nr. 94
feb 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Het gaat om meer dan de sociale zekerheid - een redactionele beschouwing

De markt verenigt de 'sociale partners'

Tijdens een redactievergadering in november vorig jaar, toen de media Maxima even kwijt waren en kopten dat de FNV het overleg met het kabinet over de sociale zekerheid met veel bombarie afbrak, stelde één van ons in de rondvraag aan de orde: "Wat bezielt De Waal nou eigenlijk?" Na een discussie was daarmee de werktitel van het thema van dit nummer geboren. Opvallend in die discussie was dat we nauwelijks spraken over de nieuwe Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen, of wel of geen adviesraden. Ook later gebeurde dat weinig bij de knipsels met pijlen en blokjes, waarmee de kranten probeerden de oude en nieuwe structuren te vergelijken. Weliswaar gaat de reeks van herzieningen van het stelsel van sociale zekerheid ons aan het hart, maar de één had het over 'kiezen tussen twee kwaden', een ander over 'de bronnen van de arbeidsongeschiktheid die door dit gehakketak niet droog kwamen te liggen' en een derde was het spoor bijster 'in die computeruitdraaien van gepijlde en geblokte bestuurslagen'. Onze interesse bleek uit gaan naar de achtergronden van het 'hoge spel' van de FNV, de beweegredenen van De Vries om een belangrijk deel van de sociale zekerheid onder controle te nemen en de rekbaarheid van het poldermodel. In dit thema proberen we die interesse verder uit te werken in een 'redactionele beschouwing'. Vervolgens laten we Jan Willem Stutje aan het woord, die in eerste instantie niet uitsloot dat De Waal met een paar vakbondsvrienden in zijn partij, de Partij van de Arbeid, een einde wenste te maken aan de botte liberalisering van Melkert en Kok, hetgeen op een wat langere termijn Paars de kop zou kosten. In tweede instantie, bij het met hem gevoerde gesprek begin januari, is hij daarover voorzichtiger. Tenslotte hebben we de mening gevraagd van een zevental mensen met uiteenlopende posities, in de hoop dat zij ons en de lezers en lezeressen wat wijzer kunnen maken. Eerst en vooral: het grote aantal arbeidsongeschikten, meer dan 900.000, vormt een structureel probleem in de vlucht van de Nederlandse economie, dat zijn weerslag vindt in het arbeidsproces en de arbeidsverhoudingen. De sterk toegenomen tijdsdruk, de productie- en omzetdwang, de individualisering van het werk, de groeiende verantwoordelijkheden bij beperkte regelmogelijkheden en bevoegdheden, de cultus van altijd maar bereikbaar moeten zijn en de controle van de businessideologie doen een aanslag op de fysieke en vooral psychische conditie van mensen. Een aanslag die buiten het werk doorgaat.

Ontspannen arbeidsplekken worden steeds zeldzamer. Daarmee kennen ook de mogelijkheden van reïntegratie een structurele beperking. Dit blijkt weer eens uit een 'voorlopige analyse' van de Stichting van de Arbeid. "Tussen de 34.000 en 65.000 WAO'ers hebben een redelijke kans aan het werk te komen. Ongeveer 160.000 hebben al een baan van gemiddeld 12 uur per week. (...) Hoe ouder, hoe langer een uitkering, hoe lager de opleiding en hoe meer arbeidsongeschikt, des te lager de kans op een baan." (Trouw, 21 januari 2000) Deze bevindingen lijken in tegenspraak met een recent promotieonderzoek, waarin geconcludeerd wordt dat een half miljoen arbeidsongeschikten onnodig een uitkering heeft. Want wat stelt deze promovendus? "Met enkele aanpassingen op de werkplek kunnen deze mensen werken." Onze stelling is dat juist die aanpassingen een grote hindernis zijn, en dan hebben we het niet over een soepele stoel of meer licht. Hoe nuttig deze voorzieningen ook zijn, ze bestrijden slechts een klein gebied van de ziekmakende arbeidsomstandigheden. Aanpassingen die de kansen op arbeidsongeschiktheid door het werk tot een minimum beperken, staan haaks op wat in steeds meer sectoren en steeds meer functies van mensen geëist wordt. Nog los van de vraag welk werk het resultaat van die aanpassingen is, met welk contract en onder welke arbeidsvoorwaarden.

Als met name door vrouwen de oorzaak van hun arbeidsongeschiktheid omschreven wordt in termen van 'slechte werksfeer' en 'geen plezier in het werk', dan is dat geen kwestie van een schouderklopje extra, wat meer gezelligheid of een campagne 'werk is leuk'. Nee, de maat van de mens is volstrekt ondergeschikt aan de maat van de productiedruk. Een ontwikkeling die door het grotere psychische beslag - zorg op maat, coachend leren, levenslang werken, kenniseconomie en de 'klok rond' productie en dienstverlening, - terugslaat op het welbevinden van mensen.

Liberalisering door de staat

Tegen deze achtergrond staan de recent hoog opgelopen discussie over de structuur van het stelsel van de sociale zekerheid en de rol van de 'sociale partners' in het reïntegratiebeleid. Dit beleid is vastgelopen. Dat onder invloed van de bevindingen van de commissie Buurmeijer aan het eerdere verbond van ondernemers en bonden - WAO in plaats van WW - een einde is gemaakt, heeft dat beleid niet uit het slop gehaald. Wat de FNV nu verwacht van een 'nieuwe' privatisering, samen met de ondernemers en uitgevoerd door commerciële reïntegratiebedrijven, is een raadsel.

De oplossing van dit raadsel heeft, volgens ons, veel te maken met de veranderende positie van de vakcentrale(s). Dit geschiedt onder invloed van samenhangende interne en externe processen. Intern wordt de positie van de FNV aangetast door de groeiende macht van twee megabonden. Onderling liggen deze twee nogal eens overhoop, maar samen maken ze steeds meer de dienst uit. Deze ontwikkeling wordt versterkt door het externe proces van decentralisering van het overleg en de onderhandelingen. En daar komt nog eens bovenop dat de nationale staat door de Europese Unie steeds meer in een marktconform harnas wordt gejaagd. Dat beperkt de invloed van de FNV. In een aantal opzichten wordt de beleids- en handelingsruimte van die staat kleiner, maar het restant wordt, gehoorzaam aan de Europese Unie, volgepompt met liberalisering. Anders gezegd: het 'publieke' wordt volgens 'private' beginselen in beleid omgezet. Dat is de lijn van Paars, die door een deel van de Partij van de Arbeid als te 'rücksichtslos' wordt beschouwd: 'de sociale dimensie is onvoldoende' en 'de inkomensongelijkheid is onfatsoenlijk' (Wöltgens, NRC Handelsblad, 6 november 1999). Een lijn waarin De Vries de vakbeweging wil opnemen en waarvoor hij best enig gekraak van het poldermodel overheeft.

De FNV leeft van het poldermodel

De interne en externe 'vernauwing', waarin de vakcentrale verzeild is, is tot nu toe enigszins losgewrikt door het poldermodel. De Waal wil dat woord niet meer horen, maar beseft terdege dat in dit tripartiete overlegmodel het bestaansrecht van de FNV ligt. Een uitspraak in een radio-interview van 4 december 1999 bevestigt dat. Hij verwijt De Vries er een "ouderwetse nationalisering van de uitkeringsfabriek" op na te houden. Hoewel dat - zoals hiervoor betoogd - een wel heel merkwaardige nationalisering is, namelijk marktconform, vindt hij dat één van de drie partijen de macht naar zich toetrekt en zo de consensus bedreigt. Om dat van de daken te kunnen schreeuwen wil hij met de ondernemers best 'één front' vormen. Die ondernemers laten zich dat welgevallen. Voorzitter Schraven van VNO-NCW: "We leggen andere accenten, maar onze conclusie is dezelfde: faliekant tegen." (de Volkskrant, 27 november 1999) Elders zegt Schraven: "De markt is geen ideologisch speeltje maar een feit. Een feit dat ook door de Europese eenwording aan betekenis zal winnen. Voor wat Nederland betreft zien wij dat door meer marktwerking bij overheidsdiensten nog 15 à 20 miljard gulden kan worden bespaard." (NRC Handelsblad, 20 december 1999) VNO-NCW wenst dus privatisering van de reïntegratie van werklozen en arbeidsongeschikten en concurrentie in de uitvoering van de sociale zekerheid. Leve de Arbo-diensten, de verzekeringsmaatschappijen, de banken, de uitzendbureaus en de andere business van de reïntegratiebedrijven. Dat wij van een volwaardige reïntegratie niet veel verwachten, doet niets af aan het belang van VNO-NCW bij een reïntegratie naar haar maatstaven. De beschikbare beroepsbevolking wordt groter, de flexibilisering kan doorgaan en de greep op de arbeidsvoorwaarden neemt toe. Een interessante vraag is, wat de reactie van de FNV zal zijn als VNO-NCW daarin slaagt.

Hoe dan ook, het poldermodel is niet opgeblazen. Binnen het model hebben wat verschuivingen plaatsgevonden. De staat heeft zijn tanden van de markt laten zien. De ondernemers vinden dat best, maar willen dan ook helemaal de baas over die markt zijn. De FNV heeft de rekbaarheid van het poldermodel beproefd en hoopt op een wederdienst van de ondernemers.

Redactie