nr. 94
feb 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Verborgen of vergeten geschiedenis - begin vorige eeuw

Behangers-, Stoffeerders- en Beddenmakersbond (2)

"De eene werkgever mag boven den ander in menschelijk gevoel, in rechtschapenheid wat uitmunten, de een iets beter zijn dan den ander, één ding hebben zij bijna allen gemeen: van den arbeider halen wat er van te halen is." (Uit: Propagandabrochure van de Nederlandsche Behangers-, Stoffeerders- en Beddenmakersbond, geen jaartal). "Sluit de rijen. Behangers en stoffeerders. Voor de zooveelste maal hebben we den winter met al zijn narigheden doorgeworsteld. Honderden gezellen uit ons bedrijf zijn door het meedoogenloos patronaat nadat zij hunne krachten in het drukke seizoen voor eenige centen per uur aan hunne broodheeren verkocht hadden, als het overtollige vijfde rad aan den wagen verwijderd, als citroenen waar het sap is uitgeknepen weggeworpen, zonder dat men naar hen omkeek, zonder dat het patronaat er aan dacht: waar zullen de menschen die mij aan een goed gesmeerde en belegde boterham hielpen, van leven." (Uit: Steeds Voorwaarts, 1e jaargang, zaterdag 7 maart 1908).

Er is veel geschreven over de Spoorwegstakingen van 1903. Ze beroerden ook de Nederlandse Behangers-, Stoffeerders- en Beddenmakersbond. Hoe ziet het profiel van de bond er in dat jaar uit? Om te beginnen verloor de bond vier van de zestien afdelingen naar aanleiding van zijn steun aan de stakingen. Apeldoorn en Baarn zetten hun bestaan als zelfstandige plaatselijke verenigingen voort. Dordrecht en Zutphen slaagden daar na de afscheiding niet in. De bond is goed vertegenwoordigd boven de grote rivieren, er zijn geen afdelingen in de drie zuidelijke provincies, het jaar wordt afgesloten met 823 leden. Twee afdelingen steken ver boven de andere uit. Amsterdam telt 285, 's-Gravenhage 148 leden.

Rotterdam en Utrecht hebben ieder 70 leden. De overige afdelingen Arnhem, Deventer, Groningen, Haarlem, Hilversum, Leeuwarden, Nijmegen en Zwolle zitten daaronder.

NAS en NVV

Twee jaar later is de bond vertegenwoordigd bij de voorbereidende besprekingen over de oprichting van een nieuwe vakcentrale. Op het Kerstcongres van 1905 spreekt een meerderheid van de aanwezigen haar sympathie uit met de oprichting van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen. Tot directe aansluiting, zoals de Meubelmakersbond, komt het nog niet. In 1899 had men zich om financiële redenen afgescheiden van het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS). In 1905 waren de kosten te hoog voor aansluiting bij het NVV. Dat wordt althans als formele reden opgegeven. Op de achtergrond zal hebben meegespeeld dat de sympathisanten van het NAS nog te invloedrijk waren om een mogelijke breuk te riskeren. De splitsing die zich over de vakbondstactiek kort daarvoor in de Meubelmakersbond had voorgedaan, zal tot de nodige voorzichtigheid bij de verwante vakgenoten hebben geleid.

De pleitbezorgers voor aansluiting bij het NVV op het congres in december 1905 te Haarlem zijn het nieuwe hoofdbestuur en de afdelingen Hilversum, Rotterdam en Utrecht. De andere punten die tijdens dit tweedaagse congres op de agenda staan, geven een indruk van wat destijds de gemoederen bezighield. Als eerste het gebruikelijke voorstel tot contributieverhoging. Verder een pleidooi van de afdelingen Amsterdam, Haarlem en Hilversum voor een bondsziekenfonds. Voorts een verzoek van de Haagse afdeling tot het niet meedoen aan de actie voor het algemeen kiesrecht. En tenslotte een voorstel vanuit Haarlem tot stichting van een bondsbibliotheek van uitsluitend technische en sociale werken.

Sneller dan verwacht wordt de bond geconfronteerd met een keuzebepaling, en wel tegenover een staking van heiers, die onverwacht leidt tot de afscheiding van de afdeling Amsterdam. Een beknopte voorgeschiedenis verklaart waarom de gehele afdeling Amsterdam de bond vaarwel zei. Met de hulp van het NAS was het hoofdbestuur van de Behangers-, Stoffeerders- en Beddenmakersbond er in 1902 in geslaagd om in Amsterdam een afdeling op te richten. Deze afdeling ging van start met Th. Reijnders als voorzitter, C.H. van Kalken als secretaris en T. van Geenen als penningmeester. Onder leiding van deze drie NAS-sympathisanten werd een succesvolle actie gevoerd tegen de Amsterdamse Behangers Patroonsvereniging "Samenwerking". Het loon werd op 23 cent per uur gebracht. De vergoeding voor werken op zondag werd met 100 en de nachtarbeid met 50 procent verhoogd. Daardoor groeide de afdeling binnen een jaar van dertig naar bijna driehonderd leden.

Eén van de eerste daden van het nieuwe NVV rond de jaarwisseling 1905/1906 was om de staking van heiers geen steun te verlenen. Dat riep op zich al de verontwaardiging op van de Amsterdamse stoffeerders, behangers en beddenmakers. Maar ze waren helemaal laaiend toen het hoofdbestuur van de eigen bond - Hagenaars - nota bene hierover een sympathieverklaring stuurde naar het NVV. De Amsterdamse leden vonden dit zulk een "schunnige streek" dat zij niet zonder protest een afdeling wilden zijn van een bond "welke met zulk gedoe sympathiseerde". Daarover werd een motie aangenomen. Een referendum bekrachtigde vervolgens het initiatief van het vijftal leden om zich af te scheiden en een plaatselijke vereniging te vormen. In april 1906 treedt de afdeling Amsterdam uit en zet als "Steeds Voorwaarts" haar bestaan in het NAS voort. Wat ledental betreft, is het een fors verlies voor de bond. De weg wordt nu wel vrij gemaakt voor aansluiting bij het NVV.

Jaarboekje

"Men noemt patroons, welke onder het loon laten werken, of op alle mogelijke manieren den werkman benadeelen, BLOEDZUIGERS. Echter komt 't mij voor dat een gezel, die ongeorganiseerd is, nog meer zuigt dan een patroon, omdat juist hij geniet van den strijd en opoffering, welke zijne medegezellen zich getroosten om te komen tot betere levensvoorwaarden. Die personen schelden en razen op het klassebelang der patroons, terwijl zij als armzalige klaplopers hunkeren naar het ogenblik, dat hunne georganiseerde vakgenoten weder een overwinning hebben behaald. Zolang ge dus niet vereenigd zijt in uwe vakvereeniging, maak dan niet den patroon uit voor bloedzuiger, doch past dien naam op U zelve toe." Een niet mis te verstane tekst. Hij staat op zowel de omslag als de eerste bladzijde van het jaarboekje dat hoofdbestuur en redactie van de Nederlandsche Behangers-, Stoffeerders- en Beddenmakersbond voor het eerst uitgaven in 1906. Het 71 bladzijden tellende geschrift wordt ook nog afgesloten met een lang gedicht, De Klaploper.

De wijze waarop wordt uitgehaald naar de ongeorganiseerden komt mogelijk akelig over. De boodschap is duidelijk. Aan de ene kant vormen ongeorganiseerden een veld waar geoogst kan worden, aan de andere kant roepen zij de ergernis op van de actieve vakbondsmensen die zich voor hen uitsloven en alleen maar negatieve reacties krijgen. We schrijven over het begin van de twintigste eeuw, over een episode uit ons sociaal-economisch leven, waarin onderkruipers via advertenties in de krant werden opgeroepen om de plaatsen van de stakers in een bedrijf over te nemen. We hebben het over een tijd waarin de bond een speciale reiskas had voor arbeiders om buiten hun woonplaats aan het werk te gaan, aangezien de werkgevers het die lastposten daar moeilijk maakten aan de slag te komen. Een harde tijd, waarin voor elke cent loonsverhoging of tegen loonsverlaging gevochten werd. Een arbeider die zich aan die strijd onttrok, maar daarna wel van de resultaten kon genieten, riep nou niet direct de sympathie op van zijn georganiseerde collega's.

Het jaarboekje is informatief over het interne verenigingsleven en de socialistische arbeiderscultuur. De Israëlitische, katholieke en christelijke feestdagen worden genoemd. Maar belangrijker zijn de arbeidersgedenkdagen, 1 mei herkennen we vanzelfsprekend. Maar staat er nog iemand stil bij de achttiende maart? Het is de gedenkdag van de Commune. En 11 november? Op deze datum werd de executie herdacht van een aantal anarchistische arbeiders na een bomaanslag op Haymarket te Chicago. De Haymarket-martelaren werden het symbool van de 1-mei gedachte en de strijd voor de achturige werkdag.

Protestantchristelijke of katholieke vakorganisaties worden niet vermeld. NAS en NVV liggen wel in het gezichtsveld. De namen en adressen van alle bij het NAS en het NVV aangesloten organisaties worden opgesomd. Er wordt een wereld opgeroepen van bekende en vrijwel verdwenen beroepen: van machinisten, stokers, beeldhouwers en metselaars tot pelders, meelbewerkers, borstelmakers, steenzetters, koper- en blikbewerkers, spiegel- en lijstenmakers, lood- en zinkwerkers, glasblazers, heiwerkers, kartonbewerkers, suikerbakkers, enzovoort. Al deze ambachtslieden hadden hun eigen bonden, verre voorlopers van FNV Bondgenoten en de Bouw- en Houtbond FNV.

Van het vakbondswerk of de sociale zekerheid in het buitenland kunnen de leden wat leren. Dat zal de reden zijn dat in de brochure uitgebreid wordt ingegaan op de strijd en de organisaties van "onze Duitsche vrienden" en op het Gentse stelsel van verzekering tegen werkloosheid. De essentie van dit laatste is dat de gemeente een toeslag geeft op de uitkering van de vakvereniging, waarmee de overheid formeel de belangrijke rol en taak van de vakorganisatie in de maatschappij erkende.

Interessant is een congresbesluit uit 1903 dat in herinnering wordt geroepen. Bij werkstakingen werd de steun uit de weerstandskas als volgt bepaald: 50 procent van zestig uren van het laatst verdiende loon, plus 10 procent voor elk kind, het drietal niet te boven gaande. Het lijkt me een acceptabele progressieve vorm van kinderbijslag.

Piramide van geluk

In Binnenlandsch Overzicht passeert het wel en wee van de afdelingen de revue. We halen wat typerende kwesties naar voren. In Rotterdam is een loonactie gaande voor een maximale werkdag van 12 uur en een minimum van 10 uur. Bij de bestaande arbeidstijden zetten de behangers bij 12 tot 14 uur in op 25 procent loonsverhoging, na 14 uur op 50 en voor de zondagen op 100 procent. Verder wordt gepleit voor drie vrije dagen met behoud van loon.

Arbeiders in die afdeling kregen voor het eerst te maken met een onding, de stofzuigmachine; het voldeed nog lang niet aan waar men het voor liet doorgaan. Er kwam zelfs een speciale commissie, samengesteld uit leden van de afdeling en de christelijke vereniging "Eensgezindheid", om er een grondig onderzoek naar te verrichten. Het drankgebruik van leden had de afdeling Groningen bijna gesloopt. Er was ook een lichtpuntje. Leden van de afdeling Groningen die bij de Spoorwegstakingen van 1903 waren ontslagen, waren voor een deel goed terechtgekomen. Ze stichtten na de staking een coöperatie die drie jaar later nog steeds arbeid opleverde voor zeven personen. In allerlei afdelingen werden cursussen op het vakgebied goed gevolgd: in het snijden van draperie te Amsterdam en Arnhem, in stijlleer en kunstgeschiedenis te Haarlem, in het gordijnvak te Rotterdam, in stofferen en decoratiesnijden te Utrecht.

Het jaarboekje schittert met name door het prachtige gedicht "Aan de arbeiders" van Herman Gorter. "Arbeiders, ziet ge daar dat goud, die zon, die pyramide van geluk? Ziet gij dien rijkdom, voelt ge niet een ademtocht van 't geluk, waarin gij zoudt kunnen liggen?" En het eindigt met "Hoort 't water schalt, arbeiders, in de diepte. Hoort fijnste muziek trekt daar hoog, heel hoog, de diepten roepen u en 't allerhoogste". Je kunt het lezen als een vriendelijke, beeldende oproep aan de ongeorganiseerden om zich bij hun vakbondskameraden aan te sluiten. Het is de toon die de muziek maakt.

Harry Peer