegen afhankelijkheid van de werkgever. Tegenover de technologische ontwikkelingen, de schaalvergroting en de abstractheid van het werk zoeken de mensen maatjes binnen het bedrijf met wie zij het eigen werk weer in de hand kunnen krijgen. Dat doen ze dus zelf. De bond daarentegen is steeds meer geneigd namens de - individuele - werknemer te denken en te handelen. Een probleem wordt meteen in juridisch jargon gegoten, maar de kracht van de bond is juist de gezamenlijkheid. Dat betekent kracht putten uit de ervaringen van de leden. Met gebruikmaking daarvan kunnen de sociale verhoudingen bewerkt worden." Concentreren de bonden zich niet te veel op het instrumentarium waarmee bedrijven en instellingen bestuurd worden? En onderscheiden zij zich zo nog van een personeelsdienst of een managementafdeling? Wim: "Bij de ABVAKABO houden we ons bezig met heel specifieke problemen van de sector, zoals roosters en arbeidstijden. Dat moet je niet overlaten aan de werkgever, want als het kan draait die je nog steeds een poot uit. Een bond moet zelf alternatieven bedenken. Niet als het management vanuit een beheersingsstrategie, maar vanuit een erkenning van het eigene van het beroep en de kwaliteiten van de werknemers." Tiny: "Van belang is dat werknemers zich scholen en ontwikkelen, zodat ze interessant zijn voor veel werkgevers. Dat maakt hen minder afhankelijk en geeft mogelijkheden van baan te veranderen." Tom: "De collectiviteit en solidariteit verdwijnen naar de achtergrond, omdat de vakbeweging als geheel het maatschappelijk debat uit de weg gaat. Herziening van het belastingstelsel had een groot thema kunnen zijn. Maar er wordt alleen maar gezeurd over leaseregelingen en telefoonvergoeding. Armoedebestrijding? Bij Bondgenoten doen ze daar helemaal niets aan, niente. Bij de discussies in de bond over het arbeidsvoorwaardenbeleid heb ik geprobeerd armoede daarin te betrekken. Maar ik heb niks voor elkaar gekregen. Wij organiseren liever de middenmoot." Wat moet er dan gebeuren? Tom: "We moeten elke week in de krant." Dirk: "Maar Bondgenoten staat toch elke week in de krant? Met bezuinigingen en zo." Tom, enigszins cynisch: "En niet te vergeten met die denktank van werkgevers, professoren en rottenbergjes. Daar moet zo nodig de mening gepeild worden. Degene die dat bedacht heeft, is gewoon met z'n carrière bezig. Ze durven bij Bondgenoten geen ruzie meer te maken en gaan dan dat soort mensen raadplegen. De vraag is: waarom durven ze geen ruzie meer te maken? Carrière!" Tiny: "Ik schat die denktank in als een noodgreep. Er is een aantal trends waar ze geen greep op hebben en door met werkgevers te praten, hopen ze dat in te halen." Tom: "Dat is toch waanzin. Je komt er in de onderhandelingen over de cao niet uit en dan ga je aan je tegenstander raad vragen." Dirk: "Tegenstander? We zijn partners! Verder inpolderen, dus." Wim: We moeten meer trendsetter in de meningsvorming worden. Het lastige daarvan is dat bestuurders bang zijn dat een stevige mening zich tegen de bond zal keren waardoor ze aan de overlegtafel gezichtsverlies zullen lijden. Het wordt tijd dat we ons meer verzetten tegen armoede, Fort Europa, globalisering en het neoliberalisme in het algemeen. We hebben het hier goed ten koste van de tweede en de derde wereld, omdat we milieuproblemen en lage lonen op de mensen daar afwentelen. Er moet ook een veel harder standpunt ingenomen worden tegen het werk als topsport. Werkdruk aan de kaak stellen vanuit de zorgtaken is aardig, maar te defensief. De organisatie van de arbeid, dat is het terrein waarop we veranderingen moeten bevechten." ConfrontatieJullie spreken over angst het conflict aan te gaan, over carrièrezucht en meegaan in de maatschappelijke trends. Worden nieuwe bestuurders daarop geselecteerd, komt er een bepaald type bestuurder bovendrijven? Wim: "Om meerdere redenen zijn er steeds minder leden betrokken bij de besluitvorming over de cao. Dat betekent dat de bestuurder los komt te staan van het gevoel op de werkvloer. Dat heeft tot gevolg dat de bestuurder een eigen verhaal maakt, waarmee hij binnen het apparaat uit de voeten kan. Voor die bestuurders is het dan wel eens beangstigend als er toch iets van de werkvloer doordringt. Deze benadering zie je ook terug bij het inschakelen van externe adviseurs. Om hun rapporten wordt net zo gemakkelijk gevraagd als dat ze in de la verdwijnen. Informatie bij de leden inwinnen, levert weliswaar veel meer op, maar wordt als een gevaar gezien omdat die leden daar invloed en positie aan kunnen ontlenen." Dirk: "Het aantal bestuurders dat afkomstig is uit de kadergroepen, neemt af. Er wordt niet geselecteerd op vakbondservaring. Ik wil niet zeggen dat juist die mensen het slecht doen, maar er moet wel een mix blijven van mensen uit de sector en mensen die doorgeleerd hebben." Tom: "Je hoort zelden van bestuurders die iets durven ondernemen. Als er al wat gebeurt, lees je in de kranten dat een woordvoerder van de FNV daar iets afstandelijks over roept. Nooit eens een boos artikel dat tot voorbeeld en inspiratie kan dienen." Tiny: "Er is een type bestuurder dat zich vooral met onderhandelingen en intern overleg bezighoudt. Een andere groep doet juist het sjouwwerk langs de bedrijven. Ikzelf vind het juist heel nodig en het meest leerzaam om de verhalen van de leden aan te horen, met ondernemingsraden te praten. Je merkt dan ook dat Bondgenoten veel te log is geworden. Iedereen die met de handel te maken heeft, wordt in een bedrijfsgroep op één hoop gegooid. Daarin herkennen de mensen van de technische groothandel zich niet. Als je veel contact hebt met de leden, valt op dat ze te weinig weten wat de bond doet. Intern is de bond vooral bezig met ledenaantallen en probleembeheersing." Wim: "Er zijn krachten in de bond die alles willen houden zoals het is. Ik kijk wel eens met een schuin oog naar categorale bonden die veel sneller reageren met kortstondige, specifieke acties. Het apparaat is te veel doel op zichzelf geworden om beweging toe te laten. Maar er zijn ook bestuurders die veel de boer op gaan en er voldoende aanleiding in vinden om daar iets mee te doen. In de gezondheidszorg zijn heel wat geluiden om van de personeelsschaarste gebruik te maken en de lonen flink op te schroeven. Maar als je dat oppakt, hoor je al snel: 'Ho ho, waar gaat dat naar toe? Past dat nog wel in het sectorbeleid?'. Zo worden kansen gemist." Dirk: "De grote cao's worden door ons dagelijks bestuur gedaan. Zij hebben daar zo veel werk aan dat ze minder contact met de leden hebben. Ik ga meer op de problemen af die zich aandienen en door mensen naar voren worden gebracht. Verder begeleid ik bedrijfscontactpersonen en kaderleden in onze activiteitenteams die bezig zijn met ledenwerving, voorlichting en dergelijke. De individuele dienstverlening is bij ons geprofessionaliseerd. Zo krijg ik te horen waar zich hetzelfde soort problemen voordoet. Mogelijk ligt daar iets wat groter aangepakt moet worden. Wij krijgen vrij veel ruimte om dingen te doen, maar het moet ook weer niet te wild worden. Het beeld mag niet ontstaan dat je een conflictzoekende bond bent, want dat zou mensen afstoten." Tiny: "Je stoot eerder mensen af als je bepaalde confrontaties niet aangaat." DemocratieHoe is jullie verhouding met kaderleden? Zijn dat jullie bondgenoten? Dirk: "Met de kleine groep kaderleden die langer actief blijft, heb ik een intensief contact. In de horeca is namelijk het verloop groot. Op bedrijfsniveau zijn er wel enkele kaderleden die zich bij bepaalde activiteiten inschakelen. Maar het is moeilijk om ze bij het bondswerk te betrekken. Ze zijn op hun werk actief en moeten dan nog naar regiovergaderingen, naar de bondsraad, een cursus volgen ... dat wordt nogal veel. Voor een bondgenootschap zijn regelmatige en intensieve contacten nodig. Helaas gebeurt dat te weinig." Wim: "Het is ook niet gering wat op kaderleden afkomt. Ik weet dat uit eigen ervaring. Je moet soms beslissen over de personeelsomvang van de werkorganisatie van de bond. Je beslist dan over miljoenen op grond van materiaal dat iemand anders je aandraagt. Als kaderlid word je zo medeplichtig gemaakt aan beslissingen die je nauwelijks kunt overzien en dan moet je daarover ook nog verantwoording afleggen aan je achterban. Leden willen soms iets anders dan de bestuurder. Als kaderlid zit je tussen twee vuren. Van samen optrekken met een bezoldigd bestuurder komt op die manier weinig terecht." Tiny: "Ik moet oppassen dat ik niet te hard loop. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik progressiever ben dan de kaderleden, maar ik wil gewoon meer. Ik kom wel tegen dat leden minder redeneren uit belangentegenstellingen in de arbeidsverhoudingen. Maar ik heb er zelf ook jaren over gedaan om daar meer inzicht in te krijgen. In de KWJ had ik wel veel kritiek op bestuurders, maar ik durfde toch niet te solliciteren." Tom: "Ik ben zelf jarenlang kaderlid geweest en heb heel wat bestuurders op zitten jagen. Nu als bestuurder zie ik weinig kaderleden die je scherp willen houden. Soms ga ik wel eens verder in de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden dan de leden willen. En dan kunnen kaderleden als een blok aan je been hangen. Die ervaar ik niet echt als bondgenoten." Tot slot van ieder een uitsmijter. Dirk: "Ik zou door leden opgejaagd willen worden." Tiny: "We redden het niet als we geen jongeren weten te organiseren." Wim: "Democratie van onderop moet de hoogste prioriteit hebben." Tom: "Als de FNV tussen nu en 2003 niet drastisch verandert, kunnen we de boel in 2010 ten grave dragen. Met inlijving van het CNV is dat nog een beetje op te rekken." Frans Geraedts |