nr. 83
feb 1998

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Redationeel

Fransen opnieuw op kop in Europa

De officiële werkloosheid in Nederland daalt met de dag. Eind januari 1998 bedraagt het aantal werklozen 375.000 net onder de 6 procent. Maar het aantal mensen dat een baan wil hebben van meer dan twaalf uur per week is een miljoen. Tellen we de VUT-ers erbij de in de WAO verstopte werkloosheid en de niet geregistreerde werklozen dan komen we in de buurt van anderhalf miljoen en dat is ongeveer 25 procent. Willen we zicht krijgen op de verdeling van de rijkdom moeten we nog een stapje verder gaan. Het totaal aan bijstandsgerechtigden, werklozen, WAO-ers en AOW-ers is vijf miljoen en dat is bijna eenderde van de nederlandse bevolking. De inkomens van deze groep lopen uiteen, maar de koopkracht van ieder is gedaald. Kortom, die 6 procent is schijn, de ekonomiese explosie van de laatste jaren verscherpt het verschil tussen 'rijk en arm' in een hoog tempo.

Vergelijkingen gaan mank en berekeningen en uitkeringsbedragen verschillen, maar de arrogantie van politici over 'franse en duitse toestanden' is volstrekt misplaatst. De cijfers in die landen geven inderdaad een asociale werkelijkheid weer, in Frankrijk zijn er officieel 3,1 miljoen werklozen (12,4 procent), in Duitsland: 4,8 miljoen (12,6 procent), waarvan in het oosten 1,6 miljoen en dat is ruim 20 procent. Maar een nuchtere blik op de nederlandse toestand levert meer overeenkomsten dan verschillen op. Vooral als we de Europese Unie als invalshoek nemen. Alle illusies over een sociaal Europa verdwijnen net zo snel als Gianni Romme, Rintje Ritsma en Bart Veldkamp schaatsen.

Als we het over verschillen hebben, en die zijn er, liggen die in de indrukwekkende opstand van de franse werk- en daklozen, aan wie hun duitse kollegaas een - nog bescheiden - voorbeeld nemen. Over die verschillen is veel op te merken, en daar doen we in dit nummer een poging toe. Het meest opvallend zijn: de kracht van de zelf organisatie van de werklozen en de steun van een belangrijk deel van de vakbeweging.

Nederland is op veel manieren te kenmerken, maar meer dan ooit valt de zuigkracht op van de instituties, de raden, de regelingen, de versplintering, de pseudo-verzorging, het autoritaire begrip en het alles verlammende overleg. En uiteraard de bijdrage daaraan van een groot deel van de toppers van de vakbeweging. Werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting kunnen niet bestreden worden door notaas, seminars en lichte verontwaardiging. Hoe betrekkelijk de toegevingen van Jospin ook zijn, hoe wanhopig Kohl ook is, zonder daadwerkelijk verzet zou Jospin niks doen en Kohl blijven zitten.

Het begint erop te lijken dat er in ons land wat aan het schuiven is. De kwestie van de 'tweedeling', in het bijzonder in de gezondheidszorg, komt scherper te liggen. De privatisering verliest aan glans en ook in Nederland staat het onderwijs op tilt. Zonder meer positief is dat de ongelooflijke schuiver van de FNV, door in de Stichting van de Arbeid akkoord te gaan met de 'voorrang in de zorg', door felle kritiek uit de bonden gekorrigeerd is. De Waal en zijn kollegaas probeerden eerst de gemoederen nog wat te sussen door te spreken van een taktiese meesterzet, maar dit mocht niet baten. Misschien dat FNV Bondgenoten ook een bundeling van kritiek inhoudt. En dat de veranderingen in de krachtsverhoudingen in met name Frankrijk en daardoor in Europa een inspiratie zijn voor meer zelfvertrouwen en verbreding van die kritiek.

Redaktie