nr. 68 juli 1995 |
Solidariteit
Gesprek met Henny Zwart over 'Er waren er die NIET gingen''Duizenden Indonesië-weigeraars'In april verscheen het boek van Henny Zwart 'Er waren er die NIET gingen' over de nederlandse soldaten die vlak na de Tweede Wereldoorlog weigerden mee te doen aan de koloniale oorlog in Indonesië. "De werktitel 'De moed van de enkeling', die ik voor mijn boek had bedacht, werd door de weigeraars al meteen afgewezen. Zonder uitzondering zeiden zij: 'we waren niet met enkelen, we waren met duizenden'. En ze hadden gelijk", vertelt Henny. Sinds 1984 maakt zij deel uit van de redaktie van Solidariteit. En hoewel zij niet graag op de voorgrond treedt, wil zij in haar 'eigen' blad graag vertellen waarom zij het boek schreef."TOEN INDONESIË-WEIGERAAR Fred Bergfeld mij twee jaar geleden namens de stichting Erkenning Indonesië-weigeraars vroeg of ik een boek over hen wilde schrijven, vroeg ik mij af of ik dat wel moest doen. Het was al zo lang geleden. Maar Fred overtuigde mij er van dat het onderwerp belangrijk genoeg is en dat er al zo veel in de vergetelheid raakt. En ik kan je wel zeggen dat, hoe meer ik over het onderwerp las, hoe meer ik er door gegrepen werd." Door de opdracht voor dit boek kwam bij Henny de herinnering weer boven aan haar tante Katrien, die in 1947 de geheimzinnige figuur 'Jan Kelly' in huis kreeg. Henny: "Elke avond gingen de gordijnen dicht en ik mocht met niemand over de onderduiker uit Drenthe praten. Hij bleek Indonesië-weigeraar te zijn en door diskussies met hem kwam ik veel te weten over de nederlandse koloniale oorlog in Indonesië. Die kennis gebruikte ik weer in diskussies voor het gebouw van CPN-krant 'de Waarheid' aan de Keizersgracht, waar elke dag groepjes mensen stonden te praten. Daar werkte ik in die tijd vlakbij in een atelier. Als veertienjarige heb ik nog gedemonstreerd voor de vrijlating van weigeraar Piet van Staveren en de Schoonhovenjongens." RazziaasVanaf het moment dat Henny aan het boek begon, bleek dat ze minder wist dan ze dacht van de 'politionele acties', zoals de oorlog in Indonesië door de toenmalige regering van Beel en Drees werd genoemd. "Mij bleek al snel dat er veel meer weigeraars waren geweest dan algemeen werd aangenomen. In het begin ging het wel om tienduizend dienstplichtigen. Alleen door scherpe intimidatie en vervolging ging dat aantal omlaag. Maar toch hielden nog altijd zo'n vierduizend jongens hun weigering.vol. En dat heeft ze hun hele verdere leven achtervolgd." Al voordat de eerste boot in september 1946 naar Indonesië vertrok, waren er al veel dienstplichtigen die niet van hun inschepingsverlof naar de kazernes terugkeerden. In het boek vertelt Fred Bergfeld dat in het noorden van het land hele slaapzalen leeg bleven. "Toen dat bekend werd, hield de militaire politie gewoon razziaas. Duizenden jongens werden door de MP, al dan niet met steun van de gewone diender van huis gehaald. Ze wilden niet maar moesten terug naar de kazerne, in afwachting van hun verscheping naar Indonesië", aldus Bergfeld. Henny: "Uit gesprekken die ik had blijkt overigens dat de dorpsagenten, vooral in de kleine gemeenten in het noorden, in die tijd weleens een oogje dichtdeden als het ging om opsporing van onwillige soldaten. Maar in het algemeen was Militaire Zaken heel fanatiek. Later werden zelfs ouders van ondergedoken soldaten berecht en veroordeeld, omdat ze hun zoon hadden geholpen In die rechtszaken eiste de burgerlijke rechter dan gevangenisstraf, die pas in tweede instantie werd omgezet in een geldboete. En die geldboetes waren niet mis, zeker in die tijd niet waarin veel mensen zo arm waren als de mieren." De wijd verbreide armoede in de tijd van de geleide loonpolitiek speelde volgens Henny ook een belangrijke rol in de massale weerzin tegen de koloniale oorlog. Al in 1946 staakten bijvoorbeeld in Amsterdam 30.000 mensen tegen de eerste troepenzending. "Vlak na de oorlog werkten mensen in een werkweek van 48 uur voor een hongerloon. Door het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen lagen de lonen aan banden, maar waren de winsten en prijzen vrij. Per dag kostte die oorlog tussen de twee en drie miljoen gulden, het verzet tegen de oorlog was dan ook vrij massaal. 'Honger, kou en geen hemd aan je lijf, maar wel miljoenen uitgeven om 'ons Indië' te houden', zo stelt een weigeraar in mijn boek. In de eerste NIPO-peiling in 1946 sprak 41 procent van de mannelijke bevolking en 44 procent van de vrouwen zich uit tegen het zenden van troepen naar Indonesië. Van de mannen gaf 9 procent aan 'geen mening' te hebben, bij de vrouwen was dit 20 procent", zo licht Henny toe. SchoonhovenVoor het schrijven van haar boek kreeg Henny een groot deel van het archief van het Landelijk Actie Comité Schoonhoven (Lacs). Dit komitee werd in oktober 1949 opgericht na een afscheidsbezoek van ouders aan het Depot Nazending Schoonhoven. In dit heropvoedingskamp kwamen bijna alle Indonesië-weigeraars terecht als ze gepakt waren. In Schoonhoven kregen de weigeraars drie maanden de tijd om op hun 'dwaling' terug te komen. Na allerlei vormen van intimidatie werden velen van hen, desnoods geboeid, alsnog ingescheept voor Indonesië. In 1953 ontmoette Henny al de 'Schoonhovenjongen' Dick Kopjes Nieman tijdens haar werk als kantoorbediende bij de Eenheids Vakcentrale (EVC). Deze Indonesië-weigeraar, die toen net was vrijgelaten, komt in het boek ook aan het woord. Enkele van de brieven die het Lacs ontving van ouders en vrouwen van weigeraars nam Henny op in haar boek. "Het zijn stuk voor stuk getuigenissen van mensen die tegen gewapend optreden in de kolonie waren. De briefschrijvers, meestal vrouwen, wijzen op tal van zaken die indertijd van belang waren. Zoals de berechting van oorlogsmisdadigers: 'alleen de kleine NSB-ertjes zitten nog vast'. Of de eis van twee gulden vijftig loonsverhoging waarvoor gestaakt werd: 'Maar de regering staat dat niet toe, terwijl de heren zelf duizenden te verteren hebben, de belastingen steeds hoger worden en het leven duurder. Wel kanonnen, geen boter.' Een verzetsweduwe uit Zutphen schrijft dat ze er erg over inzit dat haar dienstweigerende gevangen genomen zoon aangeboden is om in de kolenmijnen te gaan werken. 'Omdat zij onze jongens gelijk stellen met SS-ers. Want hun plaatsen moeten zij innemen. Volgende week komen er weer een aantal SS-ers vrij. Ik begrijp wel dat onze jongens graag willen werken, want de gevangenis is verre van leuk. Ik heb er in de oorlog zelf in gezeten. Twee kinderen heb ik toen achter moeten laten, een van drie en een van elfjaar'." In het boek komen niet alleen de vrouwen als moeders en echtgenoten van de weigeraars aan bod, maar ook en vooral als aktivistes tegen de koloniale oorlog en als voortrekkers van steunkomitees voor de weigeraars. 1996Net als Wim Wertheim, emeritus hoogleraar niet-westerse sociologie, in zijn voorvoord van het boek, is Henny ook verontwaardigd over het eerste officiële staatsbezoek dat koningin Beatrix in augustus aan het Indonesië van diktator Suharto zal brengen. 'Er waren er die NIET gingen' kan in de golf van publiciteit die dan weer losbarst over ons oorlogsverleden een belangrijke rol spelen bij een minder eenzijdige beoordeling van de 'politionele acties'. Henny: "De staking van september 1946 zie ik een beetje op hetzelfde nivo als de Februaristaking. Nergens in de wereld is zo'n grote staking georganiseerd tegen een koloniale oorlog. Vijftig jaar later mogen we ook wel eens aandacht besteden aan die belangrijke daad van verzet." Jeroen Zonneveld |