nr. 75
okt 1996

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Vakbeweging en politiek - een gesprek met Jelle Visser

"Ik mis het politieke debat in de vakbeweging"

"De problemen van de Partij van de Arbeid en in het algemeen van de linkse politiek lijken me groter dan die van de vakbeweging. Het partijmodel - steunend op organisaties als de vakbeweging - is achterhaald en het erfgoed van de sociaal-democratie, de staat als korrigerende instantie van de markt, verliest aan betekenis. De toekomst van de vakbeweging als organisatie lijkt me wel verzekerd, ook al zie ik een verschraling van de inhoudelijke diskussie. Bonden moeten blijven werken aan hun rol als 'countervailling power', een tegenmacht gebaseerd op solidariteit en krities ten opzichte van het wereldkapitalisme."

We praten over de verhouding 'politiek' en vakbeweging met Jelle Visser, als arbeids- en organisatiesocioloog onder andere werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, schrijver van vele artikelen over de (internationale) vakbeweging en mede-auteur van "De vakbeweging na de welvaartstaat" (Van Gorcum, 1995).

Emancipatie

Hoe zie je de huidige relatie tussen de vakbeweging en 'de politiek'?

"Ik stel me daarbij twee vragen. Moet de vakbeweging aan politiek doen? Antwoord: ja. Alle kwesties van arbeid en inkomen hebben een politieke kant, dus is het verstandig dat de vakbeweging alle demokratiese, politieke partijen tracht te beïnvloeden. Tweede vraag: zit er toekomst in het model van het verleden? Antwoord: nee. Daarbij doel ik op de nauwe band met één politieke partij, zoals voorheen tussen NVV en PvdA en NKV en KVP. Die ontwikkeling is afgesloten, niet alleen in Nederland, maar ook in landen om ons heen. Zelfs in een land als Zweden, waar dat model bij uitstek goed heeft gefunktioneerd, is het kollektief lidmaatschap van vakbondsleden van de zweedse sociaal-demokratiese partij afgeschaft. De banden worden steeds meer doorgesneden en losser. Je kunt dat betreuren, maar je kunt 't ook zien als een vorm van emancipatie. Leden van bonden zijn tegenwoordig voldoende ontwikkeld, goed geïnformeerd en maken zelf hun keuzen. Ze zitten niet te wachten op bijvoorbeeld een stemadvies, hun stemgedrag is diffuser. Voor zaken op het terrein van de arbeid zouden ze kiezen voor de PvdA of GroenLinks. Maar op grond van andere onderwerpen, bijvoorbeeld euthanasie, kiezen ze dan toch voor een partij als het CDA."

Is dit alleen een proces van scheiding of is de sociaal-democratie aan het schuiven gegaan en heeft de vakbeweging niet veel meer te verwachten van de PvdA?

"De Partij van de Arbeid als natuurlijke bondgenoot van de vakbeweging bestaat niet meer. Dat is een winst en een verlies. Winst, omdat de vakbeweging niet alleen maar gericht is op de PvdA of GroenLinks, haar politieke oriëntatie is verbreed en ze is onafhankelijker. Verlies, omdat de oren van de politieke partijen, ook van de PvdA, nogal eens verstopt zitten. Parlementariërs en bestuursleden van partijen blijken heel weinig te weten van de wereld van de arbeid en in het algemeen van de arbeidsverhoudingen. Door hun veelal ambtelijke karrière kost het veel moeite de standpunten van de vakbeweging te laten doordringen; denk maar eens aan de WAO-kwestie. Dat betekent, volgens mij, dat er een heroverweging bij de vakbeweging zou moeten plaatsvinden. Wat zijn nou eigenlijk onze taken, waarin zijn we sterk en vooral wat kunnen we zelf? Met name de nederlandse vakbeweging heeft lange tijd zwaar geleund op de politiek en heeft weinig bereikt op het punt van de zelf-organisatie. Voorzover ik dat kan waarnemen, begint dat proces heel langzaam op gang te komen."

Aanwezigheid

Welk proces? Meer tegenspel bieden aan bijvoorbeeld de, door de politiek gesteunde, flexibilisering van de arbeid?

"Voor tegenspel moet je over macht beschikken. Heb je die niet, dan kan je wel tegenspel bieden, maar kom je in de hoek van de verliezer. We moeten gewoon vaststellen dat een vakbeweging die ongeveer 25 procent van de markt organiseert, geen macht kan zijn. Te meer daar de bolwerken van de vakbeweging zijn verdwenen of aan het verdwijnen zijn; denk aan Hoogovens, sommige transportsektoren en de gemeenten. De kurk waar de vakbeweging op dreef, is smal geworden en dat brengt bestuurders in de positie de afkalving enigszins te reguleren. Verder zien we dat de bonden zwak vertegenwoordigd zijn op de plekken waar de nieuwe arbeid aan het ontstaan is; in dienstensektoren, kleine bedrijven en waar kontrakten gesloten worden buiten de CAO om. Dan kom je er niet met 'nee' te zeggen, maar moet je een alternatief bieden. Om daarmee te beginnen, moet je op die plekken aanwezig zijn en daar zijn de bonden nu mee bezig. Dit moet gepaard gaan met goed nadenken over wat flexibilisering inhoudt. Voor verschillende groepen leden is dat heel verschillend. Er is een slinkende groep oudere werkenden, soms nog éénverdieners, die bij verlies van hun vaste baan weinig kans hebben op nieuw werk en zeker niet van het oude nivo. Ben je ouder dan veertig, dan is het vaak een kwestie van 'blijven zitten waar je zit'. Een andere groep, ongeveer de helft van de leden, heeft niet zulk leuk werk meer, het is onzeker en vaak ongeregeld: de nieuwe werkgelegenheid. Die twee groepen adekwaat bedienen, dat is het probleem waar de bonden voor staan. De ene groep behouden, de andere niet verwaarlozen en ook nog nieuwe leden winnen. De duitse vakbeweging met een sterkere positie in de bedrijven heeft deze ontwikkeling nog kunnen tegenhouden, maar zal er ook aan moeten."

Scholing

Een sterke bond binnen de bedrijven en instellingen is nodig en al vaak bepleit, maar af en toe lijkt het wel alsof de bonden zich aan hun haren omhoog moeten trekken.

"Misschien. Maar een bond zonder machtsbasis in de bedrijven redt het niet. Uiteindelijk stoelt de inbreng van de vakbeweging op twee lijnen. In de eerste plaats: de ontwikkeling van macht gekoppeld aan solidariteit. Bijvoorbeeld ten opzichte van de daling van de lonen en de verslechtering van de sociale zekerheid. Die lijn moet je trekken, maar dan moet je wel weten of je kunt mobiliseren en resultaten kunt binnenhalen. Daarnaast heeft de vakbeweging als taak een bijdrage te leveren aan de arbeid als produktiekracht. Dat wil zeggen vernieuwingen tot stand brengen, bijvoorbeeld door scholing. Op dit moment heeft de vakbeweging te weinig inbreng bij de inrichting van het onderwijs (daarvoor moet de politiek bestookt worden) en te weinig aandacht voor de vakscholing. Ik ben het erg eens met degenen die vinden dat de bonden hierin een sturende rol moeten spelen. Scholingsafspraken in CAO's zijn dan niet genoeg, die afspraken moeten op hun uitvoering gekontroleerd worden. Dat is moeilijk en vraagt een positie in het bedrijf.

Ik zie meer in een vakbeweging die mij coacht in mijn ontwikkeling, dan in een vakbeweging die mij alleen terzijde staat bij problemen, een sociale ANWB. De vakbeweging als coach zou er ook voor moeten zorgen dat de kennis van het personeel in de bedrijven beter benut wordt. Bedrijfsleidingen zijn alsmaar bezig tegen de markt te knokken, dat leidt tot een kortzichtig beleid op de korte termijn. Gaat dat fout, dan vallen er ontslagen. De vakbeweging zal een bedrijfsleiding op het spoor moeten zetten van een beleid op de langere termijn, dus bijvoorbeeld investeren in scholing, gekoppeld aan medezeggenschap. Daarin liggen nieuwe mogelijkheden."

Ondernemingsraad

Mogelijkheden zijn er altijd wel geweest, maar coach of niet: de veronderstelling blijft dat de bond in het bedrijf aanwezig is. Hoe komt die bond daar dan? Via de OR met meer bevoegdheden?

"De eerdere pogingen om los van de OR de bond in het bedrijf te organiseren, zijn mislukt, uitzonderingen daar gelaten. Dus zal het nu moeten gebeuren door een betere profilering van de bond in de richting van de OR. Op die manier bouw je vertrouwen bij mensen op en dat is een voorwaarde om een machtspositie te krijgen. Duidelijk is dat de OR afhankelijk is van de deskundigheid van de vakbeweging. Dat is ook de mening van OR-leden, zij zien de OR en de vakbeweging in elkaars verlengde liggen. Dus liggen daar kansen voor de vakbeweging. Nu is OR-advisering vooral een kommerciële zaak met instituten, vakbladen enzovoort. De bonden zijn op die adviesmarkt inmiddels wat aan het terugwinnen.

Uitbreiding van de OR-bevoegdheden zie ik niet zo gauw gebeuren. In Den Haag wordt de OR als 'af' beschouwd. De nederlandse wetgeving is met die in Duitsland het meest gevorderd. Maar bij ons is de mogelijkheid tot inschakeling van de vakbeweging als adviseur niet goed geregeld. Het probleem daarbij is dat we in Nederland vaak te maken hebben met meerdere bonden. In Duitsland is er daarentegen meestal één bond. Een andere kwestie is de al of niet bemoeienis van de OR met de arbeidsvoorwaarden. Op het ogenblik zegt de vakbeweging: 'dat is en blijft ons terrein', maar de FNV gaat nu wel akkoord met een rol van de OR als de bond afwezig is. Mijn stelling is: doe dat maar. Als er vervolgens moeilijkheden komen, wordt de bond toch wel ingeschakeld."

Debat

Om nog eens terug te komen op de losse verhouding tussen vakbeweging en īpolitieke partijen. Je ziet dat ook als een proces van emancipatie. Maar wat betekent dat dan voor de vakbeweging?

Met de heroriëntatie op de bedrijven zal zij zich moeten koncentreren op haar kerntaken rond arbeid, bedrijfsleven en sociale zekerheid. Uiteraard horen daar ook kwesties bij als de duurzame samenleving. Maar de vakbeweging zal zich niet moeten opwerpen als een milieu-organisatie. Dergelijke organisaties zijn er al. De vakbeweging moet daar wel goed naar luisteren. Mijn standpunt is al tien jaar dat de vakbeweging zich niet overal mee moet bemoeien. Met euthanasie, met wereldvrede en wat al niet. Als dat een brede vakbeweging is, ben ik ertegen. De vakbeweging moet zich niet gedragen als een politieke partij. Ik kies voor een andere opvatting over de brede vakbeweging. Namelijk in de fundamentele betekenis dat ook de belangen behartigd dienen te worden van degenen die geen werk hebben en degenen die afgeschreven zijn. Ze moet zich bezig houden met alles wat direkt met arbeid te maken heeft. Het is een historiese wet dat je de sterken moet organiseren als je je sterk wil maken voor de zwakken.

In zo'n brede vakbeweging is wel een diskussie nodig over de inhoud van de vakbondspolitiek. Die diskussie vindt nu te weinig plaats. Mede door de terugval van de sociaal-demokratie. En daarmee lijkt de kring zich te sluiten. In partijen als PvdA en GroenLinks zijn bijdragen vanuit de vakbeweging hard nodig, maar een alliantie met één partij is achterhaald. Binnen de vakbeweging is de inbreng van mensen uit politieke organisaties zeer gewenst, maar dan niet als boodschappers. Die inbreng is sterk afgenomen. Dat geldt overigens ook voor het openbare debat met een betrokken deelname van intellektuelen."

Ron van Baden/Hans Boot

Foto bij artikel 'ik mis het politieke debat in de vakbeweging' nr.75Foto Diskussiebijeenkomst ATV (66 kb)