welkom
extra
Solidariteit

Na een lange sluimering barstte het protest los

Egypte op een keerpunt?

Joel Beinin 1

De schrijver analyseert gedetailleerd de huidige situatie in Egypte. Hij gaat in op de rol van de verschillende 'oppositiegroepen' als ook op de belangrijke rol van de arbeidersprotesten in de afgelopen jaren. Over die protesten berichtte Solidariteit tweemaal eerder in het afgelopen anderhalf jaar. 2

Als het regime van de Egyptische president Hosni Mubarak valt, dan lag het keerpunt halverwege de middag van 28 januari 2011. Na het vrijdagmiddaggebed hielden de politie en de centrale veiligheidstroepen (Central Security Forces) de demonstranten nog enige uren succesvol weg uit het centrum van Cairo. Rond twee uur 's middags braken 20.000 demonstranten door de blokkades. Ze namen de Qasr al-Nilbrug in die Giza en Zamalek verbindt met het Tahrir plein, het hart van het Cairo's centrum. Twee uur later stond het hoofdkantoor van de heersende Nationale Democratische Partij (NDP), geleid door Mubarak, in lichterlaaie.

People's Assembly Street demonstratief veranderd in People's - Street. Het staatnaambordje "People's Assembly Street" is demonstratief veranderd in "People's - Street."

Roep om verandering

Eerder op de middag bestormde een menigte het regionale NDP-hoofdkantoor in de stad Isma'iliyya aan het Suez kanaal. Hetzelfde gebeurde in de hoofdstad van de Nijldelta provincie, Mansura. Het provinciale hoofdkantoor in Fayyum stond enkele uren daarna ook te branden. Honderdduizenden demonstranten in het hele land trotseerden de door het regime ingestelde avondklok van zes uur en bleven gedurende de nacht op straat. In Alexandrië, Egyptes tweede stad, verdreven demonstranten de politie en veiligheidstroepen uit de stad. Tegen de tijd dat Mubarak die avond de natie toesprak en aankondigde dat hij het ontslag van het hele kabinet zou aanvragen, begon het leger in de grotere Egyptische steden al de verantwoordelijkheid voor de veiligheid over te nemen.

De doelwitten van woedende menigtes zijn zelden toevallig. In dit geval onderschreven de aanvallen op kantoren van de heersende partij en andere overheidsgebouwen in Alexandrië, Suez en Tanta één van de belangrijkste leuzen van de demonstranten: "Het volk wil een einde aan het regime". Geen hervorming en terugtreding van het kabinet dat toch slechts een technocratisch en administratief lichaam met beperkte macht is, maar een 'regime change' en een overgang naar democratie die alleen kan beginnen met het aftreden van president Mubarak.
Economische eisen waren prominent aanwezig op 25 januari, "De Dag van Woede", die het begin van de protestbeweging inluidden. Binnen enkele dagen richtten de demonstranten zich op het totale, autocratische regime, wiens onderdrukking ondraaglijk was geworden. Sinds 28 januari is de roep om verandering van het regime alleen maar luider geworden.

Politieke oppositie zonder invloed

Eén van de meest opmerkelijke aspecten van de Egyptische Intifada is dat er geen leiderschap aan te wijzen is. Veel van de buitenparlementaire oppositiefiguren van het afgelopen decennium deden mee en spraken met de media. Maar ze bezaten geen organiserende of leidende rol. Het overgrote deel van de deelnemers aan de demonstraties behoort niet tot een politieke of religieuze partij of beweging en heeft ook niet eerder meegedaan aan openbare politieke activiteiten.
Zoals gebruikelijk, hadden de Egyptische oppositiepartijen geen enkele invloed. De zogenaamde linkse Tagammu Partij weigerde de demonstraties goed te keuren uit waardering voor de politie (25 januari is de nationale politiedag in Egypte). De Wafd Partij die vooral het zakenleven ondersteunt, nam nooit een duidelijke stelling in. De leider van de Ghad (Morgen) Partij, Ayman Nour die 7 procent van de stemmen won tijdens de presidentiële verkiezingen in 2005, steunde de demonstraties wel. De fysiek nogal zwakke Nour werd in elkaar geslagen door de politie en eindigde op 25 januari in het ziekenhuis. Zijn partij is echter intern verdeeld en niet bijzonder populair.

De Moslim Broederschap wordt in het algemeen gezien als de grootste en best georganiseerde oppositie in het land. Ze deed niet mee aan de demonstraties van 25 januari, maar enigszins verlaat, op 28 januari wel. Misschien dat er door dit geaarzel bijna geen islamitische inhoud aan de demonstraties is gegeven. De toon was vooral nationalistisch en seculier.
De winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede en het voormalig hoofd van het Internationale Atoom Agentschap, Muhammad El-Baradei, gaf ook geen steun aan de demonstraties van 25 januari. Hij sloot zich pas bij de beweging aan, toen hij zag dat de demonstraties groter en succesvoller waren dan verwacht. Sindsdien heeft hij gezegd dat "als het volk, vooral de jongeren, willen dat ik de overgang leidt", hij hen niet in de steek zal laten.
Ondanks zijn late steunbetuiging en eerder onregelmatig en ineffectief optreden, is El-Baradei wel naar voren gekomen als de symbolische leider van de beweging. Hij is vooral populair onder de jongeren en wordt gezien als iemand die 'schoon' is en Egypte een goed gezicht zou geven naar de internationale gemeenschap. De Moslim Broederschap steunt El-Baradei als 'overgangspresident'. Dit is een handige keuze, omdat hij verkiezingen zou organiseren en de Broederschap zou toestaan daaraan, samen met alle andere politieke stromingen, mee te doen.

Akties mederwerkers gedeeltelijk geprivatiseerde Telecom Egypt Company Ongeveer 5000 medewerkers van de gedeeltelijk geprivatiseerde Telecom Egypt Company demonstreerden opnieuw in de Ramses Street

Einde geduld

Een maand geleden, toen de Tunesische opstand al in alle heftigheid bezig was, voorspelden zelfs de slimste politieke analisten niet dat Egypte aan de vooravond stond van de grootste volksopstand sinds het tijdperk van de Britse bezetting (1882-1954). Velen wezen terecht op de belangrijke verschillen tussen de twee landen. Egyptes inwoneraantal, 81 miljoen, is acht keer zo groot als dat van Tunesië. Het interne veiligheidsapparaat telt meer dan een miljoen mensen. De voormalige Tunesische president Zein al-Abidin Ben Ali regeerde met harde hand. President Mubarak daarentegen maakte heel handig gebruik van het spel met beperkte vrijheden, coöptatie, verdeling van de oppositie en combineerde dat met een repressie die varieerde van een fluwelen hand tot ijzeren vuist. Dit gaf enige kansen, vooral aan intellectuelen, om hun politieke grieven te uiten en stoom af te blazen. Daarbij hebben de Egyptenaren de reputatie politiek apathisch te zijn en hun lijden geduldig te ondergaan. Het lijkt erop dat hun geduld ten einde is.

Jongeren en sociale media

De analyse van de meeste massamedia richtte zich ter verklaring van de Egyptische opstand op twee factoren. Ten eerste, de voorbeeldfunctie van het Tunesische protest. Ten tweede, de nieuwe mogelijkheden om te mobiliseren met behulp van de 'Web 2.0' sociale media: blogs, Facebook, Twitter, Flickr enzovoort. Sommigen spraken ook over de relatief vrije stroom van informatie binnen de Arabische wereld als gevolg van de satelliet televisiestations, vooral Al Jazeera and Al Arabiyya.
Dit zijn ongetwijfeld delen van de verklaring. Maar Al Jazeera zendt al uit sinds 1996. Ze was de 'cheerleader' van de Tunesische opstand, maar traag bij de verslaggeving van de gebeurtenissen op 25 januari. Waarschijnlijk, zo wordt gedacht, onder druk van de beschermheer van het station, de emir van Qatar. Daarna maakte Al Jazeera in de berichtgeving de verloren tijd meer dan goed. Tenminste, totdat haar verslaggevers op 30 januari werden opgepakt en hun camera's in beslag genomen. Mobiele telefoons, veel meer dan Facebook en Twitter gebruikt voor politieke mobilisatie, zijn al sinds 1998 beschikbaar in Egypte. Blogs en Facebook staan overigens ook al enkele jaren in dienst van politiek werk. Op 28 januari was er geen internettoegang in Egypte en bleken de mobiele telefoonnetwerken afgesloten.

De precieze timing van de Egyptische opstand was niet voorspeld en ook onvoorspelbaar. Maar geplaatst in een historische context, komt een aantal structurele oorzaken tevoorschijn die de gebeurtenissen minder verassend maken en de betekenis van modieuze factoren als de sociale media enigszins verminderen.
Deze opstand is grotendeels door de jeugd ontstaan. Meer dan de helft van de Egyptische bevolking is jonger dan de dertig jaar die Mubarak nu aan de macht is. De jongeren uit de middenklasse kunnen eenvoudigweg niet trouwen en een gezin onderhouden, wanneer ze enkel afhankelijk zijn van inkomen uit werk (als ze al werk hebben). De werkloosheid is het grootst onder jongeren die, na afronding van hun hoger onderwijs, net de arbeidsmarkt betreden.
Deze jeugd die werkloos is of geen volledige of passende baan heeft, kiest vaak voor enkele jaren werk in het buitenland om genoeg te sparen voor de koop en inrichting van een huis, de absolute voorwaarde voor een middenklasse huwelijk.

De Facebook pagina van de 6 april jeugdbeweging die door de commentatoren grote aandacht kreeg, telt zo'n 100.000 leden. Haar aanwezigheid op internet is aanzienlijk groter dan in de stadsbuurten en plattelandsdorpen waar het aantal computers beperkt is en analfabetisme veel voorkomt. De beweging is echter wel nauw verbonden met Muhammad El-Baradei en dit zou haar een goede positie kunnen geven bij elke zich mogelijk voordoende overgangsvorm naar een nieuw regime.

Acties edewerkers van de Algemene Ziekenkosten Verzekering Autoriteit Honderden medewerkers van de Algemene Ziekenkosten Verzekering Autoriteit voeren actie voor betere lonen, contracten, bonussen en arbeidsomstandigheden.

Armoede en protest

Al sinds 1991 is sprake van een neoliberale herstructurering met een indrukwekkende economische groei. Onder het recentelijk ontslagen kabinet, in juli 2004 geïnstalleerd, was het zo'n 5 procent per jaar. De bovenste lagen van de middenklasse en de elite hebben hiervan de vruchten geplukt. Slechts weinig kwam ten goede aan de overige delen van de bevolking. Volgens de Wereldbank leeft meer dan 40 procent van de Egyptenaren op of rond de armoedegrens. De voedselprijzen zijn omhoog geschoten. De lonen van de meeste blauwe en witte boorden arbeiders zijn als gevolg daarvan niet voldoende om een familie te onderhouden. De bezuinigingen op de overheidsuitgaven hebben het sociale vangnet kapotgemaakt dat werd opgezet onder het autoritaire, populistische regime van Gamal Abdel Nasser. Overgebleven is een autoritaire kleptocratie.

Het afgelopen decennium tolereerde het regime sociale mobilisatie rond verschillende politieke en economische kwesties. Voor de buitenlandse politiek waren er (volks)comités en demonstraties uit solidariteit met de tweede Palestijnse Intifada in 2000-2002 en tegen de Amerikaanse invasie van Irak in 2003. Mubarak steunde de invasie weliswaar niet, maar stelde tevens zijn bondgenootschap met de Verenigde Staten niet op de proef.
In 2005-2006 riep de Egyptische beweging voor verandering (beter bekend onder de naam Kefaya of Genoeg) Mubarak op niet mee te doen aan de presidentiële verkiezingen van 2005 (hij deed het wel); zijn zoon niet klaar te stomen voor de opvolging (leek tot 28 januari wel te gebeuren); de macht van de uitvoerende arm van de overheid te beperken (aantoonbaar uitgebreid door grondwetswijzigingen in 2005) en een einde te maken aan de noodtoestand die sinds 1981 in werking was (verlengd). In het voorjaar van 2006 was er bovendien een sterke campagne om de onafhankelijkheid van de Egyptische rechterlijke macht te steunen. Deze was veel breder dan Kefaya die later in 2006 (rond de Libanese oorlog) aan kracht verloor.

Onafhankelijke vakbonden

Misschien was er nog wel iets veel belangrijker dan de genoemde factoren. Sinds 1998 is er een groeiende golf van stakingen, sit-ins, demonstraties en andere door arbeiders gevoerde acties. Deze uitbarsting kende een enorme piek na de versnelde invoering van het neoliberale beleid door de 'regering van zakenlieden' die in juli 2004 aantrad. Meer dan twee miljoen arbeiders hebben in deze periode meegedaan aan meer dan drieduizend collectieve acties. Ze kregen een aantal substantiële economische eisen ingewilligd. De overheid kwam terug op haar beloftes zodra ze maar dacht ermee weg te kunnen komen, maar dit leidde meestal tot hernieuwde stakingen en arbeidersprotesten.
Ongeveer 40 procent van de collectieve acties vond plaats in de private sector, waar maar weinig lokale vakbondscomités zijn. Dit is een hele nieuwe ontwikkeling. De belangrijkste politieke vooruitgang voor de arbeiders in deze periode was de oprichting van twee onafhankelijke vakbonden. In 2008 de algemene bond van ambtenaren van de 'belastingdienst vastgoed' (General Union of Real Estate Tax Authority Employees, RETA) en in december 2010 de algemene bond voor technici in de gezondheidszorg (General Union for Health Technicians, GUHT). De overheid zag zich bovendien gedwongen het minimumloon te verhogen naar 400 Egyptische ponden (zo'n 50 euro) per maand. Dit is nog steeds onvoldoende, maar wel bijna vier keer zoveel als het was.

Acties algemene bond van ambtenaren van de 'belastingdienst vastgoed' Leden van de onafhankelijk algemene bond van ambtenaren van de 'belastingdienst vastgoed' protesteerden tegen de Egyptische vakbondsfederatie en haar corrupte voorzitter, Hussein Megawer

Satelliet TV-stations

Een persverklaring van 30 januari onderstreepte het belang van de arbeidersprotesten van het afgelopen decennium. De twee onafhankelijke vakbonden en arbeidersvertegenwoordigers van een tiental fabriekssteden verklaarden dat ze een nieuwe vakbondsfederatie zullen vormen [inmiddels gebeurd, herre 3]. Deze zal onafhankelijk zijn van de bestaande Egyptische vakbondsfederatie (Egyptian Trade Union Federation, ETUF) die sinds de oprichting in 1957 als verlengde arm van het Egyptische regime fungeerde. Dit is de eerste poging om een nieuwe organisatie op te bouwen, gebaseerd op een volksbeweging. Een revolutionaire daad, aangezien dit volgens de Egyptische wet illegaal is.

Van al deze gebeurtenissen werd verslag gedaan door de private pers die in het voorjaar van 2004 opbloeide met de vestiging van al-Masry al-Youm (de Egyptische Vandaag). Redacteuren die te oppositioneel waren, zijn soms gevangen gezet, bekeurd of in elkaar geslagen. Het enorme publieke bereik dat de satelliet televisiestations wisten te vinden, heeft de repressie tegenover de lokale media minder doeltreffend gemaakt. Hun invloed is van grote betekenis, omdat de oplage van de meeste kranten en tijdschriften beperkt is. Al-Masry al-Youm is met honderdduizend kranten per dag de grootste, maar overschrijdt de grenzen van de liberale en vrijzinnige oppositie niet.

Als gevolg van deze ontwikkelingen is de barrière van angst, essentieel voor het machtsbehoud van een autocratisch regime, al ruim voor januari 2011 doorbroken. Wat nog slechts ontbrak, was dat het Egyptische volk dit moest begrijpen. Op 28 januari gebeurde dat. Hoe het verloop van de komende dagen en weken ook zal zijn, het regime van Mubarak zal deze geest niet in de fles terug krijgen.


1 Oorspronkelijke titel: "Egypt at the tipping point?", 2 februari 2011 - zie: subprole.blogsport.de/2011/02/02/joel-beinin-egypt-at-the-tipping-point Joel Beinin (Donald J. McLachlan) is hoogleraar Geschiedenis en hoogleraar Geschiedenis van het Midden-Oosten, Stanford University. Van 2006 tot 2008 was hij hoofd van de Midden-Oostenstudies en hoogleraar Geschiedenis aan de American University in Cairo. Vertaling/bewerking: Herre de Vries (terug)
2Bonden laten Egyptische arbeiders in de steek (18 juli 2010) en In afwachting van legalisering: toenemende politisering (22 november 2009) (terug)
3 labornotes.org/2011/02/egypt-today-strikers-took-center-stage (terug)