nr. 112
apr 2003

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Een overzicht van de gebeurtenissen

De scheiding der geesten

De Spoorwegstakingen van 1903 vormen een waterscheiding in de geschiedenis van de arbeidsverhoudingen en binnen de arbeidersbeweging in Nederland. Het is het belangrijkste arbeidsconflict uit de twintigste eeuw. Tussen de eerste gewonnen staking van eind januari en de tweede verloren staking in april als protest tegen de 'worgwetten' van minister-president Abraham Kuyper staat Nederland op zijn kop. Deze periode getuigt van een sociale revolutie die uiteindelijk op harde wijze is onderdrukt.

Tot dan anonieme arbeiders treden naar voren. Als eerste noemen we Dirk Vreeken. Het is 29 januari 1903. Uit solidariteit met de stakende havenarbeiders weigert deze rangeerder werkzaam bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM) een goederenwagon naar de in allerijl aangenomen onderkruipers bij het Blauwhoedenveem te rangeren. Vreeken wordt geschorst en daarna ontslagen. Uit protest gaan zijn collega's op de Rietlanden en nabij gelegen goederenstations in staking. Twee dagen opnieuw een daad van grote moed. Machinist Schutte weigert militairen naar Amsterdam te rijden. Ook hij kan vertrekken. De vlam is in de pan geslagen. Over heel Nederland staakt het spoorwegpersoneel. Bij de arbeiders ontlaadt zich een jarenlange opgehoopte wrok over de militaristische stijl van leidinggeven bij de twee spoorwegmaatschappijen (naast de HSM, de Staatsspoorwegen), over de beroerde arbeidspositie, de slopend lange arbeidstijden (slechts één zondag vrij in de twee maanden), de slechte arbeidsvoorwaarden, de strenge straffen en boetes. De directies worden gedwongen toe te geven aan de eisen van de vakverenigingen. Zij beloven de ontslagen werknemers opnieuw in dienst te nemen, de stakingsdagen uit te betalen en de vakorganisaties te erkennen.

De nieuwe wereld

De euforie bij de spoorwegarbeiders en in de socialistische arbeidersbeweging als geheel is enorm. Jan Oudegeest werkt als klerk bij de Staatsspoorwegen en combineert dat beroep sinds 1899 met het voorzitterschap van de Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegambtenaren (NV). De staking overkomt hem min of meer, maar zijn vakorganisatie pakt het goed op. De arbeiders dragen hem op handen. De burgerij reageert tegenovergesteld: "Weg met koning Oudegeest, te lang reeds is hij vorst geweest." Gelet op de aard van het spoorwegbedrijf was heel Nederland getuige geweest van deze staking. Misschien wel voor het eerst was duidelijk voor arbeiders en bourgeoisie hoe machtig de arbeidersbeweging kon zijn. Herman Gorter geeft in het gedicht "30 januari 1903" blijk van zijn ontroering en opgewondenheid over de eerste gewonnen spoorwegstaking:

Er is iets groots in ons klein land geschied.
Hebt ge 't gehoord? de spoorarbeiders hebben
uit vrijen wil de havenarbeiders
gesteund, niet voor zichzelf maar slechts voor hen.

De brand der solidariteit is overgeslagen -
het brandt breeder - allen voor één
en één voor allen in de arbeidersklasse!

Dat is het vuur waarin de oude wereld
verteert, dat vuur blijft alleen, alleen, over
en dat vuur, dat is, dat is de nieuwe wereld.

Henri Polak, de voorzitter van de Diamantbewerkersbond, is lyrisch. Hij noteert in het ANDB Weekblad van 6 februari 1903: "De 31 Januari 1903 zal in de geschiedenis der Nederlandsche vakbeweging met roode letters worden aangeteekend. Die datum opent een nieuw tijdperk. De dageraad der volksbevrijding is op dien dag heller, lichtender gaan glanzen, met bruischende geestdrift begroet door al wat leeft in en om en met het georganiseerde proletariaat. Albert Hahn drukt de gevoelens over de staking uit in zijn beroemdste prent. De sterke, reusachtige arbeider heft zijn arm, "Gansch het raderwerk staat stil als uw machtige arm het wil ....".

De reactie slaat terug

De directeur van de HSM, administrateur R. van Hasselt, laat het er niet bijzitten. Hij zal verschrikkelijk wraak nemen. Op 4 februari schrijft hij een brief aan de minister van Waterstaat: "Krachtig optreden is nodig. Geweld moet met geweld gekeerd worden. Laat het ministerie-Kuyper de Napoleon zijn, die ons redt van de anarchie. Men moet in het algemeen belang niet bang zijn door nood gedwongen buiten de wet te gaan."

De grote voorman van de kleine luyden, Kuyper, was in 1901 aangetreden als minister-president. Hij was toen al de zestig gepasseerd en had een maatschappelijke en sociale reputatie van formaat opgebouwd. Het minister-presidentschap beloofde de bekroning te worden van een indrukwekkende loopbaan. De verwachtingen van hem waren groot. Op het Christelijk Sociaal Congres in 1891 wijdde hij uit over de Sociale Kwestie: "De kansen zijn in het ooglopend ongelijk. Enerzijds bij de bourgeoisie ervaring en inzicht, talent en aaneensluiting, beschikbaar geld en beschikbare invloed; en daar tegenover de boerenbevolking en de arbeidersklasse van kennis ontbloot, van alle hulpmiddel beroofd, en de door de elke morgen weerkerende behoefte, om de mond open te houden, genoodzaakt zich naar elke, zelfs naar de onbillijkste conditie, te voegen."

Toen het er op aankwam, moet Kuyper ontzet zijn geweest over het machtsvertoon van de arbeiders. "Het is vooral dat begrip van solidariteit, dat tot zijn juiste proporties moet worden teruggebracht", schrijft hij aan zijn politieke geestverwant De Savornin Lohman. Deze politicus hield er een niet mis te verstane opvatting op na: de spoorwegstaking is een dubbel misdrijf, als contractbreuk en als aanslag op staat en maatschappij moet het strafbaar worden gesteld. De schrik zat er in bij deze oude regenten. Ook bij de jonge koningin Wilhelmina, "Overmoed moet gebroken", vermeldt zij op 13 februari in haar dagboek.

Gods woord

We kennen de indringende tekening van Albert Hahn waarbij Kuyper een arbeider wurgt. En dan de begeleidende tekst: "Zoo temt men dieren, zoo bedwingt men wilden, maar zoo regeert men geen volk", het is nota bene een citaat uit een toespraak van Kuyper in 1891. Met deze politieke prent heeft deze minister-president voor eeuwig een plaats als de gewelddadige onderdrukker van arbeiders in onze geschiedenisboeken gekregen. Maar mag je van een antirevolutionair politicus verwachten dat hij de tekenen des tijds van een sociale revolutie verstaat en er op een verstandige en milde manier naar handelt? Het dringt zich bij je op: Kuyper zou zijn onmiskenbare talenten hebben kunnen inzetten om bruggen te slaan tussen mensen. In plaats daarvan sloeg hij kloven. Groot geworden als emancipator van het antirevolutionaire volksdeel, wist hij de beperkingen van zijn milieu als mogelijke staatsman voor alle burgers niet te overwinnen. Het is waarschijnlijk ook te veel verwacht, gelet op de gezagsverhoudingen en de felle tegenstelling tussen kapitaal en arbeid in die jaren. Soevereiniteit in eigen kring, leidend organisatiebeginsel voor antirevolutionairen, is ineens vergeten. Zo wordt een arbeidsconflict door de overheid zelf gepolariseerd en verbreed tot een ongekend politiek conflict. Indachtig zijn antirevolutionaire principes komt de minister-president in februari met een wetsontwerp dat staken verbiedt voor ambtenaren en het spoorwegpersoneel. Er staat gevangenisstraf op de organisatie van en de deelname aan een staking en de belemmering van de vrijheid van arbeid van anderen, te lezen als onderkruipers. Voor de volledige beeldvorming moet worden toegevoegd dat er ook een voorstel is voor de vorming van een staatscommissie die de rechtstoestand van het spoorwegpersoneel en ambtenaren moet gaan onderzoeken. Daarmee worden de liberalen in de Tweede Kamer overgehaald om ook voor de antistakingswet te stemmen.

Wanneer de wetsvoorstellen bekend zijn, ontstaat er grote onrust in de arbeidersbeweging. Van rooms-katholieke en protestants-christelijke zijde worden zogeheten bonden van recht en orde opgericht. Zij staan voor wet en gezag en steunen de regering. Vier christelijke vakverenigingen geven een manifest uit waarin zij hun verontwaardiging uitspreken over de staking en de teweerstelling tegen de dwangwetten. Bij de ondertekenaars behoort Klaas Kater, oprichter in 1876 en erevoorzitter van het werkliedenverbond Patrimonium. Een passage uit het manifest van de hoofdbesturen: "Protesteeren tegen de poging om de Nederlandsche arbeiders te brengen tot revolutionair verzet tegen de Regeering, een verzet in beslisten strijd met de Christelijke verhouding tusschen Volk en Overheid, niet te rechtvaardigen door het bestaan van rechtvaardige grieven onder de spoorwegarbeiders." Het manifest vervolgt: "verklaren, dat Christenarbeiders de Regeering in deze moeilijke tijden hebben te steunen en roepen alle arbeiders van Christelijke beginselen op zich te organiseren in eigen vereenigingen, opdat ook in de vakbeweging de doorwerking der revolutionaire beginselen worde gekeerd, en de strijd voor het recht en belang der arbeiders worde gevoerd naar de beginselen van Gods woord."

Comité van Verweer

Socialisten, anarchisten, de syndicalisten van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) en een groot aantal bonden en kopstukken uit de linkse arbeidersbeweging richten daarentegen een landelijk Comité van Verweer op. Zelfs de Bond van Marine-Matrozen staat bij de ondertekenaars genoemd. De angst van de koningin dat het revolutionair sentiment van de eerste staking zou kunnen overslaan naar de miliciens bij de landmacht en het lagere beroepspersoneel van de zeemacht was niet helemaal ongegrond. Het gebouw van de Diamantbewerkersbond (nu het Vakbondsmuseum) en Plancius (nu het Verzetsmuseum) in Amsterdam zijn de locaties waar bijeengekomen, vergaderd en besloten wordt.

Het Comité neemt de taak op zich het verzet te organiseren tegen de aanslag op de sociale grondrechten van de arbeiders. Met de dwangwetten zou de vakbeweging immers gemuilkorfd worden bij haar inzet voor een verbetering van arbeidsvoorwaarden. In 1903 beschikte ongeveer vijftig percent van de volwassen mannelijke bevolking over het actieve en passieve kiesrecht. Vrouwen en arbeiders waren ervan uitgesloten. Het algemeen kiesrecht was een belangrijk strijdpunt van de socialisten, maar wat viel er in dat opzicht van het conservatieve kabinet Kuyper te verwachten? Nederland mocht dan sinds 1848 een parlementaire democratie hebben, maar was nog beslist geen democratisch land. Vanuit het oogpunt van degenen die zich verzetten tegen de dwangwetten was Kuypers optreden niet echt democratisch gelegitimeerd.

Wie vormden de leiding van het Comité? Jan Oudegeest werd er voorzitter van, met F.H. Petter vertegenwoordigt hij het spoorwegpersoneel; SDAP-voorman Willem Vliegen is de secretaris; Gerrit van Erkel is er voor het NAS; A.C. Wessels en P.H. Meijer zijn er voor de havenarbeiders en H. Alkema (later Gerrit Rijnders) namens de Vrije Socialisten. Op de achtergrond figureerden bekende personen van wie de anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis en de leider der sociaal-democraten Pieter Jelles Troelstra (die het verzet leidde in de Tweede Kamer) de belangrijksten zijn. Veel is er geschreven over tactiek en strategie, de misverstanden en emoties in dit gezelschap en hoe deelnemers en hun respectievelijke achterbannen elkaar belaagden na de verloren staking op 6 april 1903, de dag van de openbare behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer. Maar dit was nieuw. We kunnen ons wel voorstellen dat de leiders van het Comité van Verweer onder een enorme psychologische druk moeten hebben gestaan. Ongekend was het offensief van de regering, aangewakkerd en begeleid door werkgevers, de rechtse pers, de kerken, de confessionele politieke partijen en bonden. Lichtingen soldaten worden opgeroepen, de troepen staan klaar voor een treffen met de arbeiders. Op de avond van de 5de april 1903 verlaten veertig vertrouwensmannen het bondsgebouw van de diamantbewerkers. De volgende ochtend wordt er gestaakt door het hele land, in veel bedrijfstakken, onder de havenarbeiders, in gemeenten, in de metaal, in de diamantindustrie, enzovoort. De spoorwegmannen komen er achter dat de emplacementen zijn bezet door militairen en dat onderkruipers worden aangevoerd.

Voor de 10de april wordt er nog een algemene werkstaking uitgeroepen, die verloopt. De dwangwetten zijn door de Kamer aangenomen. Het Comité beëindigt de werkstaking. Abraham Kuyper heeft tot ver over zijn graf geregeerd. Het duurt tot 1980 voordat zijn worgwetten worden ingetrokken.

Massaontslag

De spoorwegdirecties zetten tweeduizend arbeiders op straat. Ook elders in het land ontslaan werkgevers personeel dat had meegestaakt, totaal nog zo'n drieduizend man. Vijfduizend werknemers en hun gezinnen zijn van hun broodwinning beroofd. Het is een ongekende wraakoefening die tot ver over onze grenzen verontwaardiging oproept. Hoe is het met al die mensen afgelopen?

Het lijkt erop dat Jan Oudegeest als voorzitter van de vakorganisatie van spoorwegpersoneel en het Comité van Verweer de meeste gram over zich heen heeft gekregen. Later schrijft hij dat de gebeurtenissen hem en zijn gezin aan de rand van de afgrond brachten en hem geestelijk en moreel zwaar schokten. Zijn gezin moest onderduiken. In 1908 volgt Oudegeest Henri Polak op als voorzitter van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen.

We weten van het initiatief van Frederik van Eeden die een coöperatie voor ontslagen stakers startte, waar op een gegeven moment 250 arbeiders werkten. Maar na een jaar ging het ter ziele en Van Eeden was een groot deel van zijn vermogen kwijt. We eindigen dit relaas met twee arbeiders van wie het leven een andere wending kreeg door het ontslag vanwege hun rol bij de spoorwegstakingen. Jacobus van Oogen was de bootwerker die in 1896 de Handels- en Pakhuisbedienden-Vereeniging Handel en Nijverheid oprichtte. Hij schreef het manifest waarin hij de havenarbeiders begin januari 1903 opriep massaal te gaan staken. Het was die staking waarmee spoorwegman Dirk Vreeken zich solidair verklaarde. Van Oogen richt met ontslagen lotgenoten een eigen veembedrijf op coöperatieve grondslag op. Hij overlijdt in 1926, maar zijn familie zet deze 'arbeidersonderneming' voort die uiteindelijk in 1970 opgaat in Pakhoed Amsterdam.

Tot de ontslagenen behoort ook J.G. van Zelm. Hij werkte bij de gemeente Arnhem en was de eerste voorzitter van de Gemeentewerkliedenbond. Deze vakvereniging is de belangrijkste voorloper van de ABVAKABO en nauw betrokken bij de oprichting van het moderne NVV in 1905. Zijn eerste voorzitter zal echter naam maken bij de grote tegenhanger daarvan, het NAS. We komen Van Zelm tot in de jaren twintig tegen als bestuurder en zelfs voorzitter van bij deze vakcentrale aangesloten bonden. Bij het NAS voelde hij zich thuis. In 1903 kon hij nog niet voorzien dat de spoorwegstakingen zouden leiden tot een diepgaand debat over vakbondstactiek en -strategie. Het syndicalisme verzwakte en de moderne vakorganisatie kreeg de wind in de zeilen mee.

Harry Peer

Bronnen:
- A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland. Leiden 1935.
- G. Harmsen en B. Reinalda, Voor de bevrijding van de arbeid. Nijmegen 1975.
- E. Hueting, Fr. de Jong Edz., R. Neij, Naar groter eenheid. De geschiedenis van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen 1906-1981. Amsterdam 1983.
- J.A. Faber (red.), Het spoor. 150 jaar spoorwegen in Nederland. Utrecht/Amsterdam 1989.
- H. Peer, Historisch mozaïek van de FNV. Bentveld 1990.
- Tentoonstelling over de Spoorwegstakingen in De Burcht, Nationaal Vakbonds Historisch Museum te Amsterdam.