nr. 94
feb 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Strijd om recht en werk in Amsterdamse haven

Tot de onderste steen boven komt

Als je met 128 man ontslagen bent, omdat er niet voldoende werk is, en je hoort dat de vroegere baas twee maal een waarschuwing heeft gekregen van de Arbeidsinspectie vanwege overtredingen van de Arbeidstijdenwet, en je voert al een juridische strijd tegen dat ontslag en die baas is ook nog je bond, ja dan wordt je nog bozer dan je al was. Want je wist al dat een deel van je vroegere werk regelmatig door koppelbazen wordt overgenomen. En oud-collega's hadden je al verteld dat er af en toe boten wegens gebrek aan personeel een paar dagen stil aan de kant blijven liggen.

Dit en nog veel meer overkomt de inmiddels vijfentwintig ontslagen arbeiders van de Amsterdamse havenpool die via een serie getuigenverhoren, waarmee de Kantonrechter in november 1999 begonnen is, er achter willen komen op grond waarvan zij ontslagen zijn. Door die verhoren zijn ze veel wijzer geworden, maar nog steeds heeft geen enkele opgeroepen getuige mondeling of schriftelijk kunnen aangeven hoe het selectieproces heeft plaatsgevonden dat tot hun ontslag leidde. Wat dat 'schriftelijke' betreft is er nauwelijks nog reden voor verbazing. In een brief aan hun baas, Stichting Personeelsvoorziening Amsterdam Noordzeekanaalgebied (SPAN), schrijft Pricewaterhouse Coopers N.V. Accountants 30 november 1998 naar aanleiding van de controle van de jaarrekening: "Ten tijde van onze controle konden aan ons geen vastgestelde en getekende notulen worden overlegd. Wij hebben geen kennis kunnen nemen van de in de bestuursvergaderingen genomen besluiten."

Schokkend

Over de omvang van het werk heeft een functionaris van Arbeidsvoorziening, die van begin augustus 1998 tot en met 16 juni 1999 manager van SPAN is geweest, een even interessante als schokkende mededeling gedaan. Dat gebeurde tijdens de derde dag getuigenverhoor, 22 november 1999. Om de strekking daarvan te begrijpen, eerst een korte toelichting op de situatie waarover zij sprak. In haar tijd bestond een zogenoemde operationele pool SPANO, waarin 110 mensen een arbeidscontract van onbeperkte duur voor drie dagen per week hadden. Daarnaast functioneerde een Scholingspool SPAN met 140 mensen die een contract kenden van één jaar voor één dag per week. Wat bleek nu? "De planning van SPAN hield met dat gegeven geen rekening. Als mensen van SPANO langer dan hun drie dagen wilden werken, dan kregen ze die gelegenheid. Als er dan nog mensen te kort waren, werd naar mensen in het tweede systeem [bedoeld is de Scholingspool] gezocht."

Bovendien verklaarde deze tijdelijk manager dat ongeveer twintig mensen van SPAN zeer regelmatig voor meer dan een dag werden opgeroepen. Zij waren kennelijk nodig om het beschikbare werk te verrichten, maar stroomden niet door naar SPANO. Haar pleidooi om "het werk eerlijker te verdelen" was het stichtingsbestuur - bestaande uit vijf personen, onder wie drie bondsbestuurders, de werkgever - bekend, maar leidde niet tot beleidsmaatregelen.

Ook op basis van deze uitspraken kan dus vastgesteld worden dat er aanzienlijk meer werk was dan voor 110 mensen bij een contract van drie dagen. Deze conclusie is des te ernstiger, wanneer in herinnering gebracht wordt dat de bond in zijn positie van 'onderhandelaar' in november 1997 een akkoord had gesloten waarin zowel de genoemde doorstroming als de omvang van de contracten zijn vastgelegd.

Aanklacht Congres FNV Bondgenoten

Behalve dat boven tafel is gekomen dat het gevoerde beleid van de werkgever een janboel was en is, is hierover door de bond nooit enig protest uitgesproken. Bovendien vertoont de advocaat van de werkgever, die in andere situaties voor de bond werkt, in de huidige fase van de getuigenverhoren een volstrekt tegenwerkende opstelling. Het laatste voorbeeld daarvan is dat op de vierde dag geen van de opgeroepen getuigen verschenen is. De rechter vond dit "hoogst ongepast" en gaf toestemming deze vier op 28 januari 2000 te dagvaarden. Komen ze dan nog niet, geeft de rechter het bevel tot 'medebrenging' en worden ze opgehaald door de politie; voor alle zekerheid staat de datum al vast. Hoe dit zal uitpakken, is op het moment dat dit artikel geschreven wordt (23 januari) nog ongewis. Wel is duidelijk dat wanneer de advocaat en zijn cliënten een strategie van ontmoediging beogen, deze grandioos mislukt. De vijfentwintig ontslagen poolarbeiders raken in hun regelmatige bijeenkomsten met hun advocaat steeds meer vastbesloten de waarheid te achterhalen en hun recht op te eisen. Op het congres van FNV Bondgenoten, 26-28 januari, zullen ze dat laten merken door een AANKLACHT uit te brengen, die ze afsluiten met de volgende aan de bondsleden gerichte oproep: "Eis een onderzoek. Eis verantwoording van de bestuurders die namens de bond tot het werkgeverdom zijn toegetreden. Eis dat de onderste steen boven komt."

Hans Boot