nr. 82 dec 1997 |
Solidariteit
Ekonomie anders bekeken - arbeidsbemiddelingUitzendwezen zit lekker in zijn velHet thema in nummer 81 van Solidariteit (november 1997) heeft bij mij de behoefte opgeroepen wat verder te mijmeren over het uitzendwezen. De geweldige groei die deze branche de laatste decennia heeft doorgemaakt, getuigt ervan dat het lekker in het kapitalistiese vel moet zitten. Het lijkt me zinnig wat dieper te graven naar hot wezenlijke van deze suksesrijke ondernemingen. Wat is 'het lekkere van het vel' en wat betekent dat?Toekomstige geschiedschrijvers zullen ongetwijfeld een verband leggen tussen een langzame verdamping van de vakbondsmacht (de-unionizing zeggen de amerikanen, geloof ik) en het sukses van het uitzendwezen. Het zijn, volgens mij, twee kanten van dezelfde medaille. En daarom wil ik de vakbeweging bij m'n mijmeringen betrekken. Het zal algemeen bekend zijn, maar ter wille van mijn verhaal heb ik de identiteit van de vakbeweging nog weer eens uit het verleden opgediept. Kentering eind jaren zeventigIn de vorige eeuw moest de arbeid(st)er het, in de uitdijende kapitalistiese industrialisatie, maar alleen zien te rooien. Hij bezat niets anders dan zijn arbeidskracht en moest deze individueel op de arbeidsmarkt zien te slijten. Het gevolg van deze machteloze positie was: uitbuiting in alle betekenissen van het woord. Deze was zo ernstig dat verlichte ondernemers/kapitalisten/politici, onder andere via wetten, moesten voorkomen dat de arbeidskracht door de meedogenloze wetmatigheden van de vrije ondernemingsgewijze produktie geruïneerd zou worden. De lering die de arbeiders hieruit trokken, was dat zij zich door samenballing van arbeidersmacht en zelforganisatie te weer konden stellen tegen deze wetmatigheden: de vakbeweging. Daarmee vergaarden zij vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw hun macht. Sedertdien is er sprake van een emancipatieproces in brede zin, hetwelk zijn hoogtepunt bereikte in de verzorgingsstaat. Meer in het algemeen: in de fordisties-keynesiaanse welvaartsperiode na de Tweede Wereldoorlog. Tegen het einde van de jaren zeventig werd de kentering duidelijk in het sukses van Reagan, Thatcher, Kohl, Van Agt/Lubbers, van Friedman, de monetaristen en de zogenaamde aanbod-ekonomisten met hun ekonomiese theorieën. Een begeleidend verschijnsel dat met name in de jaren tachtig manifester werd, was de nieuwe outfit van het studentendom dat in de jaren zeventig de arbeidersmacht nog wilde aanvullen. Hun proletariese outfit werd vervangen door Nike kleding en schoeisel en de plastic of katoenen tas door een attaché-koffertje. Keurig gekoiffeerd en met stropdas getooid, doorliepen ze de voorfase van het yuppendom. De kentering uitte zich voorts in een gigantiese werkloosheid, stagnatie in de groei van de lonen, bezuinigingen en een langzame herleving van de pure armoede. En daartegenover een steeds meer onbeschaamde verrijking, met daaraan verbonden een rijkdomsexhibitionisme. Inmiddels uitgebreid met een maatschappelijke verloedering in de vorm van allerhande fraude, zinloos geweld en een openlijker fascisme/racisme. In deze periode en in dit klimaat verdampte de macht van de vakbeweging en kwam het uitzendwezen op. Hoe dat laatste is gegaan, is te vinden in het vorige nummer van Solidariteit. Uitzendwezen en vakbewegingMaar waarom een verband gelegd tussen het uitzendwezen en de vakbeweging? Omdat beide arbeidskracht in een organisatie onderbrengen en deze aanbieden aan het ondernemerdom. Dat deed en doet de vakbeweging door als een monopolist met de organisatie van ondernemers te onderhandelen. In eerste instantie over de prijs van de arbeidskracht, met de kollektieve arbeidsovereenkomsten als resultaat. De uitzendbranche doet het door als een soort oligopolist (tussen de uitzendondernemingen is konkurrentie) met ondernemers op een direkte wijze te onderhandelen. In eerste instantie over de konkrete opvulling van een werkplek. Ofschoon ook de vakbeweging zich bezighoudt met de werkgelegenheid, wordt de uitzendonderneming - door die konkrete en direkte onderhandeling over de bezetting van een werkplek - bij uitstek geschikt voor een periode waarin werkloosheid/werkgelegenheid de grote issues zijn. Beide beschouwen zich als de representant van de binnen hun organisatie verzamelde arbeidskracht. Zie hier het gemeenschappelijke. Maar hoe zit het met het verschil, met die twee kanten van dezelfde medaille? Naast hun verschillende positie ten opzichte van werkloosheid/werkgelegenheid, is er meer dat die twee onderscheidt. Zo is de vakbeweging een zelforganisatie van arbeiders, terwijl het uitzendwezen een organisatie is van 'andermens' arbeidskracht. In het verlengde van het voorgaande: de doelstelling van de vakbeweging is in principe het belang van de arbeider. Ze denkt en handelt vanuit dat belang. Het uitzendwezen handelt en denkt vanuit het eigenbelang, vanuit winst- en rendementscijfers, want is kommercieel. Het organiseren van arbeidskracht is slechts een middel daartoe, is instrumenteel. En dat maakt haar sowieso geschikter om te funktioneren binnen de logika van het kapitaal. Bij elkaar geharkt: het uitzendwezen heeft het voordeel direktere oplossingen te bieden voor het grote maatschappelijke vraagstuk van deze tijd: de werkloosheid. En het behoort tot 'de klup', het past organies binnen de logika van het kapitaal. Dat laatste doet de vakbeweging niet. Door te denken en te handelen vanuit het belang van de arbeider is de vakbeweging een stoorzender binnen deze logika. VerdringingIk heb het gevoel dat het uitzendwezen bezig is de vakbeweging weg te dringen. Net zoals de kommerciële zenders bezig zijn de publieke omroep te verdringen, net zoals private verzekeringsmaatschappijen bezig zijn de sociale verzekeringsbank weg te duwen. En zo gezien is er eigenlijk niets nieuws onder de kapitalistiese zon. Ook aan de Rabobank heeft het sociale gevoel van kapelaans ten grondslag gelegen, toen zij koöperatieve boerenleenbanken stichtten. En de oorsprong van de Efteling was eveneens het brein van een dorpskapelaan te Kaatsheuvel. En wat te denken van het kommercialiseringsproces in de gezondheidssektor, oorspronkelijk toch ook het werkterrein van godsvruchtige nonnen en Diakonessen? Steviger greepDe kapitalistiese vorm van produktie en distributie is een produktie en distributie van koopwaar. En de belangrijkste karakteristieken hiervan zijn de gebruiks- en ruilwaarde. Met andere woorden: koopwaren moeten nuttig zijn voor de behoeften van de mensen en ze moeten rendement in het vooruitzicht stellen. Als ze niet zo'n hoge gebruikswaarde hebben, maar wel een lekker rendement beloven, wordt met behulp van reklame en andere verkooptechnieken die gebruikswaarde opgekrikt. Bij een hoge gebruikswaarde - als er dus een duidelijke behoefte is - maar een laag rendement, blijft produktie achterwege. Produktie heet dan niet kommercieel te zijn. Reden waarom de overheid bijvoorbeeld nutsbedrijven in het teven moest roepen. De rendementskant van de koopwaar is doorslaggevend. Welnu, waar het kapitalisme zich verbreedt, bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden, dan wel een steviger greep krijgt op een bestaande kapitalistiese ekonomie, zullen die produktie en distributie van koopwaar omvangrijker en intenser worden en wordt de rendementskant meer bepalend. En kijk ik nu naar de rijke kernekonomieën waar het uitzendwezen groeit en bloeit, dan kan ik enkel konstateren dat de greep van de kapitalistiese logika zich uitbreidt en steviger wordt. Grotere schaalHet wordt een eentonig liedje. Wederom is het de globalisering die, naast de technologie die grotelijks verantwoordelijk is voor de werkloosheid, deze brede en stevige greep mogelijk maakt. Het transnationale kapitaal hoeft zich immers steeds minder gelegen te laten liggen aan de korrigerende instituties met een nationale aktieradius als de Staat en de vakbeweging. Het nieuws onder de kapitalistiese zon is dan ook slechts dat de produktie en distributie van koopwaar weer terrein winnen; op grotere schaal dan in die welvaartsperiode na de Tweede Wereldoorlog. En dat geschiedt ten koste van organisaties en instituties die in het teven zijn geroepen op basis van idealisme, algemeen belang, mededogen, en bescherming van de zwakkeren. WerkbemiddelaarIn tegenstelling tot de vakbeweging beziet het uitzendwezen arbeidskracht als koopwaar. Mede onder druk van de vakbeweging gaat het uitzendwezen, in vergelijking met de periode waarin de arbeider er alleen voor stond, betrekkelijk beschaafd met de werknemer/uitzendkracht om. En wet zo dat deze laatste de uitzendorganisatie kennelijk als werkbemiddelaar aanvaardt. Aanvaarding van beide kanten moet het vel wel lekker maken. Het uitzendwezen past goed in dat basisproces van oudsher binnen een kapitalistiese ekonomie, te weten verdringing van idealistiese en andere non-profitorganisaties door ondernemingen die op de produktie en distributie van koopwaar gericht zijn. De uitzendbranche krijgt sedert de jaren tachtig nog eens een extra duw in de rug door de globalisering. Ook allerlei vormen van privatisering wijzen in dezelfde richting. Deze ontwikkeling smaakt het uitzendwezen goed, het is er op aangepast. En tenslotte is daar nog het reeds genoemde grote maatschappelijke issue van deze tijd, de werkloosheid. Het uitzendwezen biedt de individuele werknemer meer adekwate en diskrete oplossingen dan waartoe de vakbeweging in staat is. Om maar niet te spreken over de tegemoetkoming aan de behoefte van flexibele arbeidskracht waarover in het vorige nummer van Solidariteit uitvoerig is geschreven. Daar moet je toch wel een lekker vel van krijgen. Krimpende personeelsafdelingHoe zat het verder gaan? Mij lijkt 't dat het uitzendwezen zijn hoogtepunt nog niet heeft bereikt. De overgang van de grote burokraties en hiërarchies georganiseerde 'company' naar de platte, in netwerken georganiseerde, kerntaken-company met een veelheid van toeleveringsbedrijven, zal ook de personeelsafdeling doen krimpen. Het hoeft, volgens mij, niet te verbazen als ook het personeelsbeheer wordt afgestoten en dat het uitzendwezen, net als andere verzelfstandigde afdelingen, een 'just in time' toeleverancier wordt. De tendens naar een kollektieve arbeidsovereenkomst tussen uitzendbedrijf en de uitzendkrachten, wijst in deze richting. Wim Boerboom (medewerker Katholieke Universiteit Brabant) |