nr. 100 maart 2001 |
Solidariteit
Internationale vakbondscontacten begin vorige eeuwVerre kameradenIn de voorbereiding van een boek over de vakorganisatie van meubelmakers en houtbewerkers kwam ik oude brieven tegen van geëmigreerde leden die een glimp laten zien van wat tijdens de forumdebatten van 17 maart als 'globalisering van onderop' besproken wordt. Het leek me een goede aanleiding deze vergeten correspondentie te plaatsen tegen de achtergrond van de internationale vakvereniging.Vanaf de start van de eerste vakorganisaties is de wereld het werkterrein van de arbeidersbeweging geweest. De naam van Karl Marx is verbonden aan de oprichting, in 1864, van de Internationale Arbeiders Associatie in Londen. De internationale beroepssecretariaten, die vakbonden uit dezelfde bedrijfstak in meerdere landen bij elkaar brengen, dateren uit eind negentiende/begin twintigste eeuw. Ze worden soms als papieren tijgers afgedaan. Uit de geschiedenis blijkt echter dat er vele vormen van informatie-uitwisseling en praktische en financiële ondersteuning zijn geweest. De strijd voor humane arbeid, mensenrechten en solidariteit over de grenzen heen hebben hoog in het vaandel gestaan. Holzarbeiter-VerbandDe brievenschrijvers waren lid van de Algemeene Nederlandsche Bond van Meubelmakers, Behangers, Houtbewerkers en aanverwante vakgenoten. Op 1 maart 1906 sloot de bond, toen nog Meubelmakersbond geheten, zich aan bij de twee jaar daarvoor in Amsterdam opgerichte Internationale Houtarbeidersbond. Bij de start in 1904 maakten zeventien vakbonden uit tien landen met samen 150.000 leden er deel van uit. Deze Internationale verstrekte onder meer steun aan stakers, wanneer de aangesloten bonden dat nodig hadden. In 1909 werd een staking van meubelmakers in Amsterdam en rietbewerkers in Noordwolde overeind gehouden met 1.000 mark; in 1912 ontvingen tafelmakers in Rotterdam een bedrag van 1.327 mark. Een arbeider die emigreerde, kon zijn vroegere bond nog wel eens hard nodig hebben. Zo schreef G. van Riel in 1904 uit Boston naar de Meubelmakersbond in Nederland met het verzoek hem een brief in het Engels te sturen met de vermelding dat hij een betrouwbare organisatieman is, anders kon hij in de Verenigde Staten niet aan werk komen. De contacten tussen de Nederlandse bond en Duitse Houtarbeidersbond zijn altijd hecht geweest. Over en weer waarschuwde men elkaar voor ronselaars die onderkruipers zochten om over de grens een staking te breken. In 1906 sloten de meubelmakerpatroons in Duitsland maanden lang meer dan 10.000 gezellen uit. De Nederlandse bond riep de meubelmakers op niet in Duitsland te gaan werken. Strooibiljetten en vlugschriften werden in het Nederlands of Duits vertaald om onder de gastarbeiders te verspreiden. Ook ondersteunden de bondsbesturen elkaar bij de organisatie van meubelmakers die tijdelijk in het buurland gingen werken. Na de fusie van de Meubelmakersbond met Bond van Behangers, Stoffeerders en Beddenmakers op 1 juli 1908, reisde Nicolaas Walop, de vrijgestelde bestuurder van de nieuwe vakvereniging, naar Stettin in Duitsland, nu in Polen gelegen, om daar een vakbondscongres bij te wonen. Het was een dure reis, maar de Duitse bond had model gestaan voor de Nederlandse en altijd geholpen wanneer dat noodzakelijk was. Het werd als een morele plicht gezien bij de oosterburen acte de présence te geven. De Deutscher Holzarbeiter-Verband was ook wel een reus vergeleken met de Nederlandse vakbond. Zie de ledentallen in 1914 vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog: de Duitse met stip de grootste van alle aangesloten organisaties: 193.075 leden; de Nederlandse bond op de 27-ste plaats met 2.285 leden. WoodworkersIn 1919 werd Kees Woudenberg - voorzitter van de Algemeene Nederlandsche Bond van Meubelmakers, Behangers en aanverwante vakgenoten - secretaris van het Internationaal Verbond van Meubelmakers- en Houtbewerkersbonden. Tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten slaagde Woudenberg erin de invloedrijke Amerikaanse meubelmakers- en houtbewerkersbond over te halen zich aan te sluiten bij het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen. Onder Woudenbergs leiding nam het aantal aangesloten bonden bij het internationaal beroepssecretariaat toe van 23 uit 11 landen in 1919 tot 50 uit 26 landen in 1929 en steeg het ledental van 779.850 tot 1.025.299. Op dit moment zetelt de Europese Federatie van Bouw- en Houtarbeiders in Brussel. Roel de Vries, voorzitter van FNV Bouw, heeft dezelfde functie bij de Internationale Bond van Bouw- en Houtarbeiders (International Federation of Building and Wood Workers). Deze organisatie heeft haar hoofdkantoor in Carouge in Zwitserland. Zij vertegenwoordigt meer dan elf miljoen vakbondsleden georganiseerd in 283 vakbonden uit 124 landen. EmigratieBegin jaren twintig van de vorige eeuw sloeg de economische crisis toe in bedrijfstakken en overheidssectoren. Het leidde tot een harder optreden van werkgevers tegen hun personeel met de klassieke ingrepen: forse loonsverlagingen, verlenging van de werktijden, opvoering van het werktempo. Met als reactie een heftig, maar soms machteloos verzet van de vakorganisaties tegen de verslechtering van arbeidsvoorwaarden van arbeid(st)ers. Kenmerkend voor de eerste fase waren de moeizame onderhandelingen met werkgevers. Daarbij was het streven vast te houden aan de verworvenheden van de soms nog niet zo lang daarvoor afgesloten eerste collectieve arbeidsovereenkomsten. De tweede fase leverde het beeld op van stakingen die soms weken of maanden duurden. Werkgevers probeerden het verzet te breken door uitsluitingen die het personeel in een hele bedrijfstak de straat opjoegen en de stakingskassen uitputten. Het zal niemand verbazen dat mensen zich bezonnen op een mogelijkheid zich aan werkloosheid, armoede en onzekere toekomstperspectieven te onttrekken. Emigratie overzee was zo'n mogelijkheid voor lotsverbetering. Meubelmakers en stoffeerders waren arbeiders die een vak beheersten dat ze ook in een ander land konden uitoefenen. Leden van de Algemene Bond van Meubelmakers, Stoffeerders en Behangers zochten hun heil in de Verenigde Staten en Australië. Ze schreven brieven naar de achtergebleven bondsmakkers in Nederland. Uit hun verhalen rijst een beeld op van mensen die nog steeds een grote betrokkenheid hebben met het organisatieleven in Nederland en die werken en leven in de oude en nieuwe wereld met elkaar vergelijken. Wat ons het meest raakt, is hun verwondering over het andere en het nieuwe wat ze aantreffen. 1924 Was een beroerd jaar voor de arbeiders in het meubel- en behangersbedrijf. Misschien was het de bedoeling van de redactie van Ons Vakblad om wat afleiding en verstrooiing aan te bieden door lange gedeeltes van brieven van geëmigreerde bondsleden op te nemen. Nieuws uit ChicagoJ.H.A. Bos, vroeger actief in de afdeling Den Haag, schreef op 27 december 1923 een brief uit Chicago. Hij bedankt voor de toezending van Ons Vakblad en het tijdschrift van het Internationaal Vakverbond. Zelf stuurt hij een maandblad van de Amerikaanse stoffeerders terug. Hij heeft het blijkbaar getroffen: "De levensvoorwaarden zijn hier ontegenzeggelijk beter dan in Holland. Je ziet hier niet de uitgemergelde gezichten, die je in Holland zooveel zag, beter in de kleren zijn de arbeiders hier ook". In zijn vakgebied is werk te vinden: "Er is groote vraag naar gestoffeerde meubelen en geschikte krachten zijn er niet zooveel". Hij kan zelfs kiezen tussen werkgevers: "Ik heb hier dan ook tamelijk succes gehad, twee bazen liggen al met elkaar overhoop, omdat de een mij van de ander weghaalde. Ik heb nu sinds 5 weken reeds het Union-loon, dat is 1 dollar en tien cent per uur bij een 44-urige werkweek. Nu waarde vriend, ontvang mijn beste wenschen voor 1924 en wil de groeten doen aan de bondsbestuurders". Het lijkt erop dat Bos een persoon was die het avontuur zocht. Op 8 februari 1924 volgt een brief uit een bij Chicago gelegen plaats, waar hij een geheel andere arbeidssituatie aantreft. Hij rept onder andere over de arbeidsdeling in de grootschalige bedrijven: "Ik zit nu in Grand-Rapids, de meubel-industrie van Amerika. Maar zoo spoedig als mogelijk is, ontvlucht ik deze hel. Lage loonen, heel hard werken en 50 uur per week. Het is alles stukwerk en het is ze reeds gelukt om de vakbekwaamheid uit te schakelen". Van een kennis in Nederland heeft hij opnieuw het bondsblad ontvangen: "Eenmaal heb ik 'Ons Vakblad' ontvangen, daarna niet meer. Vergeten, of niet terechtgekomen? Jongezoon zond me eenige exemplaren, zodoende heb ik gelezen, dat het contract weer is opgezegd door de werkgevers. Ik hoop er het beste van en veel succes". Harry Peer Bronnen: |