nr. 97
juli 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Internationaal - neoliberale revolutie via Wereldhandelsorganisatie

Liberalisering van de dienstensector

In nummer 95 van Solidariteit (april 2000) beschreef Kees van der Pijl de triomftocht van het neoliberalisme en de dominantie van de vrije markt als een voortdurende revolutie van rijk tegen arm. Deze revolutie vindt vrijwel ongestoord doorgang. Ze wordt namelijk niet op straat uitgevochten, maar speelt zich af in de beslotenheid van internationale onderhandelingen over de liberalisering van handel en investeringen.

Eén van de locaties waar deze stille contrarevolutie aan de gang is, is de Wereldhandelorganisatie (WTO). De mislukking van de Ministeriële Conferentie van de WTO in Seattle heeft er weliswaar voor gezorgd dat het geplande brede liberaliseringsoffensief van de "Millenniumronde" niet van start kon gaan, maar sinds eind februari zijn handelsdiplomaten in Genève bezig onderhandelingen over verdere liberalisering van de dienstensector in de steigers te zetten. Men verwacht dat de onderhandelingen in 2001 van start gaan en minimaal tot in 2003 zullen duren. Gesproken wordt van GATS 2000, waarbij GATS staat voor General Agreement on Trade in Services. Er liggen voorstellen op tafel om sectoren als onderwijs, gezondheidszorg, huisvuilverwerking en rioolwaterzuivering aan de liberaliseringsdisciplines van het GATS-akkoord te onderwerpen. Daarmee zouden privatisering en deregulering in deze sectoren afgedwongen kunnen worden.

Uitholling arbeidswetgeving

Over de reikwijdte en de mogelijke gevolgen van zo'n verdergaande liberalisering van de dienstensector via de WTO valt veel te zeggen. Hier beschrijf ik de mogelijke bedreiging van de bestaande arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen. Ik ga daarbij niet zozeer in op de gevolgen van privatisering (zie daarvoor de artikelen van Nico Schouten en Harry van Bommel en van Frans Geraedts in nummer 95 van Solidariteit), maar concentreer me op enkele mogelijke effecten van de deregulering - dat wil zeggen: uitholling - van bestaande wetgeving en afspraken inzake arbeid. Ik hoop de lezers van Solidariteit ervan te overtuigen dat het belangrijk is dit op het eerste gezicht nogal technische en saaie onderwerp van de liberalisering van internationale handel in diensten op te pakken. En vervolgens aansluiting te zoeken bij de beginnende internationale campagne tegen de gevaarlijke voorstellen die nu in Genève uitgewerkt worden.

Het gevaar van GATS

Het GATS-akkoord, een raamwerkverdrag voor liberalisering van de handel in diensten, kwam in 1994 in het kader van de vorige onderhandelingsronde van de GATT/WTO (de Uruguay-ronde) tot stand. Doel van dit akkoord is bevordering van de internationale handel in diensten. Op het eerste gehoor klinkt dat misschien onschuldig, maar het tegendeel is waar. Het GATS-akkoord is "in beginsel van toepassing op iedere maatregel van WTO-leden die de handel in diensten beïnvloedt", zoals het Ministerie van Economische Zaken op haar website vaststelt. Als een beleidsmaatregel in een WTO-lidstaat volgens de GATS-raad of een panel dat geschillen beslecht in strijd is met de GATS-regels, moet deze worden aangepast of ingetrokken. Een nieuw GATS-akkoord met verdergaande liberaliseringsafspraken vormt daardoor een directe bedreiging voor democratisch overeengekomen afspraken en beleidsmaatregelen op het gebied van arbeidsrecht, onderwijs, ruimtelijke ordening of sociale en gezondheidswetgeving.

Markt über Alles

Aan de hand van enkele citaten uit werkdocumenten van het WTO-secretariaat zal ik laten zien hoe de voorstellen voor liberalisering van de dienstensector via de GATS de positie van arbeiders dreigen te ondermijnen. In een achtergrondnotitie over zogenoemde milieudiensten*) constateert dit secretariaat dat "de mogelijkheden voor handel in milieudiensten in het verleden beperkt waren, omdat veel van de belangrijkste milieudiensten zoals rioolwaterafvoer en -zuivering en vuilnisophaal en -verwerking door (lokale) overheden werden verzorgd. (...) Deze situatie verandert als gevolg van de druk om milieudoelstellingen op een economisch efficiënte wijze te verwezenlijken." Waarna de neoliberale aap uit de mouw komt: "Vanwege de relatief hoge arbeidsintensiviteit van sommige milieudiensten, zoals het ophalen van huisvuil, wordt de sector sterk beïnvloed door beperkingen op de bewegingsvrijheid van natuurlijke personen. Nationaliteitsgebonden arbeidsvergunningen maken het voor bedrijven onmogelijk om arbeidskosten door internationale rekrutering te minimaliseren. (...) Immigratiebeleid, visumregels en heffingen voor sociale zekerheid hebben ook een directe invloed op deze sector."

In een ander werkdocument**) wordt getornd aan de minimumlonen. Het secretariaat stelt vast dat "minimumloonvereisten niet in strijd lijken te zijn met de GATS-regels voor non-discriminatie van buitenlandse leveranciers van diensten. Maar beargumenteerd zou kunnen worden dat zulke minimumloonvereisten buitenlandse aanbieders van diensten - die ten opzichte van binnenlandse aanbieders in het nadeel kunnen zijn op het gebied van taal en andere relevante zaken - zouden kunnen beroven van hun belangrijkste concurrentievoordeel ten opzichte van de loonkosten van binnenlandse aanbieders".

Met behulp van op het eerste gezicht progressieve taal (non-discriminatie, vrije toegang voor arbeidsmigranten) verhullen de neoliberale 'vrije markt denkers' hun ware doelstelling. Want niet de belangen van arbeidsmigranten staan voorop, maar die van de ondernemers en kapitaalverschaffers: de loonkosten moeten omlaag. Dat verstaat het WTO-secretariaat onder efficiëntie en het 'recht' op arbeidsmigratie. De WTO-teksten suggereren dat arbeidsmigranten geen recht kunnen doen gelden op eenzelfde loon (nog niet eens het minimumloon!) en dezelfde sociale voorzieningen als 'autochtone' arbeiders.

Het beeld dat uit de WTO-teksten opdoemt, is grimmig: een gedereguleerde internationale arbeidsmarkt, waar de onderlinge solidariteit en de bestaande rechten van arbeiders worden ondermijnd om de efficiëntie te dienen. In deze 'brave new world' zal de bewegingsvrijheid van het voorziene internationale zwerfproletariaat wellicht 'geregeld' gaan worden door in lagelonenlanden gevestigde uitzendbureaus.

En in Nederland?

Ook in Nederland zijn de voorbereidingen op GATS 2000 in volle gang. In Den Haag vond maart 1999 de eerste bijeenkomst plaats, georganiseerd door het Ministerie van Economische Zaken en VNO-NCW.***) Daar klaagde een meneer van Ahold, die zich in Brussel bezighoudt met de EU, over belemmeringen in het dienstenverkeer in de EU. Onder andere Frankrijk en Denemarken zouden discrimineren. Buiten de EU, zo zei hij, "zijn dit soort belemmeringen nog veel ernstiger".

De secretaris Internationale Betrekkingen van VNO-NCW stelde de volgende vragen:
"a. In welke sectoren moet Nederland bij voorkeur naar liberalisatie streven? Is de lijst compleet of overcompleet?
b. Welke belemmeringen moeten precies weggenomen worden?
c. Op welke landen richten we ons?
d. Waar kunnen we als EU zelf concessies doen?
e. Welke sectoroverschrijdende onderwerpen zijn voor de Nederlandse dienstenondernemers van belang?"

Internationaal Verzet

Voortbouwend op de succesvolle internationale campagnes tegen het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (1998) en tegen de WTO Millenniumronde (1999) formeert zich nu een internationale campagne om doemscenario's, zoals hierboven beschreven, te voorkomen. Een groot aantal progressieve maatschappelijke organisaties keert zich tegen de WTO en bepleit een andere internationale economische ordening. Een ordening, waarin niet langer handelsbevordering en concurrentiekracht voorop staan, maar mensenrechten (waaronder arbeidersrechten), democratische beginselen, internationale solidariteit en een behoedzame omgang met de natuur. Deze beweging schaart zich rond twee internationale verklaringen: een Europese en een internationale, die (vooralsnog alleen in het Engels) te raadplegen zijn op: http://www.xs4all.nl/~ceo/ebsummit/statement.htm

*) Environmental Services; Background Note by the Secretariat, WTO Council for Trade in Services, 6 juli 1998, doc.code: S/C/W/46
**) Presence of Natural Persons (Mode 4); Background Note by the Secretariat, WTO Council for Trade in Services, 8 december 1998, doc.code S/C/W/75
***)Nationale voorbereiding WTO GATS 2000: Verslag van de eerste bijeenkomst van overheid, bancheorganisaties en bedrijfsleven, Den Haag, 11 maart 1999.

Erik Wesselius (Verbonden aan het Corporate Europe Observatory (CEO); deze, in Amsterdam gevestigde, internationale onderzoeks- en campagnegroep houdt zich bezig met de maatschappelijke bedreigingen die voortkomen uit de economische en politieke macht van het internationale bedrijfsleven)

Belang van de dienstensector

De dienstensector vertegenwoordigt een groot economisch belang. Volgens het Ministerie van Economische Zaken maakte de handel in diensten in 1998 20 procent uit van de totale wereldhandel (1.400 miljard dollar op een totaal van 7.000 miljard) en is de dienstensector verantwoordelijk voor 60 procent (210 miljard dollar) van de jaarlijkse stroom buitenlandse directe investeringen. De Europese Unie (EU) is mondiaal gezien de belangrijkste exporteur van commerciële diensten (26 procent tegenover 22 procent voor de VS en 7 procent voor Japan). In Nederland neemt de werkgelegenheid in de dienstensector bijna 49 procent voor haar rekening. Zij is daarmee één van de hoogste in de hele EU.

De macht van de Wereldhandelsorganisatie

Elke WTO-lidstaat kan een andere lidstaat aanklagen op beschuldiging van schending van één of meer van de GATT/WTO-afspraken. De klacht wordt beoordeeld door een 'geschillenbeslechtingspanel' dat bestaat uit drie internationale handelsexperts. De uitspraak van dit panel kan alleen met instemming van alle WTO-lidstaten worden verworpen. In de praktijk gebeurt dat dus nooit, want dan zou de indiener van de aanklacht bezwaar moeten aantekenen tegen een gunstige paneluitspraak! Zo democratisch is de WTO!

Als het WTO-panel de klager gelijk geeft, moet het veroordeelde land zich naar de WTO-regels schikken door de afgewezen beleidsmaatregel in te trekken of te wijzigen. Als een land dat weigert, heeft de klager het recht aanspraak te maken op handelsconcessies of compenserende strafheffingen.

De kwestie van het Amerikaanse hormoonvlees is een treffend voorbeeld - wie het niet wil eten moet betalen! De Verenigde Staten proberen via de WTO een invoerverbod van de Europese Unie op Amerikaans hormoonvlees onderuit te halen. Volgens de EU is het invoerverbod ingesteld op grond van sterke vermoedens dat het hormoonvlees gevaarlijk is voor de gezondheid. De VS vinden dat onzin en zeggen dat de EU de gezondheidsargumenten gebruikt om een protectionistische maatregel te rechtvaardigen. Een 'geschillenbeslechtingspanel' van de WTO gaf de VS gelijk. Volgens het panel kan de EU geen 'wetenschappelijke bewijzen' aanvoeren dat hormoonvlees gevaarlijk is. Als gevolg van deze uitspraak moet de EU de grenzen voor Amerikaans hormoonvlees openstellen. Maar de EU wil het invoerverbod in elk geval handhaven, totdat een eigen onderzoek naar de gezondheidsrisico's van hormoonvlees is afgerond. Volgens de WTO-regels moet de EU de VS dan compenseren voor de door het invoerverbod geleden 'economische schade'. En dus betaalt de EU momenteel 117 miljoen dollar strafheffing per jaar aan de VS om dat vlees buiten de grenzen te houden.