nr. 106
maart 2002

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Publiek herstel - grenzen aan de reparatie via de cao

Laat de bond zijn klassieke taak weer opnemen

Paars heeft de afgelopen jaren volop gedereguleerd en geprivatiseerd. Dat heeft zijn sporen nagelaten op het terrein van arbeid en inkomen, bij uitstek het domein van de vakbeweging. Ook het stelsel van de sociale zekerheid is aangepakt door de paarse, neoliberale politiek. Wat waren daarvan de gevolgen? En hoe reageerde de vakbeweging op de veranderingen in de sociale wetgeving en de arbeidswetgeving?

Terugkijkend vormde de strijd tegen de gedeeltelijke privatisering van de ziektewet, begin jaren negentig, een keerpunt. De werkgevers werden verantwoordelijk voor de doorbetaling van het loon gedurende de eerste twee of zes weken. In diezelfde tijd werden 'negatieve' (straffende) prikkels mogelijk tijdens de ziekteperiode, volgde een aanpassing van de WAO zowel in duur als hoogte en werd het begrip 'gangbare arbeid' ingevoerd. Er werden acties gevoerd in de bedrijven. Vakbondsleden trokken massaal naar het Malieveld om de verslechteringen van tafel te krijgen, maar het roer ging om toen na drie weken actievoeren succes uitbleef.

Machtsvorming

De nieuwe koers van de vakbeweging werd: 'wat de politiek kapot maakt, repareren we via de cao'. Veel leden waren het met die ommezwaai niet eens en zagen bij de bovenwettelijke bepalingen terecht de bui al hangen. Want zo'n reparatie is altijd gedeeltelijk en op onderdelen - bijvoorbeeld de geïntroduceerde 'gangbare arbeid' - valt er al helemaal niets te repareren. Daar komt bij dat correcties alleen mogelijk zijn bij de door de cao gedekte thema's. En tenslotte zal tijdens de onderhandelingen altijd 'iets' tegenover de extra regelingen moeten staan. Anders gezegd: wat in de collectieve voorzieningen geschrapt wordt, zal in de cao opnieuw betaald moeten worden. De strijd was verloren, de kater groot. Niettemin werd in veel cao-en succesvol gerepareerd onder andere via een, vaak veel te dure, verzekering van het WAO-gat.

Na de ziektewet kwamen onder meer de Arbo-wet, de Arbeidstijdenwet, de Flex-wet, de algemene wet Arbeid en Zorg en de Vakantiewet. Kenmerkend was dat de wetgever de mondige werknemer als uitgangspunt gekozen had. Voorheen was de arbeidswetgeving vooral beschermend voor de werknemer en dwingend voor de werkgever. Tegenwoordig houdt de wetgever zich vooral bezig met de bepaling en bewaking van de uiterste grens. Daarbinnen kunnen sociale partners spelenvaren en afspreken wat in hun straatje te pas komt. Een goed voorbeeld is de Arbeidstijdenwet met een standaardregeling èn een overlegregeling. Waar de uiterste grens door de Arbeidsinspectie wordt gecontroleerd, zijn de grenzen die partijen (bond en ondernemer) overeenkomen afdwingbaar bij de civiele rechter.

De nieuwe wetgeving biedt meer ruimte aan partijen om afspraken te maken die afwijken van de wet, waarbij de wetgever de uiterste grens van 'ongezond en gevaarlijk' in de gaten houdt. Dit betekent dat werknemers vaker de naleving van afspraken moeten afdwingen. Dat kan via vakbondsmacht in het bedrijf of via de rechter. Daar waar de vakbondsmacht zwak is, tekent zich een verschuiving af naar de uiterste, door de wet geboden, grens. De werknemers blijken dan onvoldoende in staat een vuist te maken om de ondernemer tot afspraken te dwingen.

De veronderstelde 'mondige werknemer' is dus afhankelijk van de mogelijkheden tot machtsvorming in een bedrijf. In die zin komt deze werknemer niet zo algemeen voor als vaak in het politieke bestel wordt beweerd. In het algemeen kan geconcludeerd worden dat, ondanks afspraken in de cao, een langzame beweging zichtbaar wordt in de richting van de grenzen van de wet.

Afwijkingen

Veel wetsartikelen zijn 'driekwart dwingend'. Dat wil zeggen dat er via afspraken van afgeweken kan worden; een regeling in de cao, met de ondernemingsraad of in de individuele arbeidsovereenkomst. Het probleem is vaak dat de ondernemingsraad, ondanks cao-regelingen, toch decentrale afspraken maakt die een verslechtering zijn ten opzichte van de cao, of zelfs in strijd zijn met de cao. Wat een werkgever niet via de cao redt, probeert hij nog eens, maar dan via de ondernemingsraad. En vaak met succes. Een voorbeeld. In de cao is opgenomen dat de standaardregeling van de Arbeidstijdenwet van toepassing is. Vervolgens spreekt de ondernemingsraad toch een rooster af dat nog net aan de overlegregeling voldoet. Aan de ondernemingsraad gevraagd hoe dat kan, is de verbazing groot. "Wij mogen volgens de Arbeidstijdenwet toch ook onderhandelen?" Nee!, niet, wanneer de regeling in de cao is vastgelegd.

Een onderhandelaar zal er dus voor moeten zorgen dat over alle wetgeving die 'driekwart dwingend' is, bepalende afspraken in de cao komen. Een gevolg is wel dat de tekst van de cao minder leesbaar wordt en het cao-boekje alsmaar dikker. Daarna zal die onderhandelaar voortdurend moeten controleren of de werkgever en de ondernemingsraad de cao niet overtreden. Dat kost veel tijd en zal in de praktijk alleen daar lukken waar kaderleden actief zijn, al dan niet in de ondernemingsraad.

Beperkt succes

Legaal of niet, er is een langzame tendens zichtbaar dat ook in de gebieden die de cao bestrijkt de uiterste grenzen van de arbeidswetgeving bepalend worden. In dat opzicht zijn de reparaties via de cao niet succesvol. Vakbonden zijn onvoldoende in staat cao-afspraken te maken die een verslechterde wetgeving volledig repareren. En daar waar dat wel mogelijk blijkt, zijn die afspraken niet altijd te handhaven. Overigens, vakbondsleden, en werknemers in het algemeen, schijnen zich hieraan niet erg te storen. Voor een deel is dat te verklaren uit het feit dat de verslechteringen vaak betrekking hebben op een beperkte groep werknemers in een bepaalde situatie.

In tegenstelling tot wat vaak gezegd wordt, gaat van de reparatie geen ledenbindend effect uit naar de bonden. Van "wij hebben dit toch maar mooi voor jullie in de cao weten te behouden", gaat weinig kracht uit. Repareren komt voort uit een opgedrongen positie. De wet wijzigt, de werkgever sluit daar met slechtere voorstellen op aan en de bond reageert daar op. Van een bewuste reparatiestrategie van de vakbonden kan dan ook niet gesproken worden.

WAO

De huidige veranderingen in de WAO en de invoering van de wet Poortwachter hebben bij de (kader)leden (nog) niet tot grote verontwaardiging geleid. Is de verwachting dat via de cao geregeld wordt dat de reïntegratie op een juiste manier plaatsvindt? Het lijkt alsof daarop vertrouwd wordt. "De bond zorgt voor u."

Anders ligt het met de aanvulling in het tweede ziektejaar. Het advies van de SER gaat uit van een uitkering van 70 procent van het laatst verdiende loon en verbiedt bovenwettelijke aanvullingen. Omdat veel cao-en dergelijke regelingen kennen, zullen ze dus opengebroken moeten worden. Het is een vreemde, tegengestelde beweging. Aan de ene kant een overheid die inbreekt in de vrijheid van onderhandelen en steeds de discussie opent over het algemeen verbindend verklaren van de cao. Aan de andere kant dezelfde overheid die de afgelopen jaren steeds meer aan partijen overlaat.

Inmiddels hebben de leden van FNV Bondgenoten het advies van de SER verworpen; voor alle duidelijkheid dat advies is mede afkomstig van de FNV. De korting in het tweede ziektejaar en een eventueel overheidsingrijpen worden niet geaccepteerd. De Waal heeft echter een algehele afwijzing weten te voorkomen. Het is nu wachten op de nadere uitwerking. Wijst de FNV alsnog af, is de kans groot dat een nieuwe Tweede Kamer met slechtere voorstellen komt. Gaan we dan acties voeren? Zowel bestuurders als leden lijken nu al te twijfelen.

Geen bond van reparatie

Maar die twijfels zijn ongegrond. De dreigende herziening van de WAO is namelijk van een andere aard en orde dan de eerdere wetgeving die de bonden min of meer uit nood gedwongen in een positie bracht van 'redden wat er te redden valt'. De nieuwe WAO is een duidelijke aanval op de sociale wetgeving in het algemeen. Niet gericht op preventie van arbeidsongeschiktheid, maar eenvoudigweg op bezuiniging. Het aantal arbeidsongeschikten moet omlaag - de werkgevers worden ontzien - het (financiële) risico komt bij de werknemers te liggen. De angst voor een nieuw Malieveld moeten we achter ons laten. De kater van ruim tien jaar geleden mag niet bepalend zijn en dezelfde fouten mogen niet gemaakt worden. Dat wil zeggen, niet vooraf aankondigen dat na de acties 'plan twee', dat van het repareren in de cao, in werking gaat. Als de bonden de strijd aangaan, moet dat vanuit het besef dat er geen 'plan twee' resteert. Laat dit het nieuwe keerpunt zijn voor de vakbeweging: de strijd aangaan voor publiek herstel van de sociale wetgeving en tegen privatisering van overheidsvoorzieningen.

De vakbeweging is immers groot geworden door voor haar leden zekerheid te winnen. De eerste bonden vormden de kassen tegen werkloosheid en ziekte. Deze sociale fondsen zijn uiteindelijk verankerd in de verzorgingsstaat. De uitverkoop daarvan gaat onder paars in een rap tempo. Ons antwoord zal moeten zijn: de klassieke taak van de vakbeweging weer opnemen en de werknemers beschermen. Desnoods door weer de werknemersverzekeringen in eigen hand te nemen. Daar bestaan wel degelijk mogelijkheden voor en over de eventuele nadelen moet het debat dan maar geopend worden. Tenslotte verwachten de (potentiële) leden een actieve bond en geen bond van behoud en reparatie.

Aad in 't Veld
(bestuurder FNV Bondgenoten)

Wat in de collectieve voorzieningen verloren gaat, zal in de cao opnieuw betaald moeten worden.
Repareren komt voort uit een gedwongen keuze die tot een beperkt succes leidt.