nr. 87
dec 1998

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Het doolhof van de arbeidsbemiddeling - de regelingen

Derde sector naast overheid en markt

In Nederland is de arbeidsbemiddeling georganiseerd in een onoverzichtelijke lappendeken van Arbeidsbureaus, gemeentelijke instellingen, zorgverzekeraars, uitzendbureaus enzovoort. Al die apparaten houden zich bezig met de uitvoering van talloze regelingen, maar ook met omscholing, trajectbegeleiding, sollicitatiecursussen en dergelijke. Allemaal activiteiten om de werkzoekende klaar te stomen voor de kennis en vaardigheden die de werkgever eist. Kortom, een doolhof van instellingen die langs elkaar heen werken of elkaar beconcurreren. Een poging tot enige ordening.

In het poldermodel zijn er globaal vier methoden om de deelname van de beroepsbevolking aan betaalde arbeid te bevorderen.

1. Algehele loonkostenverlagingen voor werkgevers op basis van belastingverlagingen en loonmatiging (hier zit een macro-economisch verhaal achter, waarop ik nu niet inga).

2. Een systeem van arbeidsbemiddeling, bedoeld om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

3. Gerichte subsidiëring van werkgevers om bepaalde groepen, bijvoorbeeld langdurig werklozen, weer aan werk te helpen.

4. Zogenaamde additionele arbeid, de creatie door de overheid van betaalde banen.

Arbeidsbemiddeling

Op landelijk niveau bestaat de Arbeidsvoorziening Nederland. Daaronder ressorteren Regionale Besturen Arbeidsvoorziening (RBA), die voor de arbeidsbemiddeling in een bepaalde regio zorgen. Het geheel wordt bestuurd door vertegenwoordigers van overheid, werkgevers en werknemers en is verantwoordelijk voor de volgende taken:

* registratie van werkzoekenden en vacatures,

* beroepskeuzevoorlichting in samenwerking met de Adviesbureaus voor Opleiding en Beroep, één in iedere regio,

* arbeidsmedische advisering,

* arbeidsbemiddeling,

* scholing,

* behandeling ontslagaanvragen,

* uitvoering van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

De uitvoering van al deze taken is in handen van de Arbeidsbureaus en de Centra Voor Vakopleiding. Mensen met een WW of bijstandsuitkering moeten zich bij het Arbeidsbureau als werkzoekende laten inschrijven. Maar in principe kan iedereen dat doen en gebruik maken van de vacaturebank. Verder kan men bij het Arbeidsbureau terecht voor omscholing, sollicitatiecursussen, beroepskeuzetests, Wet Inschakeling Werkzoekenden, diverse projecten enzovoort.

Andere organisaties

Naast het Arbeidsbureau zijn er organisaties voor arbeidsbemiddeling van specifieke groepen, zoals:

* stichting Inzet (middelbaar en hoger personeel),

* stichting Emplooi (vluchtelingen),

* uitzendbureau Start (onder meer voor langdurig werklozen).

* stichtingen voor mensen met een handicap en voor werk bij de rijksoverheid.

En dan zijn er nog organisaties bezig met toeleiding naar de additionele arbeid en de zogenaamde trajectbegeleiding. Ik kom daar nog op terug.

Het RBA is betrekkelijk autonoom in het te voeren beleid. Het kijkt vooral naar de verhouding tussen vraag en aanbod in de betreffende regio. In de ene regio kan er een tekort zijn aan bepaalde beroepen, in een andere regio niet. Dit kan ertoe leiden dat je de scholingskosten voor een bepaalde opleiding in de ene regio wel vergoed krijgt (het is noodzakelijke scholing) en in een andere niet. In dat beleid zijn in wezen de wensen van de werkgevers het uitgangspunt. Zij zijn immers autonoom in hun personeelsbeleid en zij beslissen of iemand wel of niet aangenomen wordt.

De volgende stap is dat een RBA zoekt naar (langdurig) werklozen die moeten worden klaargestoomd voor de wensen (eisen) van de werkgevers. Daarbij kunnen consulenten gesprekken voeren met werklozen om bijvoorbeeld een omscholingscursus te volgen of een sollicitatietraining. Ook zijn er 'Melkert-consulenten', die mensen selecteren voor de additionele arbeid.

Loonkostensubsidies

We komen nu op de derde methode om mensen aan betaald werk te helpen: de loonkostensubsidies voor specifieke groepen. Dat zijn meestal regelingen die door het Arbeidsbureau worden uitgevoerd. Het zijn subsidies voor werkgevers. Consulenten kunnen deze regelingen gebruiken om een werkgever ertoe te bewegen een werkloze of een andere werkzoekende in dienst te nemen. Het barst van die regelingen. Kaderregeling uitzendarbeid, subsidies van de Europese Unie, regeling marktverruiming schoonmaakbranche, bijdrageregeling bedrijfstakgewijze scholing werklozen enzovoort. Ik zal er twee kort toelichten.

* Gerichte subsidiëring om in bepaalde sectoren meer laagbetaalde, ongeschoolde arbeid te scheppen, zoals de wettelijke maatregelen van afdrachtsvermindering op loonkosten. Werkgevers kunnen een korting van 3.660 gulden krijgen, wanneer ze iemand voltijd in dienst nemen op het niveau van maximaal 115 procent van het wettelijk minimumloon. Dit geldt dus niet alleen voor langdurig werklozen.

* Premievrijstelling bij kortdurende arbeid door uitkeringsgerechtigden. Voor kortdurende arbeid door personen die een WW-, WAO- of Ziektewetuitkering ontvangen, kan een werkgever premievrijstelling krijgen voor de verzekeringen van werknemers. Bijvoorbeeld seizoenwerk in de aspergeteelt.

Fasering van werklozen

Werklozen die zich aandienen, worden eerst op hun kansen op werk beoordeeld en in vier categorieën ingedeeld. Dit wordt 'aanbodanalyse' genoemd. De indeling wordt gemaakt door een consulent van het Arbeidsbureau die tijdens een mondeling gesprek met de cliënt een inschatting van de mate van bemiddelbaarheid maakt. Hierbij worden vier categorieën gehanteerd. Fase één: goed bemiddelbaar. Fase twee: bemiddelbaar na inzet van instrumentarium Arbeidsbureau. Fase

drie: pas bemiddelbaar na intensief traject, waarbij het Arbeidsbureau samenwerkt met Sociale Diensten en gemeenten. Fase vier: mensen, die niet bemiddelbaar zijn. Het Arbeidsbureau verzorgt in beginsel bij alle gevallen de bemiddeling naar betaalde arbeid op de reguliere arbeidsmarkt, al dan niet na enig traject.

De mensen van fase vier worden door de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) begeleid. Hierbij kent de GSD drie trajecten: uitstroom, zorg/inkomen en een (uitsluitend) inkomenstraject. Wordt ingeschat dat je nog kansen hebt op de arbeidsmarkt of een gesubsidieerde baan na enige scholing/begeleiding, dan volgt de overheveling naar fase drie of hoger. Zijn je arbeidskansen klein, val je in het zorg/inkomenstraject, waarbij je te kennen kunt geven zorg nodig te hebben; daarna volgt doorverwijzing naar een zorginstelling. Heb je geen hulp nodig, val je in het inkomenstraject, waarbij je met rust gelaten wordt. Zo nodig worden je kenmerken geregistreerd, zoals 'arbeidsongeschikt', 'lichamelijk, of geestelijk gehandicapt'. In totaal zijn de mensen in fase vier weer ingedeeld in vijftien verschillende categorieën.

Toeleidingscentra

Met name de gemeenten subsidiëren wel of niet met gelden van de rijksoverheid of projecten van het Europees Sociaal Fonds. In Amsterdam zijn daarvoor zogenaamde toeleidingscentra opgericht. Deze zijn belast met sociale activering en toeleiding naar allerlei ook vaak weer door de overheid gesubsidieerde zelfstandige projecten, die mensen weer klaar moeten stomen voor de arbeidsmarkt.

In de toeleidingscentra worden cliënten op 'voortrajecten' geplaatst. Je volgt allerlei cursussen of gesprekken en wordt soms doorverwezen. Is een voortraject met goed gevolg doorlopen, dan volgt verwijzing naar een consulent van het Arbeidsbureau. Deze zorgt voor bemiddeling naar de arbeidsmarkt. Eigenlijk mogen deze 'bemiddelaars' niet aan arbeidsbemiddeling doen. Cliënten worden naar die toeleidingscentra verwezen door Arbeidsbureau en Sociale Dienst. Voorbeelden zijn het COP in Zuidoost, het Brugproject, Centrum Oost Vooruit, Werkwinkel Plus, Instapcentrum Nieuw West. In totaal zijn er in Amsterdam zeven van deze centra.

Eén loket

Bedrijfsverenigingen, Sociale Diensten en Arbeidsbureaus proberen al jaren de één-loket-gedachte in praktijk te brengen. De werkzoekende krijgt dan een intakegesprek voor meerdere instellingen en hoeft niet steeds opnieuw zijn of haar doopceel op tafel te leggen. Bovendien kunnen de verschillende deelnemers aan het één-loket-systeem hun werkzaamheden beter op elkaar afstemmen, zodat de kansen voor de werkzoekende worden vergroot. Dat is tenminste de bedoeling.

Uiterlijk 1 januari 2001 moeten alle Arbeidsbureaus, Sociale Diensten en uitvoeringsinstellingen opgegaan zijn in een 'front-office' in ongeveer 219 Centra voor Werk en Inkomen. De werkzoekende komt binnen langs een haag van vacatures en helemaal aan het einde van de gang zit een mannetje voor de aanvraag van de uitkering. Voordat een uitkering sowieso in zicht komt, wordt eerst geprobeerd iemand aan werk te helpen. De druk op de werkzoekenden wordt groter.

Dit proces van de één-loket-benadering kent veel problemen, teveel om op te noemen. Competentiestrijd, computers die niet op elkaar aangesloten kunnen worden, gebruik van verschillende termen voor dezelfde zaken enzovoort.

Ik noem hier kort ook de uitzendbureaus. Wat doen zij? Van de totale werkgelegenheid gaat 5 procent via uitzendbureaus, zo is het mogelijk tijdelijk werk te krijgen. Uitzendbureaus zijn geen arbeidsbemiddelaars zoals Arbeidsbureaus. Ze nemen mensen in dienst en stellen die ter beschikking. Uitlening van uitzendkrachten aan hetzelfde bedrijf mag gedurende een periode van maximaal zes maanden. De overschrijding van deze termijn met ten hoogste een half jaar wordt gedoogd door de Arbeidsinspectie.

Additionele arbeid

De vierde methode om de werkgelegenheid te bevorderen en mensen aan betaald werk te helpen, is de invoering van de additionele arbeid. Nederland kende tot 1 januari 1998 verschillende regelingen om langdurig werklozen naar betaald werk te loodsen:

1. Banenpool en Jeugd Werk Garantiewet.

2. Melkertregelingen 1 en 2.

3. Sociale activering op grond van artikel 144 van de Bijstandswet.

4. Wet Sociale Werkvoorziening voor lichamelijk of geestelijk gehandicapten.

Deze vier zijn dit jaar afgeschaft en vervangen door de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW), die een integratie van al die regelingen beoogt.

Doelgroepen zijn alle bijstandsgerechtigden en werkloze jongeren en andere werklozen die langer dan een jaar bij het Arbeidsbureau staan ingeschreven. De instrumenten die gebruikt kunnen worden, zijn: sociale activering (zoals vrijwilligerswerk), scholing, detachering en werkervaringsplaatsen.

Voor elke jongere die zich aanmeldt voor een uitkering of zich inschrijft als werkloze, wordt door de gemeente en het Arbeidsbureau een trajectplan gericht op werk opgesteld. Binnen uiterlijk een jaar moet de gemeente met de jongere een dienstverband aangaan. Deze 'sluitende aanpak' is in het algemeen beperkt tot jongeren onder de 23 jaar.

Gemeenten kunnen bovendien personen uit de doelgroep, bij wijze van opstap naar een reguliere baan, tijdelijk plaatsen op een werkervaringsplaats bij een werkgever in de markt- of collectieve sector. De bemiddeling daarvoor loopt via het Arbeidsbureau. De deelnemers hebben een dienstverband van meestal een jaar met een werkgever, die hiervoor subsidie krijgt van de gemeente.

Dan is er nog het WIW-dienstverband. Werknemers hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht met de gemeente, of een daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie. In Amsterdam bijvoorbeeld zijn de werknemers in dienst van de organisatie Maatwerk. De werknemers worden gedetacheerd bij (inlenende) werkgevers in de collectieve en marktsector. Een detacheringsperiode van een jaar heeft de voorkeur. De arbeidsduur is in beginsel 32 uur. De duur van de arbeidsovereenkomst is in eerste instantie beperkt tot maximaal twee jaar met een beloning op het niveau van het wettelijk minimumloon.

Helaas is deze wegwijzer door het doolhof van de arbeidsbemiddeling nog niet compleet. Er zijn nog meer maatregelen om bepaalde groepen die buiten de boot vallen, omdat ze niet voldoen aan de eisen van de werkgevers, enige kans op betaald werk te geven. Zoals de Wet Gelijke Behandeling van mannen en vrouwen bij de Arbeid en de nieuwe wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten.

Samenvattend kan gezegd worden dat de besproken maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen - gerichte en ongerichte lastenverlichting en additionele arbeid - gefinancierd worden door een deel van de ingevoerde bezuinigingen in te zetten en uitkeringsgelden terug te ploegen. Gezamenlijk creëren zij, naast de bestaande sectoren van overheid en markt, een derde sector.

Piet van der Lende
(Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam)