welkom boeken inhoud |
Zowel Willem Agenant als Ria Hermanussen zijn al ingegaan op de positie van de ondernemingsraad (OR) in relatie met de vakbeweging. Ik zal me dan ook beperken tot de OR in de gezondheidszorg en dan met name tot de direkte betrokkenheid in het arbeidsvoorwaardenbeleid, vanouds het terrein van de vakbeweging, in mijn geval de AbvaKabo. Lian Smeekens Een OR in de gezondheidszorgDe organisatiegraad in de gezondheidszorg is zo’n 20 procent. Hoewel dit eigenlijk niet eens zoveel afwijkt van het gemiddelde in de nederlandse verhoudingen, is er nauwelijks sprake van een vakbondstraditie. Veel mensen zijn georganiseerd in kategorale bonden, die zich al jaren sterk profileren. Mede hierdoor is de positie van de AbvaKabo zeker niet krachtig te noemen. Pas sinds enkele jaren poogt de AbvaKabo te komen tot de oprichting van regionale gezondheidsgroepen. Dat wil zeggen groepen van vakbondsleden per regio over de verschillende instellingen heen. Gelijkertijd probeert de bond op het nivo van de instelling het zogenaamde instellingsledenwerk van de grond te tillen. Dit laatste is vergelijkbaar met de bedrijfsledengroepen in de industriële sektor. PrestatieloonDe werkgevers in de gezondheidszorg zijn traditioneel beter georganiseerd dan de werknemers. Ze hebben zich verenigd in de Nationale Ziekenhuisraad (NZR). Evenals in andere sektoren laten ze steeds vaker de wens horen de CAO te willen uitkleden. Gelijkertijd proberen ze steeds meer met de OR te onderhandelen over zaken die volgens mij tot het gebied van de vakbeweging behoren. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in het principe-akkoord dat in mei 1988 is bereikt tussen de werknemers- en werkgeversorganisaties over een nieuwe CAO voor het ziekenhuiswezen. Ter illustratie citeer ik uit een direktieverslag van de instelling waar ik werk: “De NZR-onderhandelingsdelegatie is het gesprek ingegaan met de wens de regeling dusdanig te verruimen dat deze meer beleidsruimte biedt, hetgeen flexibiliseringseffecten ten goede komt.” Hoewel de vakbondsleden zich nog niet over het principe-akkoord hebben uitgesproken, lijken de grote lijnen vast te liggen. Ze zijn naar mijn mening tekenend voor de wens de CAO uit te hollen en voor de strategie van de werkgevers naar grotere flexibiliteit en grotere differentiatie. Zo is er in het principe-akkoord sprake van meer ruimte voor toeslagen bij een bijzondere funktievervulling, hetgeen kan leiden tot prestatiebeloning. Nu is zo’n toeslag altijd al een moeilijk punt geweest in de gezondheidszorg. Er is nooit gewerkt met beoordelingsgesprekken, omdat het zeer problematies is om het werk van verpleegkundigen te beoordelen. Eigenlijk vormt dit gegeven de grondslag voor de jaarlijkse periodiek, tot een bepaalde leeftijd, voor alle werknemers in de gezondheidszorg. Prestatieloon zal dit principe gaan doorbreken. Wat ik me daarbij afvraag is, hoe die prestatie gemeten kan worden. Is die afhankelijk van het kleine aantal mensen dat op jouw afdeling sterft of van het grote aantal dat genezen naar huis gaat? Meer via de ORVerder zal een aantal regelingen in de CAO vereenvoudigd gaan worden. Bijvoorbeeld de verlofregeling, de ATV-regeling en de regeling van het aanstellingsbeleid. Prima wat mij betreft, als het daarmee voor werknemers gemakkelijker wordt vrij te nemen als ze dat willen. Of gaat het de kant op, die het al jaren opgaat, dat bijzondere vrije dagen (bijvoorbeeld bij bruiloften of begrafenissen van familieleden) afgeschaft zijn en de direktie de mogelijkheid heeft daarvoor slechts een verlof- of ATV-dag toe te kennen? Hetzelfde geldt voor artsenbezoek en studie. Eén van de gevolgen is in ieder geval dat er per instelling een steeds groter verschil zal gaan komen in de sekundaire arbeidsvoorwaarden, omdat meer zaken per instelling geregeld kunnen worden. Deze zaken hebben konsekwenties voor de OR. Weliswaar is het zo dat ook nu al werkgevers instemming dienen te vragen aan de OR, bijvoorbeeld bij een wijziging van het beloningssysteem of aanstellingsbeleid; toch is er volgens mij wel wat nieuws onder de zon. Goed, werkgevers zijn nooit de grootste vrienden van de vakbeweging. Maar ze ontwikkelen wel een nieuwe lijn door meer te willen regelen via de OR en minder met de vakbeweging. Tot de vakbonden daar zijn aangeland waar de bloedserieuze fraktievoorzitter van het CDA, De Vries, en met hem voorzitters van verschillende werkgeversorganisaties de bonden willen hebben. Namelijk de degradatie tot alleen dienstverlenende organisaties, die samen met de werkgevers een flexibele arbeidsorganisatie moeten opbouwen. De konkrete invulling van het arbeidsvoorwaardenbeleid wordt dan naar de OR geloodst. Beperkingen ORDe vraag is of de OR in de gezondheidszorg in staat is via onderhandelingen met de direktie tot bevredigende belangenbehartiging voor de werknemers te komen. Naast het gegeven dat veel OR-en een min of meer slapend bestaan leiden, zit je ook met het feit dat OR-leden loonafhankelijk zijn en daardoor niet tot het uiterste durven te gaan. Onderhandelen met je broodheer kan een ontzettend moeilijke positie zijn voor mensen. Verder zijn van invloed het ’bedrijfsegoïsme’ dat veel OR-leden kennen, en de beperkte machtsmiddelen van de OR in vergelijking met de vakbond. En dan zijn er ook nog OR-leden - met name binnen de gezondheidszorg - die de OR zien als instituut van het bedrijf, waarin samen met de direktie het bedrijfsbelang gediend moet worden. Ook als dat ingaat tegen de belangen van de werknemers. Tot slot noem ik een tweetal specifieke beperkingen voor de gezondheidszorg. De vrij jonge traditie van de OR, er is pas sprake van sinds de wet van 1971, en het indringende gegeven van de belangen van de patiënten, die vaak de eigen belangen naar de zijlijn drukken. Ondermijning positie AbvaKaboGevolg van dit alles is dat er veel onderbezette OR-en funktioneren, vaak met weinig faciliteiten en deskundigheid en beslist onvoldoende steun van de bond. Ik vind het bijvoorbeeld heel betreurenswaardig dat onze regiobestuurder tot op heden meer kontakt heeft met de direktie dan met ons. Minstens zo betreurenswaardig is dat de bonden bij de laatste CAO-onderhandelingen de OR naar voren hebben geschoven. Daarbij wezen ze op de noodzaak de OR meer ruimte te geven voor een eigen invulling van het beleid op het nivo van de instelling. Dus eigenlijk zie je dat de AbvaKabo de OR een hoge prioriteit geeft, nog voordat het vakbondswerk binnen de gezondheidszorg een voet aan de grond heeft. In mijn ogen ondermijnt mijn bond, de AbvaKabo, zijn eigen positie als mogelijke behartiger van de belangen van de werknemers. Willem Agenant heeft in nummer 28 van Solidariteit een uitspraak gedaan waar ik me goed in kan vinden en die hier op neer komt: een OR, die de WOR (Wet op de Ondernemingsraden) gebruikt om te komen tot een goed stuk bedrijvenwerk in de instelling, zal de vakbeweging niet uitschakelen als onderhandelingspartner, maar zal juist opereren als vakbondsinstrument. Daarvoor is het wel nodig dat de bond eerst een stevige voet tussen de deur heeft. Voor zover mij bekend, is daarvan nauwelijks sprake in de gezondheidszorg. |