nr. 112
apr 2003

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Personeelscollectieven - de balans wordt opgemaakt

Ingeslapen, slapen of waken?

Acties op het spoor kunnen moeilijk iemand ontgaan, vroeger niet en tegenwoordig niet. In het begin van deze eeuw deed zich een nieuw, veel besproken - geprezen en verguisd - fenomeen voor: de personeelscollectieven. In Solidariteit is daar eerder over geschreven, de nummers 100 tot en met 102, maart, mei en juni 2001. Toen functioneerden ze nog, nu slapen ze. Ingeslapen of in een permanente waaktoestand?

In nummer 100 schreef machinist Peter Reenalda: "We knokken op drie fronten: tegen de neoliberale politiek, een directie die koste wat kost de macht van de collectieven wil breken en een bond die niet verder kan komen dan 'rust en vrede in de tent'." Hij onderstreepte dat door aanwezig te zijn op de werkvloer, de collectieven deden wat de bond naliet. Hij sloot niet uit dat ze tot een landelijke structuur zouden komen.

Met deze opvattingen in ons achterhoofd zijn we een aantal mensen langsgegaan. Bereidheidwilligheid was er genoeg, maar één machinist wilde liever anoniem blijven ("ik heb al een slechte naam") en een hoofdconducteur mag slechts opgevoerd worden als kaderlid van de vakbond VVMC in verband met een spreekverbod dat NS hem oplegde; op overtreding zou ontslag volgen. Echt liefdevol zijn de arbeidsverhoudingen dus nog niet.

Ongrijpbaar

De jarenlang opgebouwde onvrede bij het rijdend personeel veronderstellen we maar als bekend. Veel daarvan kan worden samengevat in de spottende kritiek op wat de directie Bestemming Klant noemde: Bestemming Beurs of Bestemming Winst. Over dat bestemmingsplan waren de directie, bonden en ondernemingsraad het in 1999 eens geworden. Dus richtten velen hun onvrede ook op de bonden. Volgens kaderlid van de VVMC, Kees Meeuwsen was "de vorming van de collectieven de enige manier om het personeel te verenigen". In standplaats Zutphen werd na het al langer bestaande Amsterdamse machinistencollectief de kop genomen. Van de 150 machinisten en conducteurs verenigden zich er 122 in een collectief. Daarna volgde in hoog tempo de uitbreiding naar dertien stuks over het gehele land. Roel Berghuis, die in september 2000 bestuurder werd bij FNV Bondgenoten beschrijft nu de situatie als volgt: "Bij mijn komst bleek er geen vertrouwen in de bond te zijn. De bond was zijn positie kwijt. De directie zocht draagvlak voor haar Bestemming Klant. De bond probeerde toen een slecht verhaal mooi te verkopen."

Behalve dat de personeelscollectieven van onderop werkten en dat bovendien eensgezind en gezamenlijk deden, lag hun kracht in hun op actie gerichte handelen en vooral in hun ongrijpbaarheid. Lokaal georganiseerd, werd er landelijk overlegd en gedacht. Informeel en direct, per e-mail en gsm. Allerlei stukken, maar ook ervaringen in grote en kleine gebeurtenissen gingen razendsnel rond. Hierdoor werd gebroken met bestaande procedures, bureaucratische vertragingen en interne machtsspelletjes. En anders dan heel wat buitenstaanders aannamen, opereerden de leden van de collectieven binnen de bonden, Zij beschouwden zich als 'kartrekkers' van zowel de collectieven als de veranderingen in de bond.

De hemel

Zonder aarzeling schrijven de mensen die we gesproken hebben, de aftocht van de marktbeluste en arrogante directie en het ondernemersbolwerk van de Raad van Commissarissen op het conto van de personeelscollectieven. Maar dat niet alleen. Grote delen van de directieplannen en het beruchte 'rondje om de kerk' zijn van de baan. Dick van der Meulen, machinist en initiatiefnemer van het Zutphense collectief: "Uiteindelijk is na veel gedoe de ondernemingsraad met een productiemodel gekomen: Lusten en Lasten. Ik beschouw dat als de overgang van de hel naar de hemel. Vóór het rondje om de kerk kende ons werk veel variatie met ongeveer 75 procent van de ritten buiten de regio. Het rondje kwam neer op 23 procent en nu komen we op ongeveer de helft. We hebben dus niet alles binnengehaald, maar de nieuwe roosters zorgen weer voor meer vrijheid in het werk." Kees Meeuwsen, kaderlid van de VVMC, is het daarmee eens, maar volgens hem had er nog meer in gezeten. "In de periode voordat deskundigen en bemiddelaars van buiten werden aangetrokken, die overigens faalden, hadden we veel steun van het publiek en uit de politieke wereld. De ruziemakende bonden en bestuurders verziekten ons gunstige imago en niet de leden onderling." Marcel Grobben, als 'senior planner' werkzaam bij NS Reizigers, is positiever over de resultaten. "Ons uitgangspunt was een einde te maken aan de procesvereenvoudiging, dat wil zeggen de afname van de variatie in het werk en het voorsorteren van het rijdend personeel ten dienste van een private aanbesteding. Klaar ben je nooit, maar we hebben de misstanden naar buiten gebracht en er voor gezorgd dat de verzelfstandiging van de NS weer op de politieke agenda staat. Sindsdien staat privatisering in een kwade reuk." John Martens, machinist en actief in het Utrechtse collectief, sluit zich daar bij aan. "Veel reizigers begrijpen inmiddels dat de onzinnige verzelfstandiging en opsplitsing van het bedrijf, let wel door falend overheidsbeleid, verantwoordelijk zijn voor het slechte onderhoud, onveilige situaties, treinuitval en gebrekkige dienstverlening."

Nieuwe wind

Minstens zo positief zijn onze gesprekspartners, die op Kees Meeuwsen na lid zijn van FNV Bondgenoten, over de verandering binnen de bond. Tenminste waar het de sector van het spoor betreft. Dick van der Meulen: "De bestuurders hebben veel geleerd. Er is een andere manier van bondswerk ontstaan. De verhoudingen zijn open getrokken en er wordt naar ons geluisterd." John Martens: 'Wij hebben er voor gezorgd dat er een nieuwe wind in de bond waait. De bond heeft weer een positie." Marcel Grobben: "Binnen de bond is duidelijk gemaakt dat het beleid door de leden gemaakt moet worden en niet door bureaucraten op de hei, in het bos of de ivoren toren. Er is een omslag gemaakt, we hebben wat te zeggen en te beslissen." Roel Berghuis: "Kaderleden hebben nu een meer autonome rol. Als we op deze weg doorgaan, verwacht ik niet dat de collectieven nodig zijn. Dat zal echter direct veranderen, wanneer we weer als een koninkrijkje gaan functioneren, opnieuw de communicatie verstopt raakt, de vrijheid van spreken afneemt en de kritiek anoniem wordt. De verhoudingen zijn broos, dat wel."

Met één klap

Op deze manier teruggeblikt, lijken de personeelscollectieven zichzelf overbodig gemaakt te hebben. Ze waren dus niet, zoals bijvoorbeeld Reenalda in de hitte van de strijd hoopte, de aanzet tot een blijvende kritische stroming binnen de bond met een mogelijk landelijk karakter. In die zin zijn de debatten echter niet of nauwelijks gevoerd. Zoals wel meer gebeurd, werd eerder gedacht aan afsplitsing. Dick van der Meulen: "Op een bijeenkomst in Zutphen is serieus gesproken over de mogelijkheid van een nieuwe bond. Dat zou betekenen dat een bestuur gekozen moest worden, statuten gemaakt en overal voor vertegenwoordigingen gezorgd. Dat zagen we niet zitten. Onze kracht lag in het informele, het ongrijpbare en het directe optreden. Een grote organisatie als de FNV met deelname aan de SER enzovoort, zouden we toch niet kunnen opbouwen. De beslissing om te stoppen was juist, omdat we een reguliere bond hebben en met nog één erbij zou de directie in de handen wrijven." Kees Meeuwsen, kaderlid VVMC, is het daar wel mee eens. "Een nieuwe bond zou verdeeldheid brengen. Bovendien waren we op een gegeven moment doelwit voor intimidatie en ontslagdreigingen. Voor de televisie bij Buitenhof noemde een politicus van D66 ons 'raddraaiers die ontslag verdienden'." John Martens houdt een beetje een slag om de arm. "Het netwerk van de collectieven is volledig intact en nog steeds wisselen we allerlei berichten en nieuws uit. Ik weet niet wat de toekomst van de collectieven is. Het begrip 'collectief' is van iedereen en niemand. Wie weet, pakken morgen mensen het op in een bedrijf, stad of straat en dan spreken we bijvoorbeeld van een straatcollectief."

De machinist die anoniem wenst te blijven geeft de volgende samenvatting: "Ons doel is bereikt en in de bestaande bonden moeten we verder gaan. Doorgaan zou niet geaccepteerd worden door onze collega's, ze kijken niet bepaald uit naar het zoveelste groepje of bondje dat een marginale rol zou spelen. Een nieuw bond of een definitieve structuur binnen de bond is nooit de bedoeling geweest."

Na deze samenvatting trekken we kennelijk geen overtuigd gezicht, want de machinist vervolgt: "Op een gegeven moment hebben we ons formeel opgeheven, de bemiddelaars vroegen daar om en hun poging leek onze kant op te gaan. In werkelijkheid gingen we door, wel stonden onze websites op zwart. Komt echter opnieuw de nood aan de man, bij NS of binnen de bond, dan zeg ik altijd maar 'met één klap tegen onze pc's staan de personeelscollectieven op uit hun slaap'."

Roland Siebe