nr. 100
maart 2001

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Stekeltjes

Verhaal van verbazing

Terwijl ik net uit Groningen Stad terug was, hield een vrouw met hond me aan. Of ik naar het Oosterpark ging. Ik knikte nee en vroeg beleefd "U zeker wel, hè ..." Maar de bazin van het hondje knikte ook van nee. "Vanwege hem daar." Ze wees op het kleine krulbeest. "Hij heeft een bloedhekel aan buitenlanders, hij pakt ze en om deze tijd lopen ze in het park."

Hartelijk welkom in Amsterdam, denk ik nog, maar de vrouw ratelt door. Ze is er zelfs voor bij de dierenarts geweest. "Maar die zag het meteen. Niks aan te doen. Weet je, het komt door dat gekke eten van die gasten, die lucht bevalt onze westerse dieren niet."

"Jezus Christus, nou hebben we al westerse ... 't wordt steeds gekker." Ik moet het luid verkondigd hebben, want de vrouw kijkt verschrikt en houdt me voor dat het niet netjes is om zo te vloeken.

Net op dat moment komt een veger van de stadsreiniging de hoek om. Met z'n bezem schuift hij alle misère van de straat voor zijn wagentje uit. "Hallo, alles goed?", roept hij. De hartelijke begroeting geldt niet mij, maar de vrouw en haar racistische hondje. Het kleine kreng herkent onmiddellijk de stem, kwispelt en trekt geheel zelfstandig z'n riem uit om dichter bij de man te komen. Oh Jezus, denk ik nog. Maar de hond kwispelt, likt de zware werkschoenen en springt enthousiast naar de bezem. Ik sta perplex, want de reinigingsman is uiteraard en zeer duidelijk van allochtone komaf.

Of ze gedachten kan lezen, maakt de hondenbazin me meteen duidelijk dat niet zij, noch haar hondje, maar IK fout zit. "Ja wat denk je, dat is Ahmed, die eet iedere dag bij mij. Voor de gezelligheid en de kostprijs. En daarom ruikt hij net zo lekker als ik of jij. Is 't niet zo, jongen?"

De Amsterdamse veger van niet-westerse afkomst beaamt het door ook met z'n hoofd nee te knikken en gaat stoeiend met hond en bezem verder langs de stoep. Het slimme diertje taalt niet naar het park.

Weet je wat ook erg is. Als je honderd bent.

"En weet je", zo zei een mij bekend persoon die anoniem wenst te blijven, "het worden er steeds meer." "Wat nou meer, wat klets je nou", zei ik nog.

"Nou, die honderdjarigen. Vroeger was dat iets heel bijzonders, nu wordt iedereen en alles honderd. Moet je je voorstellen zeg, wat je dan al allemaal hebt meegemaakt en alles wat al geweest en weer opgeheven is. Er blijft niks over."

Voorbeelden rollen over z'n lippen; vanaf de ontginning van de steenkolenmijnen en de Drentse hei, de verplichte biecht na het carnaval tot de pas opgeheven eetzaal van het Nut van 't Algemeen. "Alleen het Noordzeekanaal is nog intact", laat hij er mijmerend op volgen.

"Alles gaat toch razendsnel. Kinderen die over tien jaar geboren worden, weten dan niet meer wat een sneltrein is. Vragen ze 'Een trein, opa, wat is dat in godsnaam. Oh ja, dat ouwe apparaat dat vroeger weilanden doormidden sneed'."

Honderd. Het is wat. Maar m'n echte inspiratie komt toch dicht bij huis. In m'n eigen straat heeft een restaurant - in plaats van een dagmenu - gedichten op de ruit geplakt. Een ervan heb ik overgeschreven. Vooral de laatste twee strofen deden me goed.

"Als je verzet pleegt, doe het dan goed.
Gooi heel je hebben en houwen erin.
Zet alles en iedereen op 't spel.
Voer oorlog en ga door die hel.
En als je verliest, doe het dan goed.
Raak alles kwijt, behalve je moed."

Mooi hè?

Stekeltje

PS - Niettemin, er blijven heel wat grieven over. Wat doet de Autoriteit nou helemaal voor honderdjarigen? Op een buurtbijeenkomst riep een oudere bewoner die volgens z'n zeggen al zesentwintig maanden op ziekenhuisopname zit te wachten. "Je hoort niks. Ze geven je een looprek en een setje viagrapillen ... en dat is het."

PPS - Nummer honderd, zei ze verwonderd. Het is als de eerste keer.