nr. 76
dec 1996

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Redaktioneel

De FNV wordt blauwer

"VVD ziet aanhang bij leden FNV toenemen", een berichtje in NRC Handelsblad van 6 november 1996. Wie het forumdebat van Solidariteit een dag of tien daarvoor had bijgewoond, wist het al van Lodewijk de Waal. Hij wilde het eerst niet zeggen. Wat later paste deze 'primeur' goed in zijn betoog over het pluriforme en gematigde karakter van de FNV en mede daardoor de open houding naar alle politieke partijen.

De cijfers, als mensen nu zouden stemmen. De steun voor de VVD steeg van 4,6 naar 14 procent. De PvdA ging van 37,9 naar 48,8 procent, GroenLinks van 10,3 naar 11,7, D66 van 31,9 naar 11,5, CDA van 13,1 naar 8,6 en de SP springt in één keer naar 3,7 procent.

Even optellen en de aanhang voor 'paars' blijkt op een fraktie na gelijk gebleven, van 74,4 naar 74,3 procent. Misschien zit daar wel een verklaring in, dan gaat het om de waardering van 'paars' met daarbinnen verschuivingen: een soort 'lood-om-oud-ijzer' theorie die we overigens beter aan de deskundigen kunnen overlaten.

Is deze groeiende VVD-aanhang een bevestiging van de FNV-koers naar het individuele zaakwaarnemerschap, zoals Bob Reinalda aanneemt, of een bedreiging "voor de linkse politieke krachten" die Stan Poppe vreest? (de Volkskrant, 8 november 1996) Laten we eerst vaststellen dat een vakorganisatie een vereniging is van mensen die in loondienst zijn. Dat is het primaire kriterium, met als uitzondering de openlijke aanhangers van extreem rechtse partijen. Dat betekent dat alle politieke voorkeuren en visies in die vakorganisatie vertegenwoordigd zullen zijn. Of mensen lid worden of blijven hangt af van de mate waarin een vakorganisatie hun belangen of aspekten daarvan behartigt. Een vakvereniging is door het loutere kriterium van loonafhankelijkheid echter ook een organisatie die zich 'alszodanig' tegenover de ondernemers bevindt. Of dat in de praktijk het geval is, hangt van veel faktoren af; gemakshalve vatten we deze samen in de mate van strijdbaarheid.

Wanneer we uitgaan van dit 'dubbele karakter' van een vakorganisatie, dan is de steun voor de VVD enerzijds mogelijk op basis van de loonafhankelijkheid van de betreffende leden en anderzijds een uitdrukking van hun 'welbevinden' in die vakorganisatie.

De beslissing om op een bepaalde partij te stemmen, is best een ingewikkelde affaire, ook omdat zij steeds minder te maken heeft met een lidmaatschap van die partij, laat staan een aktief lidmaatschap. Lid worden en blijven van een bond blijkt ook niet zo'n eenduidige kwestie te zijn, maar het gaat wèl om een lidmaatschap. Een lidmaatschap zonder meer, laten we zeggen 'slapend', of aktief handelend op het werk en/of in de bond.

Daarmee hebben we de kern van dit probleem te pakken. Naarmate een bond meer een 'klantorganisatie' is, meer propaganda maakt voor en handelt naar het principe van het zaakwaarnemerschap, zal het aantal 'slapende' leden toenemen en wordt de kans op een VVD-voorkeur groter. Naarmate leden met zo'n voorkeur in een vakorganisatie aktief zijn en voor hun standpunten steun weten te verwerven, zal dit de strijdbaarheid van die bond dempen (nog meer dan nu al het geval is en zeker van een bond die zich met meer bemoeit dan werk en inkomen).

Verwacht mag worden dat die aktieve VVD-liefhebbers tegen strijdigheden in hun positie zullen aanlopen. Dit zal mede afhangen van het tegenwicht dat andere aktieve leden bieden. Duidelijk lijkt in ieder geval dat dit tegenwicht minder invloed heeft, als de koers naar bijvoorbeeld 'de bond als zaakwaarnemer' ontwikkeld en gerechtvaardigd wordt vanuit het politiek-pluriforme karakter van het ledenbestand.

Redaktie