nr. 75
okt 1996

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Eén van de oprichters van Solidariteit - Rein van der Horst

"Ik geloof niet in sociaal-demokratiese illusies"

Rein van der Horst (76) is één van de pioniers van het vakbondsblad Solidariteit. in 1982 pleitte hij in het toenmalige progressieve weekblad "De Nieuwe Linie" voor de vorming van een strijdbare stroming binnen de vakbeweging. Vervolgens maakte hij aktief deel uit van de initiatief-groep die probeerde een onafhankelijk en krities vakbondsblad op te richten. Die poging slaagde uiteindelijk na een druk bezochte landelijke bijeenkomst in een gebouw van scheepswerf De Schelde te Vlissingen. Vanaf het 0-nummer, in maart 1983, is Rein lid van de redaktie van dit blad. Hoe is dat zo gekomen? In dit nummer het eerste deel van zijn drijfveer.

Bij de "openhartige en potige Hagenaar", die Igor Cornelissen ooit in "Van Zwolle naar Brest-Litowsk" van hem maakte, krijg je het beeld van een bouwvakker of een havenarbeider. Rein blijkt in werkelijkheid echter een kwieke kantoorbeambte te zijn geweest. Op zijn 52e moest hij de exportdivisie van Akzo wegens een hartinfarct verlaten. Maar ook als WAO-er bleef hij zich roeren in de Industriebond FNV en in zijn politieke organisatie: na de PSP was dat Proletaries Links, dat later Internationale Kommunistenbond en nog later Socialistiese Arbeiderspartij werd. Hoewel hij nu met zijn vriendin Rein rustig, even buiten Hoorn, middenin de polder woont, maakt hij zich nog steeds druk over de onvermijdelijke en broodnodige maatschappij-verandering. Op dit moment legt hij bijvoorbeeld de laatste hand aan een boek over de noodzaak van een nieuwe (sociaal-demokratiese) arbeiderspartij. Rein: "Volgens mij is de nederlandse arbeidersklasse (sommigen vinden dat een ouderwetse term, maar naar mijn mening maakt iedereen die in loondienst is deel uit van de arbeidersklasse, of je nou een bankbediende bent of bij een supermarkt werkt) in de loop van de jaren zonder politieke vertegenwoordiging komen te zitten. De PvdA is dat niet meer. Dat houdt mij bezig. Ik hoop dat daar verandering in komt en via mijn boek denk ik daar een bijdrage aan te leveren. Kijk, ik ben nog steeds niet van m'n geloof afgevallen. Ik geloof nog steeds niet in sociaal-demokratiese illusies omtrent een evolutionaire weg naar het socialisme. Al zestig jaar ben ik erachter dat dit niet klopt. In de loop van de jaren ben ik daar alleen maar in gesterkt."

Blootje

Je organiseren in de vakbond en in een politieke partij, dat is hem met de paplepel ingegoten. "Als je ging werken, werd je lid van de bond. Dat was toen de gewoonste zaak van de wereld", vertelt Rein in een gloedvol betoog. Beide ouders waren voor de oorlog aktief lid van de SDAP en de VARA. Rein: "Wij woonden met vier kinderen in de Haagse Spoorwijk, een echte arbeiderswijk. Mijn vader was als opperman en steigerbouwer lid van de bouwarbeidersbond. Hij stamde uit een miljeu van katholieke brabantse keuterboertjes. Mede onder invloed van zijn schoonvader brak hij na een konflikt met de katholieke kerk. Mijn moeder was huisvrouw en tegelijkertijd aktief in de bond van sociaal-demokratiese vrouwenclubs. Zij kwam uit een echt rood nest, meteen Vader die als meubelmaker scheepsbetimmeringen maakte. Hij was zo rood als een kreeft en liep bij demonstraties altijd voorop met een rode vlag."

Ook op andere gebieden waren Rein's ouders vooruitstrevend. "Zij luisterden 's avonds om elf uur op de radio naar de sexuele voorlichting van dokter Premsela. Er waren bij ons thuis niet zoveel taboes en wij groeiden op in een vrijzinnige sfeer. Bij het omkleden op het stille scheveningse strand ging mijn moeder ook rustig in haar blootje staan. In 1928 waren mijn ouders de eersten in de buurt met een radio. Daarom kwamen er altijd mensen over de vloer om naar de VARA te luisteren. Daaronder waren ook veel kollegaas van mijn vader, klassebewuste arbeiders waar ik veel van opgestoken heb. Nadat Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht was gekomen, hadden wij al snel een brochure in huis over het koncentratiekamp Oranienburg.

Bovendien kregen we voortdurend politieke vluchtelingen over de vloer, die werden doorgesluisd naar veilige onderkomens in het buitenland. De verhalen van die mensen hadden veel invloed op mijn politieke vorming. Gekombineerd met de ontwikkelingen binnen de SDAP zelf, raakte ik met mijn politieke overtuiging steeds meer links van de SDAP verzeild. Regelmatig waren er anti-fascistiese demonstraties, waar Koos Vorrink onder anderen sprak. Dan zeiden we als AJC-ers onder elkaar: 'let op, daar komt het historiese moment'. Want Koos Vorrink begon zijn toespraak altijd met: 'Op dit histories moment...' Dat waren altijd heel demagogiese verhalen."

Natuurpoëzie

Op zijn achtste werd Rein al opgenomen in de Rode Familie via de Jonge Pieterjellen (naar Pieter Jelles Troelstra) van de Nederlandse Arbeiders Sportbond. Daarnaast werd hij lid van de kinderafdeling van de Stem des Volks: de Kleine Stem. "Het ging hier meer om natuur-poëzie dan om strijdliederen. Nog steeds vind ik het leuk om af en toe wat te zingen, zoals 'Hoog op de gele wagen', af en toe tot wanhoop van mijn huisgenote. Tegenwoordig wordt er nog maar heel weinig gezongen. Mijn kleinkinderen vinden het heerlijk als ik kom, omdat ik zoveel liedjes ken. Op de scholen doen ze nog maar zelden iets aan zingen. De manier waarop het onderwijs nu georganiseerd is, daar krijg ik af en toe tranen van in mijn ogen. In de grondwet staat dat onderwijs een zorg is van de regering, maar ik heb eerder het idee dat het de regering een zorg zal zijn. Het moet zoveel mogelijk op een koopje. Op verschillende punten heb ik zelf in de jaren twintig beter onderwijs gehad dan de kinderen van nu. In mijn tijd was het reken- en taalonderwijs bijvoorbeeld veel beter. Je vindt nu zelfs akademici die geen zin foutloos kunnen schrijven. Maar misschien idealiseer ik mijn eigen tijd een beetje en ben ik een oude konservatief."

Leninisties

Toen Rein twaalf werd, mocht hij lid worden van de Rode Valken van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Al bij het afleggen van de Rode Valkproef deed hij zijn eerste ervaring op met politieke meningsverschillen. "Als je deze proef met goed gevolg had afgelegd, mocht je een rode das dragen. De proef ging onder andere over de Rode Valkenwet. Dat waren een stuk of twaalf artikelen. Het eerste luidde bijvoorbeeld: 'Wij Rode Valken voelen ons deel van de strijdende arbeidersklasse.' Dat was in die tijd nogal radikaal, later helemaal. Een ander artikel stelde: 'Wij Rode Valken hebben respekt voor onze leiding.' In reaktie daarop maakte ik duidelijk dat, als de arbeidersklasse ooit de macht in de maatschappij wilde veroveren, zij daarvoor een goede leiding nodig heeft en dat zij dan ook naar die leiding moet luisteren. Nou, dat werd me niet in dank afgenomen. Achteraf heb ik begrepen dat de Rode Wachten, die de proef afnamen, dat veel te leninisties vonden. In die tijd was al de omslag in de SDAP aan de gang van maatschappijhervorming naar maatschappijaanvaarding."

De Haagse AJC-afdeling was vrij links en had een sterk proletaries karakter met leden uit arbeiderswijken als Spoorwijk, Laakkwartier, Schilderswijk en Rijswijk. Rein herinnert zich in dit verband nog het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1938. "Het hoofdbestuur van de AJC stelde voor om mee te doen aan de zanghulde voor de koningin. Maar de afdeling Den Haag lag dwars en verdomde het. Landelijk sekretaris Wim Thomassen, die later nog burgemeester van Rotterdam werd, kwam daarop naar Den Haag om ons om te praten. Dat lukte echter niet. Ook een tweede vergadering met Thomassen hielp niet. Wij deden niet mee."

Retourbrood

Voor het gezin Van der Horst was het vaak armoe troef, vooral toen de bouw vanaf 1932 stil kwam te liggen. Rein: "Mijn vader had af en toe nog wel eens een klusje, maar het grootste deel van de tijd leefden we van de steun. Toch wisten mijn ouders op de één of andere manier de touwtjes aan elkaar te knopen. 's Zaterdags hielp mijn vader vaak op de markt aan de Herman Costerstraat. Dan kwam hij 's avonds met tassen vol groente en fruit thuis. Van het slachthuis bekwamen we voorwaardelijk goed gekeurd vlees, oftewel 'vrijbankvlees'. Brood haalden we bij bakkertje Bos. Dat was zogenaamd 'retourbrood', dat aan het eind van de dag overbleef. Voor de helft van de prijs kon je dat kopen. In Rijswijk hadden we bovendien een tijdje een volkstuin. Met de steun van familieleden kwamen we zo de krisis door."

Tot augustus 1940 bleef Rein lid van de AJC. Toen drong de NSB-er Rost van Tonningen aan op een fusie van de AJC en de Nationale Jeugd Storm. De AJC weigerde echter en hief zichzelf op. "Aan die acht jaar AJC heb ik toch hele goede herinneringen. Later heb ik me nog wel eens geërgerd aan het boek van Ger Harmsen, "Rode en blauwe jeugd". Hij vertelt niet per se onjuiste dingen, maar hij laat een heleboel weg. Mijn indruk is dat hij zijn gegevens met name gebaseerd heeft op de afdeling Amsterdam. En die werd sterk overheerst door jongeren uit Zuid, rond de Apollolaan. Dat waren andere types dan we in Den Haag in de afdeling hadden. Over proletariese afdelingen, zoals Den Haag en Rotterdam, vind je weinig bij Harmsen. De afdeling Amsterdam werd meer overheerst door de arbeiders-elite daar. En dat lag ons niet zo."

Openbaring

In 1938 ontmoette hij Herman Drenth, die later nog voor de PvdA in de Tweede Kamer heeft gezeten. "Drenth gaf mij het boekje van Herman Gorter: 'Het historisch materialisme voor arbeiders verklaard'. Dat was voor mij een openbaring, alles viel ineens op zijn plaats. Ik had me wel vaker afgevraagd waarom de één arm was en de ander stinkend rijk. Mijn rechtvaardigheidsgevoel kwam daartegen in opstand. Maar ik kon het niet verklaren. Dankzij dat boekje van Herman Gorter kreeg ik het mechaniek van de kapitalistiese maatschappij door. Dat ben ik nooit meer kwijt geraakt. Eén van de eerste dingen die ik later, in 1972, in Proletaries Links deed, was erop hameren dat we dit boekje opnieuw zouden uitgeven. Dat bleek een gouden greep te zijn."

In die tijd kwam Rein ook in kontakt met leden van de Leninistische Jeugdgarde, de jongeren-organisatie van de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). "Via zijn zoons Willy en Andries kwam ik toen ook bij Willem Dolleman thuis. Als marxisties theoretikus heb ik hem altijd hoger aangeslagen dan Henk Sneevliet. Ik vind het jammer dat er nooit een biografie over Dolleman gemaakt is. Willem was broodbakker en hij wist niet alleen ontzettend veel van het marxisme, maar hij had ook de gave om het over te brengen. Hij schreef hele goede artikelen in "De Nieuwe Fakkel", het blad van de RSAP. Eigenlijk voelde ik me politiek-theoreties thuis bij de RSAP. Maar ik kon geen keus maken tussen de SDAP en de RSAP. Ik voelde me namelijk ook erg aangetrokken tot de massabeweging. Voordat ik dit dilemma had opgelost, brak de oorlog uit."

Kelders

Na de duitse inval in mei 1940 zag Rein plotseling hele strijdbare mensen angstig hun boeken en vlaggen verbranden. Maar ik had makkelijk praten, ik was vrijgezel en hoefde niet aan mijn gezin te denken. Samen met mijn latere vrouw Thea Bloemsma werd ik in de zomer van 1940 benaderd of ik de "Brieven aan een sociaal-democraat", naar later bleek van Henk Sneevliet, bij ons in de buurt in de brievenbussen van sociaal-demokraten wilde stoppen. Dat deden we en zo zijn we het illegale werk van het Marx-Lenin-Luxemburg Front (MLL-Front) ingerold. Tot in 1942 de leiding, waaronder Henk Sneevliet en Willem Dolleman, werd opgerold en geëxekuteerd."

Al eerder woedde er in het MLL-Front een strijd tussen de trotskistiese vleugel en de Bond van Revolutionair Socialisten (BRS). Een van de meningsverschillen ging over de houding tegenover de vakbeweging. Rein: "De trotskisten vonden dat je moest deelnemen in de grote reformistiese vakbeweging. De BRS voelde daar niks voor, zij wilden niet afdalen in de kelders van de reformistiese vakbeweging. Na de moord op de leiding van het MLL-front brak deze Organisatie in tweeën. Ik ging mee met de trotskistiese vleugel die zichzelf omdoopte tot Comitee van Revolutionaire Marxisten (CRM). Van het CRM hebben we ook een haagse afdeling opgericht. Samen met Thea Bloemsma, waarmee ik in 1942 trouwde, ben ik in deze groep aktief geweest."

Tijdens de oorlog werkte Rein bij de burgerlijke stand in Den Haag. "Toen in april 1943 de duitsers de nederlandse dienstplichtigen opriepen terug te keren in krijgsgevangenschap, rolde er een golf van stakingen over het land. Ook ik riep bij het bevolkingsregister kollegaas op in staking te gaan. Dat lukte voor één dag. Er volgden op dat moment geen represailles van de duitsers. Maar na mei 1945 heb ik er wel last mee gekregen."

In november 1944 werd Rein tijdens een razzia opgepakt en naar een werkkamp in Elten getransporteerd. "Daar moesten we loopgraven bouwen. Het was koud, we hadden nauwelijks kleren en we hadden honger. In februari 1945 ben ik in de grote verwarring die toen heerste ontsnapt. Ik woog toen nog amper 50 kilo."

[wordt vervolgd]

Jeroen Zonneveld

Literatuur over MLL-Front en CRM, onder meer twee publikaties van Wim Bot:
* Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog. Het Marx-Lenin-Luxemburg Front juli 1940-april 1942, (Uitgeverij Syndikaat, 1983).
* Generaals zonder troepen. Het Comité van Revolutionaire Marxisten zomer 1942-mei 1945 (Uitgeverij Syndikaat, 1986).
Rein van der Horst legt uit bij de presentatie van "Laten we de vakbeweging uitdrijven"; 12 april 1989 Amsterdam - foto Anne Vaillant

Foto bij artikel 'ik geloof niet in sociaal-demokratiese illusies' nr.75Foto Presentatie "Laten we de vakbeweging uitdrijven?"